Drie Verdi Opera’s

Als u dit leest ben ik er effe niet….. ik ben in Hamburg…. Maar liefst drie Verdi-opera’s staan er op het programma dit weekend. Vanavond (zaterdag de 16de) zitten we bij ‘I due Foscari’, gisteren hebben we als het allemaal klopt ‘La battaglia di Legnano’ gehad en morgen staat ‘I Lombardi’ op het programma. Maandag reizen we weer terug naar Nederland.

‘Verdi im Vizier’ heet dit serietje in Hamburg. Het gaat namelijk om de drie politieke opera’s van Giuseppe Verdi. Ook wel de Risorgimento-opera’s genoemd. Verdi schreef ze met in zijn achterhoofd de politiek van die tijd: Italië was druk bezig zich los te maken van de overheersers en dat ging niet zonder slag of stoot.

Ik kan me een schilderij herinneren dat op Sant‘Agatha hangt (Verdi’s landgoed, vlakbij Busseto) waarin hij met slaapmuts op en een geweer in de hand bij de grenzen van zijn landgoed staat: klaar om het te verdedigen als nodig. Ik moest er een beetje om grinniken: de beroemde componist die in nachthemd het land staat te verdedigen. Voor zover ik weet zijn er geen schoten gevallen die nacht.

Ik zal u niet vermoeien met lange verhandelingen over de politieke verhoudingen in Italië. Daar is het hier de plaats niet voor en dat kunnen anderen beter.

Maar dat deze drie opera’s invloed hebben gehad op de gebeurtenissen rond de eenwording van Italië staat als een paal boven water. Verdi’s naam werd op de muren gekalkt als zijnde de afkorting van Vittorio Emmanuele, Re D’Italia, Verdi zat in het parlement en kwam er zelfs opdagen, een tijdlang…. Kom daar in de tweede kamer eens om… en hij was – zie hierboven – bereid zijn land desnoods met geweld te verdedigen.

Het Slavenkoor uit Nabucco is lang méér het Volkslied van Italië geweest dan het ‘Inno di Mameli, (door republikein Goffredo Mameli gecomponeerd).

Affijn, laten we naar de plot van I Due Foscari gaan en er een mooie aria uit zoeken die we kunnen bespreken.

Het libretto van de opera is gebaseerd op een historisch toneelstuk ‘The Two Foscari’ van Lord Byron en de opera ging in première in het Teatro Argentina in Rome op 3 november 1844.
Het verhaal is tamelijk eenduidig, dat is wel eens anders bij opera’s van Verdi.

Het gaat over de doge van Venetië, Francesco en zijn zoon Jacopo.

De leden van de senaat en de Raad van Tien vergaderen in het paleis van de Doge. Jacopo, de zoon van de Doge, wordt beschuldigd van moord. Zijn vrouw Lucrezia pleit voor zijn onschuld, maar wordt niet geloofd en de senaat bekrachtigt het vonnis. De doge is diepbedroefd maar niet in staat in te grijpen.

Jacopo ontwaakt in de armen van Lucrezia in de gevangenis. Zijn vader komt in zijn officiële functie van Doge het vonnis aan zijn zoon mededelen, waarbij Loredano, zijn tegenstander, die de Raad van Tien tegen hem en zijn zoon heeft opgezet, triomfantelijk toekijkt.

In de raadskamer van het paleis wordt het vonnis nogmaals bevestigd door de Raad.

De oude doge treurt om zijn zoon. hij ontvangt een brief waarin de werkelijke moordenaar zijn daad bekent. maar het is al te laat. Het vonnis is voltrokken. Loredano en zijn medestanders halen de doge over zijn functie neer te leggen. Hij sterft aan een gebroken hart.

In het filmpje een werkelijk prachtige Leo Nuci, die hier een vermoeide, gebroken oude man neerzet. Door zijn fabelachtige techniek zingt Nuci nog steeds, terwijl hij toch al heel wat jaartjes telt….. hij is 71 !

De oude doge Francesco breekt hier. Zijn zoon is onschuldig ge-executeerd en hemzelf wacht slechts het graf. Kijk hoe tegenstrijdig beide energie-stromen zijn. Je moet een stevige partij zingen, maar in de rol sterf je aan een gebroken hart. Het publiek mag niet merken dat je al je energie aanwendt om hier goed doorheen te rollen. Mooi dat het slotapplaus er nog opstaat: het komt hem toe! Hij moest een beetje bijkomen, zag u dat? En ik moest een klein beetje lachen (een klein beetje maar) om die sokjes…

Hieperdepiep Bryn Terfel

Vandaag is mijn favoriete (nou ja, één van mijn favoriete) baritons jarig. Bryn Terfel. Hij wordt 48, voor een bariton in zijn sterke jaren: lichamelijk sterk en geestelijk wijs (nou ja: wijzer dan eerder….). Ik schreef al eens eerder over hem in andere verbanden, maar nog niet ter gelegenheid van zijn verjaardag.

Bryn Terfel Jones werd geboren op 9 november 1965 in een dorp in Noord-Wales, als zoon van een boer. Grappig: zijn eerste taal is het Welsh. Dat heeft hem waarschijnlijk geholpen bij het leren van andere vreemde talen: hij zingt accentloos Duits en Italiaans en heeft een makkelijke rollende r, iets waar veel Engelsen moeite mee hebben. In 1984 ging hij in London aan de Guildhall School of Music zang studeren, hij studeerde met vlag en wimpel af in 1989, prijswinnend: the Kathleen Ferrier Memorial Award en the Gold Medal waren de zijne. In datzelfde jaar leerde ik hem kennen (nou ja, overdrachtelijk bedoeld dan: hij kwam op tv). Hij won namelijk, de ‘Liederprijs’ van het Singer of the World concours in Cardiff. Een andere bariton met looks en stem won dat jaar de eerste prijs van dat prestigieuze festival: Dmitri Hvorostovsky.

Een jaar later debuteerde hij aan de opera: als Gugliemo in Mozart’s ‘Cosí fan tutte’ en toen ging het in sneltreinvaart. Mozart was (en is nog steeds) ‘zijn ding’. Grappig, want Mozart componeert niet echt voor een stem, sterker nog: hij is tamelijk onvriendelijk voor zangers. In Terfel’s geval lijkt hij zijn bariton-partijen voor hem geschreven te hebben: ze lijken makkelijk en naadloos te passen op dat grote baritonlijf. Terfel krijgt ineens een bijna ballet-achtige elegantie als hij Mozart zingt.
De laatste jaren doet Terfel verstandige dingen voor zijn carrière: hij zingt veel cross-over repertoire en hij maakt voorzichtige uitstapjes naar het grotere stemmen-repertoire: Scarpia in Tosca (weergaloos!), de kleinere Wagner-rollen, Verdi’s Fallstaff (ook al weer op het lijf geschreven). Hij zingt geweldig en genuanceerd het Liedrepertoire; die prijs in 1989 was niet voor niks.

Hij heeft een neus voor het organiseren van prachtige festivals en is er vaak bij als er Groot-Britannië iets feestelijks georganiseerd wordt.
Een paar jaar geleden las ik ergens dat hij aan stoppen dacht en de schrik sloeg me om het hart. In mijn column van toen heb ik het hem verboden: je stopt niet als de goeie jaren nog moeten komen, ben je belazerd… Met zijn fenomenale techniek en zorgvuldigheid waarmee hij zijn stem behandelt kan hij nog heeeeeel lang mee. Ik hoor er niks meer over, over dat stoppen. Zou hij toch Nederlands lezen? Grapje lieve lezers, grapje, dat u niet denkt dat Vocalies omhoog aan het vallen is…

Bryn Terfel blijft reclame maken voor Wales, zijn geboorteland en de taal en cultuur van dat land. Hij weet zijn privé-leven aardig af te schermen voor de paparazzi (gelijk heeft-ie).
In 2000 begon hij het Faenol Festival – vlakbij Snowdonia – te organiseren. In de volksmond heet het daar ‘BrynFest’. Hij nodigt er beroemde opera-zangers uit, maar ook populaire artiesten uit Wales. En hoewel het festival af en toe in zwaar (financieel) weer verkeert schijnt het nog steeds gehouden te worden… Dus ophouden???? Geen sprake van!

In het filmpje Bryn Terfel met ons goeie ouwe Koninklijk onder leiding van Edo de Waard. Ik had kunnen kiezen voor Wagner, voor Verdi, voor Mozart, maar dit mooie, eenvoudige lied (met een eenvoudige en zeer eenduidige boodschap….) werd het. Let op de aparte manier waarop hij zijn m-en en zijn n-en van elkaar onderscheidt en luister hoe perfect zijn dictie is; hij prikt zorgvuldig en zeer weloverwogen precies door het orkest. Heerlijk! Zoek vooral zelf op YouTube: er staat heel veel op, vooral zijn slechterikken zijn legendarisch.
Many happy returns dear Bryn!

Bloed aan je handen…

Het gaat beginnen. Nadat ik me afgelopen zomer intens heb beraden over hoe mijn arbeidzame toekomst eruit moet gaan zien en ik daar met trillend hart een paar nieuwe passen heb gezet gaat het spel op de wagen. Ik ga mij bekwamen in het vak van begeleidster van opera- en cultuurreizen.

Morgen mag ik – eerst als gast – mee met Musico naar Essen, naar de opera Macbeth. Omdat het Verdi-jaar is (het is 200 jaar geleden dat hij geboren werd) wordt er dit jaar veel aandacht aan hem besteed. Smullen voor mij, want hij staat torenhoog in mijn rijtje favoriete componisten. Hij strijdt eeuwig met Puccini om de eerste plaats en de grap is: als ik veel Puccini hoor dan staat die op nummer één en als ik veel Verdi hoor, dan stijgt die weer met stip. Ik laat het maar zo: ik kan optimaal van de composities genieten en daar gaat het tenslotte om, nietwaar?

Verderop in november genieten we in Hamburg van Verdi’s drie zogenaamde Risorgimento-opera’s: La battaglia di Legnano, I due Foscari en I Lombardi. Tegen die tijd ga ik u lekker vertellen wat dat allemaal betekent, kunnen we lekker nog meer genieten van Verdi.

Overigens geeft Brava een Verdi-cursus, waar die onderwerpen ook allemaal uitgebreid behandeld worden door Remco Roovers, bariton en muziekwetenschapper. Kijk maar eens of u naar een van de avonden kunt: nog meer smullen.

De afgelopen weken hebben we hier al eens vaker over hysterie gesproken en waarom zouden we daar niet nog even mee doorgaan, tenslotte is 2013 het Verdi-jaar.

Over het plot kan ik kort zijn: de opera gaat over de veldheer Macbeth van Schotland, die koning wil worden. Hij gaat de weg van de blinde ambitie, daarbij geholpen door zijn, zo mogelijk nog ambitieuzere echtgenote. Onnodig te zeggen dat ze een zekere dood tegemoet gaan. Wat interessant is in deze opera zijn de voorspellingen van de heksen. Regisseurs kunnen zich daarbij uitleven, in 1986 was er een film van de opera, waarin de heksen naakte, blauw geschilderde vrouwelijke wezens waren, die uit mest en kadavers kwamen gekropen en hun voorspellingen deden. Tegenwoordig bij series als ‘The walking Death’ en Dexter zijn we een beetje gewend aan gruwelijke beelden, maar toen vond ik het buitengewoon intrigerend. Je zal maar in zo’n koor zingen en het live op toneel moeten doen… Ik dwaal af…
Er wordt gemoord en er wordt waanzinnig geworden… Lady Macbeth heeft het zo bont gemaakt dat ze voortdurend bloed aan haar handen ziet en dat niet weggewassen krijgt. Lijkt me een geweldige rol om te zingen, kan je je duistere kanten mooi eens aanspreken.
Aan het einde gaat het echt fout: Macbeth waant zichzelf onverslaanbaar: de heksen hebben gezegd dat alleen iemand die niet uit een vrouw geboren is hem kan doden. Hij heeft echter buiten MacDuff gerekend: die is voortijdig uit de buik van zijn moeder gerukt. MacDuff is zo ziek van het moorden dat hij met één laatste houw afrekent met Macbeth: hij slaat hem het hoofd af en roept Malcolm uit tot nieuwe koning (overigens is die onthoofding in geen enkele opera te zien, of wordt ook maar gesuggereerd: Macbeth wordt ‘gewoon’ neergestoken aan het einde…).

In het filmpje een van de beste Lady Macbeth’s ooit: Shirley Verret in haar waanzins-aria. Komt ook uit die film van 1986. Een traditionele opvatting. Er is ook een prachtige, maar nogal maniakale opname uit het Opernhaus van Zürich, het tempo hoger en de regie veel meer uitgesproken. Het vraagt in beide gevallen nogal wat van de sopraan. Kijk ze allebei en oordeel zelf. In het filmpje hieronder begint de aria op ongeveer 1 uur 50 minuten.

Een klassieke muziek-avond… mèt Il Trovatore

Slimme jongens, die Brava-klassiek jongens. Ze hebben een conceptje bedacht dat verdacht veel lijkt op een mengeling tussen Zomergasten en de ‘ideale muziekavond’ van De Wereld Draait Door: prominenten uit de klassieke muziekwereld mogen hun ideale muziekavond samenstellen en die zelf op de bank aan elkaar praten. Is nogal eens gebeurd zo’n avondje TV samenstellen. Mijn vingers en hart jeuken: ik zou wel tien avonden kunnen vullen. Je zet er een camera op en laat de gast zijn of haar stukkies aankondigen, monteren en huppekee: een fantastische klassieke muziek avond is geboren. Lekkere lange lappen muziek en een verstandig woordje tussendoor, ik verheug me er nu al op. Voorlopig is het – beginnend op 27 oktober met Miranda van Kralingen – iedere laatste zondag van de maand te doen, ga d’r maar lekker voor zitten: u gaat gelouterd de week in, zult u zien…

Wat er in ieder geval langs moet komen is de aria van Graaf Luna uit ‘Il Trovatore’ van Giuseppe Verdi, met de poëtische titel ‘Il balèn del suo sorriso’ (‘de boog van haar glimlach’, mooi hé).
Ik zat zondagavond op een andere leuke klassieke muziek-zender (‘Mezzo’ een Frans initiatief geloof ik, gezien het feit dat opera’s in het Frans ondertiteld worden, lang leve Europa) naar ‘Il Trovatore’ te kijken, verbaasde mij andermaal over zoveel hysterie in één opera en wilde eigenlijk naar bed, maar ik wist dat ‘Il balèn’ nog moest komen en ja hoor: met mijn pyjama al aan en de lichten al uit keek ik er nog even naar. Dmitri Hvorostovsky zong hem, fenomenaal, het is dat ik zo van Rolando Villazon ben, anders had ik nu een nieuwe liefde gehad (en dat allemaal puur platonisch hè, dat u dat even begrijpt).

‘Il balèn’ is een bariton-killer. Lange, lange lijnen, hoog en zeer emotioneel. Het toneel voor jou alleen, maar dus ook niks om het publiek af te leiden, opera op zijn naakst, za’k maar zeggen.

Vrije vertaling:
Il balen del suo sorriso d’ una stella vince il raggio!
De boog van haar glimlach schittert sterker dan een ster!
Il fungor del suo bel viso novo infonde in me coraggio!
De straling van haar mooie gezicht geeft mij nieuwe moed
Ah! l’ amor, l’ amor ond’ ardo le favelli in mio favor!
Ach laat de liefde die ik in mij voel bij haar in mijn voordeel spreken.
Sperda il sole d’ un suo sguardo la tempesta del mio cor.
Laat haar zon de storm in mijn hart tot bedaren brengen.

Het is geen lekkere jongen die graaf de Luna, die de aria zingt, wat ik u brom. Hij is gewend te krijgen wat hij hebben wil, of het nou goedschiks of kwaadschiks is. Hij weet niet dat zijn rivaal voor wat betreft de liefde van Leonora eigenlijk zijn broer is. Zoals al eerder gezegd: ‘Il Trovatore’ is een hysterische opera en er vallen veel doden en er is wapengekletter en geschreeuw en veel agressiviteit. Mooie muziek, dat wel. De twee aria’s van Leonora zijn werkelijk prachtig, de woede van Manrico in de aria ‘Di quella pira’ exemplarisch voor de opera-literatuur en de ‘hit’ van Azucena (‘Stride la vampa’) en het Zigeunerkoor ongeëvenaard.

Kijk, en ik vond de opname met Hvorostovsky (The Met in 2011). Let op de lange lijnen en hoe hij zijn ademapparaat ten volle inzet en uitnut om die lange lijnen achter elkaar te kunnen blijven zingen. Eén lange lijn is vaak niet zo’n probleem, maar er een paar achter elkaar zingen is hartstikke moeilijk: je lijf wil namelijk uit reflex een paar korte ademteugen ertussen plannen. Probeer het maar eens, na twee keer heel diep inademen en daarna langzaam uitademen wil je middenrif een paar korte bewegingen hebben (dank u, Vocalies voor het gratis ademlesje…).

Hvorostovsky heeft daar allemaal geen last van… Wat een macht over zijn techniek laat hij zien. Het is hem een lichamelijk welbehagen, dat zingen, hij is de situatie volkomen meester en weet er zelf van te genieten, of minstens die indruk te wekken. Wat een prof!

Op het einde ademt hij duidelijk hoorbaar in (en ‘hoorbaar’ is nog zachtjes uitgedrukt…, goeiendag, wat een gehijg laat hij horen). Ik denk dat hij het zo wil – iedere zangpedagoog zou ‘m om zijn oren slaan als hij het per ongeluk deed – om enige wellust te demonstreren, of strijdlust (iets wat mannen nogal al eens door elkaar halen…) Of om te demonstreren hoe hard hij moet werken.
Hoe dan ook: hij acteert prachtig en het feit dat hij een mooie man is (en dat donders goed weet, zowel in de rol als in het echte leven) helpt natuurlijk ook.

Ik vond op YouTube nog veel meer van die hoogstandjes en was een mooi uurtje zoet… (alsof ik daar tijd voor heb…). Zoek, zoek en ook u zult vinden…

Een klassieke muziek-avond… m

Slimme jongens, die Brava-klassiek jongens. Ze hebben een conceptje bedacht dat verdacht veel lijkt op een mengeling tussen Zomergasten en de ‘ideale muziekavond’ van De Wereld Draait Door: prominenten uit de klassieke muziekwereld mogen hun ideale muziekavond samenstellen en die zelf op de bank aan elkaar praten. Is nogal eens gebeurd zo’n avondje TV samenstellen. Mijn vingers en hart jeuken: ik zou wel tien avonden kunnen vullen. Je zet er een camera op en laat de gast zijn of haar stukkies aankondigen, monteren en huppekee: een fantastische klassieke muziek avond is geboren. Lekkere lange lappen muziek en een verstandig woordje tussendoor, ik verheug me er nu al op. Voorlopig is het – beginnend op 27 oktober met Miranda van Kralingen – iedere laatste zondag van de maand te doen, ga d’r maar lekker voor zitten: u gaat gelouterd de week in, zult u zien…

Wat er in ieder geval langs moet komen is de aria van Graaf Luna uit ‘Il Trovatore’ van Giuseppe Verdi, met de poëtische titel ‘Il balèn del suo sorriso’ (‘de boog van haar glimlach’, mooi hé).
Ik zat zondagavond op een andere leuke klassieke muziek-zender (‘Mezzo’ een Frans initiatief geloof ik, gezien het feit dat opera’s in het Frans ondertiteld worden, lang leve Europa) naar ‘Il Trovatore’ te kijken, verbaasde mij andermaal over zoveel hysterie in één opera en wilde eigenlijk naar bed, maar ik wist dat ‘Il balèn’ nog moest komen en ja hoor: met mijn pyjama al aan en de lichten al uit keek ik er nog even naar. Dmitri Hvorostovsky zong hem, fenomenaal, het is dat ik zo van Rolando Villazon ben, anders had ik nu een nieuwe liefde gehad (en dat allemaal puur platonisch hè, dat u dat even begrijpt).

‘Il balèn’ is een bariton-killer. Lange, lange lijnen, hoog en zeer emotioneel. Het toneel voor jou alleen, maar dus ook niks om het publiek af te leiden, opera op zijn naakst, za’k maar zeggen.

Vrije vertaling:
Il balen del suo sorriso d’ una stella vince il raggio!
De boog van haar glimlach schittert sterker dan een ster!
Il fungor del suo bel viso novo infonde in me coraggio!
De straling van haar mooie gezicht geeft mij nieuwe moed
Ah! l’ amor, l’ amor ond’ ardo le favelli in mio favor!
Ach laat de liefde die ik in mij voel bij haar in mijn voordeel spreken.
Sperda il sole d’ un suo sguardo la tempesta del mio cor.
Laat haar zon de storm in mijn hart tot bedaren brengen.

Het is geen lekkere jongen die graaf de Luna, die de aria zingt, wat ik u brom. Hij is gewend te krijgen wat hij hebben wil, of het nou goedschiks of kwaadschiks is. Hij weet niet dat zijn rivaal voor wat betreft de liefde van Leonora eigenlijk zijn broer is. Zoals al eerder gezegd: ‘Il Trovatore’ is een hysterische opera en er vallen veel doden en er is wapengekletter en geschreeuw en veel agressiviteit. Mooie muziek, dat wel. De twee aria’s van Leonora zijn werkelijk prachtig, de woede van Manrico in de aria ‘Di quella pira’ exemplarisch voor de opera-literatuur en de ‘hit’ van Azucena (‘Stride la vampa’) en het Zigeunerkoor ongeëvenaard.

Kijk, en ik vond de opname met Hvorostovsky (The Met in 2011). Let op de lange lijnen en hoe hij zijn ademapparaat ten volle inzet en uitnut om die lange lijnen achter elkaar te kunnen blijven zingen. Eén lange lijn is vaak niet zo’n probleem, maar er een paar achter elkaar zingen is hartstikke moeilijk: je lijf wil namelijk uit reflex een paar korte ademteugen ertussen plannen. Probeer het maar eens, na twee keer heel diep inademen en daarna langzaam uitademen wil je middenrif een paar korte bewegingen hebben (dank u, Vocalies voor het gratis ademlesje…).

Hvorostovsky heeft daar allemaal geen last van… Wat een macht over zijn techniek laat hij zien. Het is hem een lichamelijk welbehagen, dat zingen, hij is de situatie volkomen meester en weet er zelf van te genieten, of minstens die indruk te wekken. Wat een prof!

Op het einde ademt hij duidelijk hoorbaar in (en ‘hoorbaar’ is nog zachtjes uitgedrukt…, goeiendag, wat een gehijg laat hij horen). Ik denk dat hij het zo wil – iedere zangpedagoog zou ‘m om zijn oren slaan als hij het per ongeluk deed – om enige wellust te demonstreren, of strijdlust (iets wat mannen nogal al eens door elkaar halen…) Of om te demonstreren hoe hard hij moet werken.
Hoe dan ook: hij acteert prachtig en het feit dat hij een mooie man is (en dat donders goed weet, zowel in de rol als in het echte leven) helpt natuurlijk ook.

Ik vond op YouTube nog veel meer van die hoogstandjes en was een mooi uurtje zoet… (alsof ik daar tijd voor heb…). Zoek, zoek en ook u zult vinden…

Met stip op één… in 1814!

Vandaag in 1814 scoorde Franz Schubert zijn eerste hit. Het lekker hysterische ‘Gretchen am Spinnrade’ kwam binnen met stip op één.

De tekst is gebaseerd op een tekst uit Goethe’s Faust.
Overal waar ik informatie over Gretchen – zo zullen we het lied maar even noemen in dit stukkie – probeer op te halen, lees ik dat het een lastig lied is, zowel voor de zangeres (in het origineel een sopraan – en da’s maar goed ook, want die kunnen zo lekker hysterisch tetteren en dat heeft dit lied nodig, het moet vooral niet geestelijk gezond klinken…) als voor de pianist.

Gretchen zit aan haar spinnewiel en zingt, onderwijl denkend aan Faust en alles wat hij haar beloofd heeft. De pianist doet het spinnewiel na en dat is verrekes lastig. Op de eerste plaats werkt het spelen van zo’n repeterende figuur hypnotisch. Tenminste dat vertelde mijn pianist. We hebben het lied bij een concert één keer gezongen en daarna zei hij het nooit meer te willen begeleiden. Hij is voor geen kleintje vervaard, maar hij was me volledig kwijt geraakt, zo zei hij. Op de tweede plaats raken de spieren in je linkeronderarm op den duur in een soort kramp. Steeds maar die figuur die door en door gaat en niet te luid mag zijn, dus tegenhoudend spelen, daar word je als pianist ook niet vrolijk van. De figuur in de linkerhand moet met Gretchen mee, met haar emoties alsof hij haar voet is als het ware.

Op de climax van het lied stopt de piano; bij het woord ‘Kuss’ raakt Gretchen zo bezig met haar emoties dat ze vergeet te spinnen. Ze realiseert zich dat en begint weer hortend op gang te komen met haar voet. Briljant gevonden trouwens, van Schubert. Bovendien is het net alsof het lied ook weer opnieuw begint, hoewel het eigenlijk – in rondo-vorm – gewoon doorgaat.

Het lied is zo ongeveer door alle grote sopranen ooit gezongen (en door alle kleinere ook trouwens). Sommige zangpedagogen beginnen met hun leerlingen Lied(eren) te laten zingen en dan komt Gretchen nogal eens langs. Ik vind dat geen goed idee, beginnen met Liedzang; Lied moet je zingen als je kunt fijnpenselen en ik zou eerst willen leren de witkwast te hanteren. Niks zo slecht voor een stem dan steeds te moeten inhouden met zingen. Ik zou ze opera laten zingen en operette en desnoods Musical (zonder te belten) tot ze het instrument onder controle hebben en weten wat luid is. En net als bij een hond die pas ophoudt met steeds te blaffen als hij weet wat commando ‘luid’ betekent en wat commando ‘stil’, zo kan een sopraan pas inhouden als ze eerst weet waar de grenzen van de stem liggen en haar techniek verder gevorderd is. Het is maar een mening hoor en het is mijn mening, dus als u er anders over denkt hoor ik het graag… en mijn excuses voor de onelegante vergelijking van een hond met een sopraan…

Van de grote sopranen zijn er opnamen met Elly Ameling, Renée Fleming, Barbara Bonney, Janet Baker, Anne Sofie von Otter in onze tijd en met Kathleen Ferrier, Christa Ludwig, Irmgard Seefried, Elisabeth Schumann, Lotte Lehmann, Rosette Anday en Elisabeth Schwarzkopf in een wat verder verleden.
De grap van YouTube is dat je ze zo leuk met elkaar kunt vergelijken en daarbij ook kunt zien dat de inzichten over interpretatie en techniek met de jaren aardig kunnen veranderen.

Hieronder de tekst. Ik hoef ‘m niet te vertalen toch? Spreekt voor zich.

Meine Ruh’ ist hin, Mein Herz ist schwer, Ich finde sie nimmer und nimmermehr.
Wo ich ihn nicht hab ist mir das Grab, Die ganze Welt ist mir vergällt.
Mein armer Kopf ist mir verrückt, Mein armer Sinn ist mir zerstückt.
Nach ihm nur schau ich zum Fenster hinaus, nach ihm nur geh ich aus dem Haus.
Sein hoher Gang, sein’ edle Gestalt, seine Mundes Lächeln, seiner Augen Gewalt,
Und seiner Rede Zauberfluß, sein Händedruck, und ach, sein Kuß!
Mein Busen drängt sich nach ihm hin. Ach dürft ich fassen und halten ihn,
und küssen ihn, so wie ich wollt, an seinen Küssen vergehen sollt!

Tsja en dan heb je een probleem: een heleboel opnamen van ‘Gretchen’, en hysterisch genoeg (en ook een paar hele slechte…), maar veel zonder beeld en veel met orkest en niet met piano. Dusss…
twee filmpjes opgeladen: een met Angelika Kirchslager en Melvin Tan aan de piano en eentje met Renée Fleming en Claudio Abbado als dirigent. Persoonlijk vind ik dat de hypnose van het spinnenwiel een beetje verloren gaat in het orkest, maar oordeelt u vooral zelf en ga zelf zoeken. Af en toe rijzen de haren je te berge, maar er zit veel moois tussen! Mocht u ooit zelf aan het lied gaan studeren: hou uw motor (de adem) rustig en verder wens ik u veel hysterie, geloof me, het kan louterend werken!

Met stip op één… in 1814!

Vandaag in 1814 scoorde Franz Schubert zijn eerste hit. Het lekker hysterische ‘Gretchen am Spinnrade’ kwam binnen met stip op één.

De tekst is gebaseerd op een tekst uit Goethe’s Faust.
Overal waar ik informatie over Gretchen – zo zullen we het lied maar even noemen in dit stukkie – probeer op te halen, lees ik dat het een lastig lied is, zowel voor de zangeres (in het origineel een sopraan – en da’s maar goed ook, want die kunnen zo lekker hysterisch tetteren en dat heeft dit lied nodig, het moet vooral niet geestelijk gezond klinken…) als voor de pianist.

Gretchen zit aan haar spinnewiel en zingt, onderwijl denkend aan Faust en alles wat hij haar beloofd heeft. De pianist doet het spinnewiel na en dat is verrekes lastig. Op de eerste plaats werkt het spelen van zo’n repeterende figuur hypnotisch. Tenminste dat vertelde mijn pianist. We hebben het lied bij een concert één keer gezongen en daarna zei hij het nooit meer te willen begeleiden. Hij is voor geen kleintje vervaard, maar hij was me volledig kwijt geraakt, zo zei hij. Op de tweede plaats raken de spieren in je linkeronderarm op den duur in een soort kramp. Steeds maar die figuur die door en door gaat en niet te luid mag zijn, dus tegenhoudend spelen, daar word je als pianist ook niet vrolijk van. De figuur in de linkerhand moet met Gretchen mee, met haar emoties alsof hij haar voet is als het ware.

Op de climax van het lied stopt de piano; bij het woord ‘Kuss’ raakt Gretchen zo bezig met haar emoties dat ze vergeet te spinnen. Ze realiseert zich dat en begint weer hortend op gang te komen met haar voet. Briljant gevonden trouwens, van Schubert. Bovendien is het net alsof het lied ook weer opnieuw begint, hoewel het eigenlijk – in rondo-vorm – gewoon doorgaat.

Het lied is zo ongeveer door alle grote sopranen ooit gezongen (en door alle kleinere ook trouwens). Sommige zangpedagogen beginnen met hun leerlingen Lied(eren) te laten zingen en dan komt Gretchen nogal eens langs. Ik vind dat geen goed idee, beginnen met Liedzang; Lied moet je zingen als je kunt fijnpenselen en ik zou eerst willen leren de witkwast te hanteren. Niks zo slecht voor een stem dan steeds te moeten inhouden met zingen. Ik zou ze opera laten zingen en operette en desnoods Musical (zonder te belten) tot ze het instrument onder controle hebben en weten wat luid is. En net als bij een hond die pas ophoudt met steeds te blaffen als hij weet wat commando ‘luid’ betekent en wat commando ‘stil’, zo kan een sopraan pas inhouden als ze eerst weet waar de grenzen van de stem liggen en haar techniek verder gevorderd is. Het is maar een mening hoor en het is mijn mening, dus als u er anders over denkt hoor ik het graag… en mijn excuses voor de onelegante vergelijking van een hond met een sopraan…

Van de grote sopranen zijn er opnamen met Elly Ameling, Renée Fleming, Barbara Bonney, Janet Baker, Anne Sofie von Otter in onze tijd en met Kathleen Ferrier, Christa Ludwig, Irmgard Seefried, Elisabeth Schumann, Lotte Lehmann, Rosette Anday en Elisabeth Schwarzkopf in een wat verder verleden.
De grap van YouTube is dat je ze zo leuk met elkaar kunt vergelijken en daarbij ook kunt zien dat de inzichten over interpretatie en techniek met de jaren aardig kunnen veranderen.

Hieronder de tekst. Ik hoef ‘m niet te vertalen toch? Spreekt voor zich.

Meine Ruh’ ist hin, Mein Herz ist schwer, Ich finde sie nimmer und nimmermehr.
Wo ich ihn nicht hab ist mir das Grab, Die ganze Welt ist mir vergällt.
Mein armer Kopf ist mir verrückt, Mein armer Sinn ist mir zerstückt.
Nach ihm nur schau ich zum Fenster hinaus, nach ihm nur geh ich aus dem Haus.
Sein hoher Gang, sein’ edle Gestalt, seine Mundes Lächeln, seiner Augen Gewalt,
Und seiner Rede Zauberfluß, sein Händedruck, und ach, sein Kuß!
Mein Busen drängt sich nach ihm hin. Ach dürft ich fassen und halten ihn,
und küssen ihn, so wie ich wollt, an seinen Küssen vergehen sollt!

Tsja en dan heb je een probleem: een heleboel opnamen van ‘Gretchen’, en hysterisch genoeg (en ook een paar hele slechte…), maar veel zonder beeld en veel met orkest en niet met piano. Dusss…
twee filmpjes opgeladen: een met Angelika Kirchslager en Melvin Tan aan de piano en eentje met Renée Fleming en Claudio Abbado als dirigent. Persoonlijk vind ik dat de hypnose van het spinnenwiel een beetje verloren gaat in het orkest, maar oordeelt u vooral zelf en ga zelf zoeken. Af en toe rijzen de haren je te berge, maar er zit veel moois tussen! Mocht u ooit zelf aan het lied gaan studeren: hou uw motor (de adem) rustig en verder wens ik u veel hysterie, geloof me, het kan louterend werken!

Waarom? Daarom!

De Volkskrant van afgelopen woensdag reikt een onderwerp aan voor een stukkie. Componiste Huba de Graaff schreef een ‘Apera’ (dat de componiste dan Huba heet vind misschien ik alleen een gotspe?). Bij het artikel een foto van vier heren van het Egidiuskwartet die nogal ‘apig’ staan te zingen? Ik had na het artikeltje geen enkele behoefte de klanken erbij te gaan zoeken op YouTube.

De vraag waarmee het artikeltje opende is echter een interessante. Waarom zingt een mens in Godsnaam? Waarom zingt U? De vraag is zeker niet retorisch… Ik ben er wel degelijk benieuwd naar.

Een paar jaar geleden zou ik op die vraag geantwoord hebben “uit levensbehoefte”, ik kon niet zonder, tenminste ik dacht dat ik niet zonder kon. Toen ik stopte met (min of meer) professioneel zingen dacht ik dat mijn wereld op zijn minst heel anders zou worden, maar tot mijn verbazing gebeurde er… niets. De zon kwam op en ging weer onder en ik had een hele dag geen noot geproduceerd.

Nou ja, geen noot geproduceerd, ik hoorde als altijd de muziek in de wasmachine, als hij begint te centrifugeren en probeerde een glissando mee te zingen. Ik hoorde het verschil in tonen toen mijn lief een keer boven en ik tegelijkertijd beneden stofzuigde (ja wij hebben twee stofzuigers… verder zijn we heel gewoon gebleven…) en hummelde een lieke om de twee tonen heen.

Ik neurie bijna altijd (soms tot wanhoop van de collega’s) een tegenmelodietje bij de kopieermachine op mijn werk en niks is zo leuk als een swing proberen mee te tikken als de machine veel te kopiëren heeft en dus in een ritme schiet.

Muziek in het algemeen en zang in het bijzonder is in heel mijn wezen en mijn leven en zal er nooit meer weg gaan, maar echt een aria zingen voor publiek doe ik niet meer en ik mis het niet.

Als ik al eens opzing, ben ik er altijd verbaasd over hoe mijn lijf in een soort ‘zing-modus’ schiet: mijn middenrif plat zich af en ineens gaat mijn adem veel dieper en schieten klanken veel verder naar voren in mijn gezicht (in het masker, zou een zangpedagoog zeggen…) en het is een vreugde te merken dat ik het nog kan: een klank produceren die recht naar het hart van mensen gaat (mits ze zich daarvoor open stellen).

Er hoort een zeker lichamelijk welbehagen bij zingen, je lijf stroomt weer eens lekker door za’k maar zeggen, iets dat bij een orgasme ook gebeurt, dus misschien zingen we wel uit een soort seksuele drive en zijn daarmee weer terug bij de ‘’Apera’’ van Huba de Graaff.

Vooruit dan maar, het linkje naar het radio-item dat de NOS over de première maakte. Het verklaart een hoop.

Ik ga niet luisteren, maar wie weet triggert het u. En als u uzelf er dan eens op betrapt (hetgeen ik u overigens toewens: je kunt volgens mij ook endorfine los zingen) dat u ópzingt bij het stofzuigen, of bij binnenkomst van uw trein op het station, of bij het geluid van de piepende deurscharnieren, laat me dan vooral eens weten wát u zingt. Zou interessante lijstjes op kunnen leveren!

En vooruit, een extraatje over de vreugde van het zingen: zie hier Perpetuum Jazzilee, een koor uit Slovenië dat in 2009 de wereld veroverde met hun cover van het nummer ‘Africa’. En een lol dat ze hebben!…

Daarom, dus.

Een wat vreemd eerbetoon

We stappen na een lange wandeldag de eetzaal van ons hotel in Burgen (aan de Moezel) binnen en wat we buiten al meenden te horen klopt: er is een accordeonist bezig een groep Duitsers te vermaken met Volkstümliche Musik, tenminste zo laat het genre dat er die avond gespeeld werd het beste vertalen.

Ik zocht de term Volkstümliche Musik effe voor u op – lang leve internet – en kwam tot de volgende – vrije – vertaling: “Met Volkstümliche Musik wordt over het algemeen bedoeld populaire amusementsmuziek, die sterk verwant is met en sterk leentjebuur speelt bij de Volksmuziek.”

Met andere woorden: van allerlei deuntjes kwamen er langs en we konden er niet omheen. Ergens anders gaan zitten eten was geen optie. Er was in de verste verte geen ander restaurant in de buurt, we hadden die dag al zo’n klere-eind gelopen en bovendien had mijn linkerknie al eerder aangegeven dattie geen meter extra meer wenste af te leggen.

Met het bord Goulash voor ons (het enige hoofdgerecht op het menu) besloten we de stroom maar over ons heen te laten komen: dit werd gewoon ‘zo’n avond’

En inderdaad: het werd zo’n avond. Zo’n avond waarop je nederigheid oefent als klassieke muzikant (want dat blijf ik natuurlijk ergens in een hoekje van mijn hart). Zo’n avond waarop je je arrogantie als ‘beoefenaar van de kunsten der heilige muze’ maar eens aan de kant moet leggen en moet luisteren naar datgene wat er ten grondslag ligt aan alle (zang)muziek: de deunen, de volksdeunen meer bepaald.

Wist u bijvoorbeeld dat ‘Tulpen uit Amsterdam’ helemaal niet uit Amsterdam komen, maar uit Scandinavië (ik geloof uit Noorwegen) ? Dat ‘De Somerse hei’ (Someren is een kleine drie-dorpen-gemeente uit Brabant) net zo makkelijk in ‘Nie kniezen ie zeure’ vertaald kan worden (afhankelijk van waar in Brabant je de ijzersterke melodie inzet….)

Dat zanger Heino in Duitsland overal luidkeels en zonder tekstfouten wordt meegezongen. Dat Brahms componist en/of opschrijver is van veel van die Volksmelodietjes en dat ‘Achter de muren van ’t oude kerkhof’ helemaal niet exclusief door mijn grootvader van vaders zijde op de piano werd gespeeld, maar tot ver in de Peel vertolkt wordt?

Verdi en Lloyd Webber (de laatste mag tevreden zijn dattie in een adem met de eerste wordt genoemd) hadden een puntje aan hun composities kunnen zuigen die avond: deunen-schrijvers bij uitstek hadden ze voor minstens drie opera’s/musicals nieuwe stof op kunnen doen…

En uiteindelijk kwam ook ‘my finest moment’ langs. De accordeonist (zeer vaardig op zijn instrument, maar volgens mij kan-ie geen noot lezen zo groot als een koe) speelde de onsterfelijke deun uit Frans Lehar’s ‘Der Zarewitsch’ ‘Es steht ein Soldat am Wolgaustrand’.

Melancholie sloop mijn hart binnen (ik ben een ongeneeslijk sentimentele dweil moet u weten…) Ik kan er niks aan doen, maar als ik de melodie hoor zie ik die arme soldaat heen en weer lopen, op wacht daar aan de oever van de Wolga in de winterkou terwijl hij weet dat hij zijn geliefde nooit meer zal zien… daar smelt zelfs het meest verstokte mensenhart van, toch?

Hast du dort oben vergessen auf mich? Es sehnt doch mein Herz auch nach Liebe sich.
Du hast im Himmel viel Engel bei dir! Schick doch einen davon auch zu mir.

Als je het door Fritz Wunderlich laat zingen en je doet effe niet pedant, kan de melodie makkelijk voor een opera doorgaan; de enige aanmerking die je zou kunnen maken is dat de deunen een beetje raar los achter elkaar zijn gecomponeerd, maar deunen componeren kon Lehar, minstens even goed als Verdi of Lloyd Webber, ik heb ze gezongen en kan ervan getuigen. Wunderlich wordt nergens larmoyant, terwijl dat mega op de loer ligt (en bij andere filmpjes die ik bekeek op YouTube wel degelijk gebeurde, brrrr). Kortom: prachtig!

En zo wordt dit stukkie een wat vreemd eerbetoon aan Fritz Wunderllich (ons veel te vroeg ontvallen, wat een prachtige zanger), aan de volksmuziek én de ‘volkstümliche Musik’ en aan de accordeonist in Burgen aan de Moezel (die het stukkie nooit zal lezen, want Duitser en zich volstrekt onbewust van het feit dat Vocalies in zijn publiek van die avond zat).

Over twee prachtige nieuwe CD’s

Twee nieuwe CD’s zijn er uit in het recente verleden. Twee CD’s die ik allebei zou willen hebben. Meestal behandel ik maar één onderwerp in deze stukkies, maar wat kan het ons schelen… doen we er vandaag gewoon twee. Dat daagt mij er ook toe uit bondig te zijn, iets waar ik nogal eens moeite mee heb…

Thomas Hampson, mijn favoriete bariton (nou misschien op Bryn Terfel na dan…) twitterde van de week dat er een nieuwe CD uit komt van Simone Boccanegra (Giuseppe Verdi) en mijn echtgenoot (die voor mij een belangrijke bron van informatie is) liet weten dat mijn favoriete mezzo, Cecilia Bartoli het Stabat Mater van Steffani opgenomen heeft en ontroerde daarmee zeer (tenminste de recensent van de Volkskrant). Nou daar gaan we dan:

Simone Boccanegra is een van de weinige opera’s waar een bariton de hoofdrol in zingt en niet een tenor. Jippie, want ik ben meer into baritons dan into tenoren, schreef ik hier al eens eerder.

Simon Boccanegra deed het bij de première in 1857 helemaal niet zo goed en verdween in 1866 van het toneel naar de plank. Verdi wijzigde de opera ingrijpend en de versie van 1881 deed het een stuk beter.

Het verhaal gaat over de doge van Venetië en liefde en vaderschap en revolutie en vergif en… affijn, over alles waar opera zo over gaat. Het wordt te lang u het hele plot te vertellen, maar er is veel vreugde in het ontdekken daarvan, dus koop de CD.

U hebt geluk, want ik vond een hele mooie sterfscène van Boccanegra, gezongen door Thomas Hampson, met Christina Gallardo Domas als zijn dochter. Dat het beeld niet helemaal scherp is moet u maar voor lief nemen. Boccanegra is vergiftigd, net nu hij eindelijk zijn dochter teruggevonden heeft en de vijanden van Venetië heeft weten terug te dringen. Kun je eindelijk gaan genieten, ga je dood. Hij zegent de verbintenis tussen zijn dochter en schoonzoon en benoemt deze laatste meteen maar tot nieuwe Doge van Venetië. Hampson heeft geen grote stem, maar een perfecte techniek en hij acteert prachtig, ik kreeg bijna de neiging Gallardo Domas aan de kant te duwen en zelf die prachtige man in mijn armen te nemen…. Oh en trouwens: de Maria die hij meent te zien aan het einde is niet de maagd Maria, maar zijn overleden minnares, moeder van zijn dochter. Om maar even beide Maria’s recht te doen.

Aan het Stabat Mater Dolorosa – een beetje vrij vertaald: ‘de droevige moeder stond onder het kruis’- van Steffani hoef ik niet heel veel over de inhoud uit te leggen. Heel veel componisten hebben een Stabat Mater geschreven, misschien is dat van Pergolesi het bekendst.

Agostino Steffani leefde van 1654 tot 1728 en was niet alleen componist en musicus, maar ook priester en diplomaat. Hij schijnt zelfs bemiddeld te hebben in een conflict tussen de keizer en de paus (welke keizer dat dan geweest zou moten zijn werd niet helemaal duidelijk in de bronnen die ik vond).

Steffani schreef zelfs opera, maar is in onze tijd vooral bekend om zijn cantates. Dit Stabat Mater voor 2 sopranen, 2 alten, 2 tenoren, bas, koor, strijkers en orgel is waarschijnlijk van 1727. Het duurt maar 29 minuten, dus er staat ongetwijfeld nog meer moois op de CD.
De compositie is opgedeeld in 12 korte delen. In verschillende delen zingen gelijkstemmigen duetten of trio’s en in twee delen zit een flinke sopraansolo.

In het filmpje de openings-solo. Prachtig die lange lijnen. Veel te smullen, ook op deze CD, al is het heel ander repertoire.