Berichten uit de klassieke samenleving

Het is een hard vak, de klassieke muziek. Da’s net zo’n dooddoener als de uitspraak ‘het leven is hard’ (ik denk daar dan altijd achteraan, ja, de stoeprand ook… ook zo’n volstrekt niet ter zake doend statement). Maar het is wel waar, toch…..?

Net als: ‘je bent zo goed als je laatste concert’ en ‘voor jou tien anderen’. Dat laatste ondervond sopraan Deborah Voigt die ‘effe’ 51 kilo af moest vallen vóórdat ze weer in genade werd aangenomen bij the London Symphonic om een rol te zingen in Ariadne auf Naxos.

Er is een hilarisch filmpje op You Tube, waarin ze een gesprek heeft met het jurkje, waar ze nu, 51 kilo minder en 4 jaar later wél in past. Hopelijk heeft de stem niet geleden van de afvalrace en kan ze weer lekker verder zingen. Ze is in haar prime voor haar stemvak: 47.

Dat het een hard vak heb ik ook een paar keer ondervonden: kerstavond 1991 ging de telefoon. Een dierbare vriend overleden aan een hersenbloeding. Ik moest anderhalf uur later de nachtmis zingen. Ik weet nog dat ik blij was met mijn eerste relatief grote klus en dat ik het een prachtige mis vond (een van de Mozartmissen, ik zou niet meer weten welke).

Een andere goede vriend, koordirigent, ving en praatte me moed in en om half twaalf ging hij zijn nachtmis dirigeren in de ene parochie en ik mijn nachtmis zingen in de andere parochie. En het ging… het moest.

Zoals ik ook een generale repetitie van een operette zong, nadat die middag mijn herdershond in mijn armen stierf en mijn laatste hondje, een buitengemeen eigenwijze terrier ‘presteerde’ het te sterven in de week dat ik acht uitvoeringen van een komische opera had. Het ging, het moest.

Voor dirigent van het Koninklijk Concertgebouw, Mariss Janssons ‘ging en moest’ het even niet meer Hij moest vorige week vrijdag zo ongeveer van het podium gedragen worden. In het ziekenhuis werden hartritmestoornissen geconstateerd. Hij is voor onbepaalde tijd op non-actief. Ik vond het bij zijn aanstelling vier jaar geleden al zo’n broze man. Een lieverd, leek me en na Chailly een verademing voor het orkest, maar broos, zo broos…. En het is al zo hard werken.

Tot zover de berichten van uw speciale verslaggeefster uit de harde wereld van de klassieke muziek.

Klassieke muziek en voetbal

‘Je moet proberen met je stukkies aan te sluiten bij de actualiteit’, zei de hoofdredacteur laatst tegen me, toen ik klaagde omdat ik niet meteen een onderwerp wist voor mijn volgende Vocalies, ‘dan kun je langer meeŒ. Begrijp me niet verkeerd hoor, ik heb nog waslijsten met onderwerpen liggen evenals waslijsten met anekdotes uit mijn bescheiden carrière als zangeres (in de eerste divisie gebeuren veel leukere dingen dan in de ere-divisie, geloof me). Maar ik ben van plan nog lang van mij te laten horen op deze website en waak dus soms te fel over mijn plank-items.

Maar ja, vind maar eens iets actueels over klassieke muziek als Europa zo’n beetje collectief mesjogge aan het worden is over het voetbal. Toch zijn er verbanden tussen klassieke muziek en voetbal:

– de scheidsrechter van de wedstrijd Nederland – Frankrijk was een Duitser, genaamd Herbert Fandel…. En wat doet die man in het dagelijks leven: hij is pianoleraar (Evert ten Napel vertelde nog tijdens de wedstrijd dat hij concertpianist was, maar dat is geloof ik een beetje overdreven). Veel meer informatie kan ik u niet geven: hij is uitgesproken muzikaal, volgens een Duitse website. Vader van 2 kinderen, zijn hoofdberoep is pianist; hij is directeur van een (zijn eigen?) muziekschool (ik dacht dat scheidsrechter zijn al roeping genoeg was…). Zijn grootste hobby, zo geeft hij aan, is zijn familie. Uitgesproken muzikaal, ik meende al iets in zijn manier van fluiten te horen dat Beethoven in zich had, of Mozart…, maar misschien was het wishful thinking.

– de wedstrijd Frankrijk-Nederland was de enige van wie ik beide volksliederen mee kon zingen. Alweer een linkje naar klassieke muziek. Waar het Wilhelmus vandaan komt hoort u te weten. De Marseillaise? Is gecomponeerd door Claude Joseph Rouget de Lisle in 1792. De originele naam is ‘Chant de guerre de l’Armee du Rhin’ (oorlogslied van het Rijnleger). En omdat de troepen uit Marseille tijdens de Franse Revolutie het lied zongen bij hun intocht in Parijs is het de Marseillaise gaan heten. In 1830 is de Marseillaise door Hector Berlioz opnieuw gearrangeerd.

Roberto Alagna (ik ben overigens niet zo weg van hem, maar hier zingt-ie gelukkig niet zo ‘week’ als anders) zingt onderstaande versie van de Marseillaise.

– wat te denken van de triomfmars uit Aïda van Giuseppe Verdi? Geen mens kent de tekst maar je moet ze horen brullen! Zelfs de plotselinge modulatie die Verdi erin componeerde lukt redelijk. Een dezer dagen is er trouwens in een van de grotere Nederlandse stadions een meebrul-concert van voetballiederen. Daar zal de triomfmars ongetwijfeld ook meegebruld worden.

Hier is een werkelijk prachtig ge-ensceneerde triomfmars, in zijn geheel. Dan weet u weer eens waar al dat moois dat in het stadion verstuikeld wordt tot meebrullen vandaan komt (wordt daar niet op het einde Pavarotti binnengereden?).

Eindelijk kan ik nog eens roepen dat klassieke muziek eigenlijk de gewoonste zaak van de wereld is. Hè, heerlijk, het EK kan niet meer stuk en niet alleen omdat ‘onze jongens’ zo voortvarend te werk gaan.

En volgende week, als het eind van al die gekte in zicht komt, kunnen we gewoon weer terug naar onze dooie componisten.

Kiri te Kanawa

Dit weekend is het Festival Classique in Den Haag. Voor de tweede keer. Vorige keer was het geen onverdeeld succes, maar gelukkig hebben de organisatoren besloten het nog een jaar te proberen.

Ze snappen daar ook wel dat een klassiek festival even tijd heeft om te groeien en al helemaal als het in Den Haag gehouden wordt. Prachtige stad hoor, Den Haag. Ik kom er graag. Na Amsterdam is Den Haag een fijne, wat oudere dame die mooi ’opgedroogd’ is. Amsterdam heeft ook mijn hart, maar is ordinairder, bijna hoerig. Nee, doet u mij maar ‘de weduwe van Indië’

Maar ik dwaal af. Het Festival Klassiek dus. Het is afgelopen donderdag begonnen met het Edison Gala Klassiek. Weliswaar besloten, maar wel op tv. Stijve en elitaire bedoening altijd, maar wel met mooie muziek.

Of Kiri te Kanawa daarbij geweest is weet ik niet, maar ze zingt wel het slotconcert, op zondag de 15de. Het concert is haar afscheid aan Nederland, want ze gaat ermee ophouden, Kiri. Jammer hoor: prachtige vrouw en prachtige stem. Ik was wel eens een beetje jaloers: sommigen hebben het allemaal.

Als u kunt: ga vooral naar Den Haag. Het lijkt me geweldig en vooral als het weer een beetje meewerkt: pilsje, pardon, glaasje witte wijn (een pilsje bestel je in Amsterdam, waarop de ober je prompt vraagt: ‘kom je uit België?’, je kan dus beter om een biertje vragen en dan liefst met de Gooise brouw-‘r’), broodje gerookte zalm en dan strijkorkestjes, of blokfluitende kindertjes op iedere straathoek (brrrrrr…) en overal concerten voor niet al te veel geld (in ieder geval voor minder dan de enorme sommen die je tegenwoordig neer moet tellen om een klassiek concert of een opera te zien).

Hieronder een korte biografie van Dame Kiri te Kanawa en een linkje naar een van mijn lievelingsaria’s: Vissi d’Arte uit Tosca.

Weet u wat trouwens zo leuk (en verslavend) is aan You Tube: je kunt die lievelingsaria laten zingen door allerlei sopranen en dan thuis een beetje leuk jury’tje gaan zitten spelen: wie zingt hem nou het mooist en het lelijkst en waarom kwam Callas weg met gewoon valse noten en een wapperende stem, en moeten anderen ‘m juist spatzuiver zingen om ook maar een beetje waardering te scoren. Leuke discussie-stof!

Kiri Janette Te Kanawa werd geboren in Gisborne, Nieuw-Zeeland op 6 maart 1944. Ze heeft zowel Maori als Europees bloed. Als baby werd ze geadopteerd. Ze leerde opera zingen van Dame Sister Mary Leo, een bekende Nieuw-Zeelandse opera-coach.

Met het Nonnenkoor uit de opera Casanova van Johan Strauss behaalde ze haar eerste (en Nieuw-Zeelands eerste) gouden plaat. Ze begon haar carrière als mezzo-sopraan (ze zeggen wel eens dat mezzo-sopranen, sopranen zijn die te lui zijn om hoog te zingen), maar werd al snel een echte, prachtige lyrische eerste sopraan.

Ze studeerde verder aan het London Opera Centre bij James Robertson en werd al gauw een bekende verschijning op de opera-podia in de wereld.

Wereldberoemd werd ze toen ze zong op de bruiloft van Charles en Diana; jammer dat het niet heeft mogen baten…

Ze zong en zong en zong, tot 2004, toen besloot ze geen zware operarollen meer te zingen. Ze gaf nog wel concerten. Dat is ze nu ook aan het afbouwen en ze neemt van ons land afscheid op 15 juni dus.

Veel plezier bij het Festival Classique, of ‘erbij zijnd’ in Den Haag, of via radio en televisie.

Vakantieverhalen

‘Wij van de redaktie’ hebben de stilzwijgende afspraak dat we u, de lezer, niet lastig vallen met onze vakantieverhalen. We willen niet kleinburgerlijk doen en in ons beider verleden liggen de herinneringen aan (dia-) avondjes bij lieve, edoch slecht fotograferende en onsamenhangend vertellende familieleden en vrienden nog griezelig vers in het geheugen. Dat doe je iemand die je waardeert niet aan.

Maar ja, in de afgelopen week sierden al twee prachtige vakantieverhalen van de hoofdredacteur deze kolommen en ik betrapte mij gedurende de hele week in Italië op de meest wonderlijke associaties richting muziek.

Gek genoeg: als je geest zich ontspant en weer de ruimte krijgt gaat-ie links en rechts zijsprongetjes maken, tenminste, die van mij.

Ik ga u er een paar vertellen, er zit namelijk een hoop prachtige muziek achter.

we zaten op een terras in een overigens doodstil Italiaans dorp. Zo tegen het einde van de middag, als de ergste warmte wat geluwd is, komen de mensen naar het enige barretje en kopen er een espressootje, een ijsje, een zakkie chips, of pistachenootjes, een pilsje. Je denkt toch niet dat die Italianen van de andere kant van het dorp komen lopen? Welnee, die springen in een heet rugzakje (het oude Fiatje 500, nog zonder airco), of in een ander model auto dat de tand des tijds heeft doorstaan.

Zo stopte er recht voor mijn neus een opvolger van de lelijke eend, die niet half zoveel succes had als zijn twee-paardenkrachten voorganger: een Diana noemden ze dat ding destijds. In Nederland zijn ze al bijna uit het straatbeeld verdwenen, in Zuid-Italië rijden artistiekelingen er nog in rond.

De associatie? De Ouverture Donna Diana van Eduard Reznicek, ooit geschreven om aan een opera vooraf te gaan, maar nu nog slechts uitgevoerd als ‘stand-alone piece’. Mooie muziek. Ik kon slechts een krakende historische opname voor u vinden op YouTube.

in een boom naast het terras van ons hotel zat een ekster brutaal in mijn richting te schetteren. Er was nergens een ober te bekennen (het seizoen in de Abruzzen komt laat op gang en is kort…), dus riep ik in de richting van de schetterende in zwart-wit geklede vogel: ‘Ober, twee pilsjes!’. Hij vloog weg…

De associatie: La Gazza Ladra (die diefachtige ekster) van Gioacchino Rossini. Een slap verhaal, maar mooie muziek, vooral de ouverture.

we hadden een prachtige middag met Luca, wetenschapper die de wolven-excursie in Pretoro doet. En dat doet-ie grondig: alle aspecten kwamen aan de orde, ook de negatieve.

Ik had al fantasieën gehad over tussen een roedel wolven lopen en met ze te spelen. Dat moest toch kunnen, pianiste Hélène Grimaud was ooit in de gelegenheid tussen de wolven te lopen en met ze te knuffelen (niet proberen, levensgevaarlijk!) Ze schreef er een boek over (Wildernis Sonate. ‘Mijn leven tussen wolven en muziek’).

Behalve uitstekend pianiste is ze overigens knettergek, volgens mij. Luca zuchtte nauwelijks merkbaar bij mijn in houterig Italiaans uitgesproken verhaal over mijn gekke wens en legde uit dat er bij de observatie van dieren grofweg twee stromingen zijn: die van je onder de dieren begeven en ze ‘van binnenuit’ te beschrijven en die van op afstand blijven, ze in hun habitat te laten en ze zo bestuderen.

Daar in Pretoro deden ze het laatste, dat had u al begrepen. Ik was het met Luca eens. Voor knuffelen hou ik het maar bij onze gedomesticeerde honden, waarvan overigens de meeste rassen afstammen van een onderdanige tak wolven, waardoor de aaibaarheidsfactor aanmerkelijk groter is. Haal je een wolf in huis, dan zal hij je niks doen, maar zal je ook nooit gehoorzamen, laat staan enige affectie betonen. Aldus Luca.

Associatie dus: Hélène Grimaud en al haar piano-muziek. Ik denk niet dat ik haar boek ga lezen…

Er waren meer associaties, veel meer, maar die zijn niet uit te leggen, of worden bewaard tot een volgende keer.

Ga zingen!

Ik ben er effe niet de komende twee zaterdagen maar ik heb een belangrijke klassieke boodschap voor u: ga zingen! En dan bedoel ik niet zomaar, nee: zondag 1 juni is er op de Parade in Den Bosch samenzingen.

Onder de titel ‘Zing de zomer in’ wordt er onder kundige leiding (dat wil hopelijk zeggen een dirigent die zijn koor tot grote hoogte kan stuwen) en met begeleiding van een koor op het podium dat mee aanvuurt, zo’n veertig (jawel veertig!) bekende liedjes gezongen. Het zal wel veel pop zijn, maar ik kan me voorstellen dat een paar ijzeren klassieke stukken niet zullen ontbreken.

Haal diep adem (laag hè, zodat u uw strot niet naar de hier en daar schreeuwt… denk aan uw bekkenbodem), besproei uw zang met het nodige vocht (liefst niet allemaal bier of wijn, anders haalt u de veertig liedjes niet) en wees erbij.

Zingen gaat de verzuring tegen, zo zegt de Vlaamse dirigent die het geheel leidt, Marc Dhollander (!). Ik kan daar nog aan toevoegen dat goed zingen topsport is, zodat u op die zondag uzelf verder niet hoeft te vermoeien met fitnessen of met een coach lopen in het park, iets wat allemaal veel duurder is dan samen zingen in Den Bosch.

Het zou mooi zijn als u zuiver zingt, maar het hoeft niet, zo schrijft de organisatie. Wie zingt is koningen verwant, dus wat kan het u bommen of het zuiver is?!

Ik ben er twee zaterdagen niet, maar als ik op tijd terug ben uit Italië kom ik ook naar de Parade in Den Bosch en wat zal ik mij weren.

Ik zit me er nu al stiekem op te verheugen: ik ga net doen alsof al die mensen om mij heen lezers zijn van mijn ‘Vocalies’ en dat ik ze aangezet heb tot hun komst!

Cantare, oho, volare ohohoho!!

Tot zaterdag 7 juni!

Meer info op www.samenzingenindenbosch.nl

Gregoriaans

Het begon allemaal met het Gregoriaans. Nou eigenlijk begon het veel eerder, toen de holbewoners bij het vuur hun verhalen en liederen aan elkaar doorgaven, maar voor mijn gevoel is het Gregoriaans eigenlijk de eerste muziek.

De noten werden fatsoenlijk opgeschreven, zodat de broeders in het zuiden van de culturele wereld hetzelfde konden zingen als in het noorden, oosten en westen (en ja er waren natuurlijk meningsverschillen tussen de ordes, maar ‘im grossen Ganzen’, lag de notatie eindelijk eens vast).

Ik zie me nog staan op het koor van de St. Gertudiskerk in Maarheeze, met z’n allen de derde mis (of de achtste, daar mag ik vanaf wezen) zingen, uit het grote boek met de vierkante noten op de vier lijnen. Eigenlijk kon ik noten lezen vóórdat ik letters kon lezen.

Vooral dankzij mijn vader die de noten opschreef zodat ik hetzelfde deuntje iedere keer weer kon spelen, op mijn valse Adler blokfluit (ik heb hem nog). Daar begon het en mijn respect voor de Gregoriaanse koorzang is gebleven. Het heeft een bijna therapeutische werking.

Mijn vader zingt nog steeds in een van de weinige Gregoriaanse koren die er zijn in de lage landen. Ik schrijf expres lage landen, want het koor repeteert in de Achelse Kluis in België. ‘Ons pap’ overschrijdt iedere woensdagavond de grens van Nederland naar België om er te gaan repeteren.

Het koor bestaat 40 jaar en viert dat in het komende pinksterweekeinde met een festivalletje in de Kluis. Mijn vader schreef onderstaand stukkie in het programmaboekje dat tijdens het festival wordt uitgereikt. Mocht u in de buurt van de Achelse Kluis zijn, ga er eens even binnen, u zult er gelouterd weer uit komen en… ze tappen er een goeie, eigen gebrouwen pint bier.

“De Mariazaal in de Achelse Kluis is de plek waar meestal onze repetities plaatsvinden. Om precies zeven uur zit iedereen op vier rijen stoelen, ieder op zijn eigen plek. De voorzangers op de eerste rij, zoals dat hoort. Altijd wordt eerst de Heilige Geest aangeroepen met het Veni Creator Spiritus. Alle zeven coupletten in beurtzang.

Als iemand (en dat komt niet vaak voor) wat later is, blijft hij in de gang wachten tot het einde om daarna ook zijn plaats in te nemen. Dat wachten hoeft niet maar hij doet het wel. Uit piëteit? Of discipline? Nee, helemaal niet. Ik geloof dat de sfeer het met zich mee brengt.
We beginnen met een stemoefening waarbij het toontreffen de verjaardagen van de zangers ook nog aandacht krijgen.

De Latijnse uitspraak ondervindt geen probleem aangezien we op dat gebied een paar deskundigen hebben. Door onze dirigent wordt uitvoerig de tekst uitgelegd, zo ook de toonsoorten. Wat voor ons een vlaggetje en een wybertje is, is voor hem een porrectus en een punctum inclinatum.
Voor opvatting van de zang wordt geput uit de nalatenschap van Pater Michael die onze eerste dirigent was.

Een moeilijk stuk dat de meesten nog nooit gezien hebben wordt, nadat we een en ander eerst op noten zingen na een kwartier in zijn geheel al heel aardig ten gehore gebracht. Volledige concentratie is wel vereist. Onderlinge nieuwtjes worden dus bewaard voor de koffiepauze.

Ook als er dan niet gezongen wordt, heerst er een goede harmonie onder de meer dan dertig zangers van twee nationaliteiten die er ook vele kilometers voor over hebben om te komen repeteren.

Na de pauze wordt er weer serieus verder gezongen waarbij een enkele ludieke opmerking nog net geoorloofd is. Het is dan ook gewijde muziek waar we mee bezig zijn.
Kenners van het Gregoriaans weten in welgekozen woorden duidelijk te maken dat deze zang de devotie bevordert, innerlijke rust veroorzaakt en het contact met de hemel bewerkstelligt.

Een gezang of lied met Nederlandse tekst kan daar niet aan tippen. Ook niet die brief met die vlieger van André Hazes.

Tegen negen uur sluiten we altijd met ‘In Manus Tuas….’ (in Uw handen, Heer beveel ik mijn geest). Dat gebed wordt altijd verhoord want om kwart over negen is de Achelse Kluis weer in diepe rust.”

Hier is een linkje naar een filmpje op you tube van gezang van de monniken van Santo Domingo de Silos (dat u niet denkt dat u mijn vader hoort).

Santo Domingo de Silos

Pianisten

Er zijn pianisten en pianisten. Ik heb er niet zoveel verstand van. Over het algemeen kan piano me niet zo boeien. De Mondscheinsonate van Beethoven, ja, die is mooi . . . En veel van Chopin vind ik ook nog wel het aanhoren waard. Maar zodra een piano met een orkest gaat samenspelen is de klank voor mijn oren uit zijn voegen en word ik ibbel. En Bach’s muziek op piano maakt me nerveus omdat mijn geest steeds maar probeert een melodie te volgen en Bach kan meerdere melodieën door elkaar schrijven.

U vindt me arrogant? Ach dat bedoel ik niet te zijn. Ik word heel nederig in de buurt van pianisten. Ze hebben me mijn hele zingend leven terzijde gestaan en ik heb geleerd dat je van ze moet houden, anders kun je niet met ze zingen. Nou hebben de meeste pianisten een tamelijk hoge aaibaarheidsfactor. Tenminste, als ze het in zich verenigd hebben zowel solo als begeleidend te kunnen spelen.

Solo-pianisten zijn vaak sociaal gestoorde maniakken. Dat solistisch en begeleidend in één komt niet zo vaak voor. Sommige pianisten zeggen dat het wel zo is, maar dan ga je met ze aan het werk en dan blijken zìj het tempo te bepalen in plaats van jij en dan blijken ze snel te vergeten dat een zanger hier en daar ook nog moet ademen en dat-ie geholpen dient te worden aan het einde van een moeilijke frase. Wegwezen dus, als zanger.

Het enige dat op de pianisten waar ik mee heb mogen werken (let u op dat bescheiden ‘mogen’?) aan te merken was, is dat ze vaak niet streng genoeg voor me waren. Met uitzondering van eentje, deden ze altijd hun best deze eigengereide sopraan van dienst te zijn. Hetgeen soms tot gevolg had dat ik hardnekkig foute noten bleef zingen, omdat er niemand was die me erop wees… Maar ik ben stapelgek op mijn Piet, Lex, Kees, Hans, Carl, Guy, Eelco, David, Marie-Thérèse, Jan (de volgorde is willekeurig, heren en dame) en de namen van degenen die me ontschoten zijn.

Waarom schreef ik dit ook weer? Oh ja, het jonge Chinese pianowonder Lang Lang en de Nederlandse bariton Ernst Daniël Smid doen op 2 mei mee met het concert dat wordt georganiseerd voor het 90-jarig bestaan van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Ernst Daniël Smid is de gastheer op het verjaardagsfeestje.

Ik houd van het Rotterdams Fiel omdat ze werkgever waren van een van de aardigste bazen ooit die ik had. Helaas overleden, al weer bijna 4 jaar geleden. Lang Lang was ooit de gast op het beroemde Prinsengrachtconcert en bracht klassieke muziek weer wat dichterbij de ‘gewone mensch’ (zou hij ook kunnen begeleiden?) en Ernst Daniel Smid vind ik een groot zanger, leuke man en uitstekend presentator: hij doet net als Lang Lang wat ik zo schromelijk vind ontbreken aan Radio 4 en klassieke programma’s in het algemeen: de muziek dichterbij brengen.

Affijn, hier zijn twee linkjes van Lang Lang.

Eentje waar hij ook lekker gek de muziek dichter bij het gewone leven brengt (hoewel, zijn video-games het gewone leven?)

En eentje waar hij het eerste pianoconcert van Tsjaikovski speelt, ik ben er niet zo weg van, maar het is lekkere muziek en hij speelt het 2 mei ook.

Don Carlo

Een luistertip vandaag en een kort stukje, want de hoofdredactie piept (zachtjes) dat mijn stukkies te lang zijn, soms. Ik heb wel eens wat meer woorden nodig dan strikt noodzakelijk. Misschien zit daar wel het bruggetje naar het stukkie van vandaag, want ook in opera gebruiken componisten meer woorden dan nodig, nog veel meer dan ik soms.. Zo ook Giuseppe Verdi, al spant hij niet de kroon.

Don Carlo is misschien niet de bekendste opera van Verdi, wel eentje waar een bijzonder interessante rol inzit voor een bas. De lage stemmen worden in opera meestal niet zo goed bedeeld; in Don Carlo wordt dat in de rol van Filippo, oftewel Phillips de Tweede van Spanje (de opera is historisch geplaatst, zoals veel van Verdi’s drama’s) een beetje goedgemaakt. ‘ Ella giammai m’amo’ (ze heeft nooit van me gehouden) is echt een van de mooiste bas-aria’s ooit; als-ie op het laatst (wel effe volhouden, de hele aria duurt geloof ik iets van acht minuten) zingt ‘amor per me non ha’ (liefde heeft ze niet voor mij), hou ik het niet droog.

Niet iedere bas kan het zingen: je dient je emotie in te houden tot op het allerlaatst, anders haal je de laatste hoge noot niet. Een eenzame man, die Philips, met grote taken en idealen, maar oud en levensmoe. Zijn jonge vrouw Elisabetta is hem trouw, maar houdt niet van hem en wordt gekweld door heimwee en door haar geheim gehouden liefde voor notabene Filippo’s zoon, Carlo.

In een aantal versies wordt de solo van Fillipo gevolgd door een vinnig duet tussen hem en de grootinquisiteur waarin Verdi buitengewoon geraffineerd de conflicten tussen kerk en staat tevoorschijn laar komen door de kerkvertegenwoordiger (de grootinquisiteur) steeds veel hoger (uit de hoogte?) te laten zingen dan de lage baspartij, de staat. Als je effe doorluistert een prachtig stuk opera. Veel plezier.

Ik voeg wat linkjes bij; eentje zonder beeld van de bas Nicolai Ghiaurov (getrouwd met sopraan Mirella Freni en al een tijdje dood). Hij maakt er wel een erg drama van, maar de stem is werkelijk prachtig.

De opname met Yevgeni Nesterenko is erg wollig, maar wel in scène. Ik meen Abbado te herkennen als dirigent en dan zit je wel goed met Verdi. Let eens op het ‘opera-slotapplaus’, waarop Nesterenko niet echt reageert (dat mag ook niet), maar wel zichtbaar aangedaan is.

Knap verslavend dat You tube trouwens: ook de versie van Boris Christoff is interessant; zijn Italiaans is hemeltergend slecht, maar zijn pianissimo op het eind is weer zo ontroerend dat je hem veel vergeeft. En de cellist die de intro zo kraaienvals speelt moet klappen hebben.

En hierna hou ik echt op: een oude opname van het eerder genoemde duet tussen Fillipo en de Groot Inquisiteur. Ik kan hem niet insluiten, maar als u hier klikt kunt u hem horen

Die Fledermaus

5 april 1874: de premiere van Die Fledermaus in Wenen.
Johann Strauss was Jacques Offenbach te vlug af. Offenbach liep namelijk rond met plannen om op basis van het toneelstuk van Heilhac en Halévy een operette te schrijven. Het kwam er maar niet van en dus was Strauss ‘m voor.

Het is een van de leukste operettes ooit, al is-ie wel eens het slachtoffer van platte lol en slechte orkesten. De muziek zit gepokt en gemazeld in elkaar. Ik heb zelden een rol gezongen (Rosalinde) die zo logisch voelde en zo makkelijk zong. De aria ‘Klänge der Heimat’ lijkt wel voor mij geschreven.

Er zit niet zo heel veel koor in, reden waarom de Fledermaus niet heel vaak wordt uitgevoerd: amateurkoren worden vervelend als ze niet genoeg te doen hebben…. (ja hoor: bedoeld als prikje…!).

Het was ook de eerste keer dat een tenor aan mijn borsten mocht zitten zonder daarvoor een dreun te krijgen. Leo van der Plas (want die was het) kweet zich tijdens het ‘Uhrduett’ met verve van zijn taak en liet mijn en zijn integriteit daarbij in tact.

Het werd een heerlijke productie, waarbij ik in nieuwe kostuums mocht optreden, speciaal voor mij gemaakt en voor het eerst een visagist/kapper tot mijn beschikking had (nou ja, ‘mijn’ beschikking: hij schminkte alle solisten).

De plot? Och, niet heel interessant: huwelijksperikelen, drank, een weddenschap, verkleedpartijen… even schudden en je hebt een van mijn lievelingsoperettes.

Volgens mij zingt Kiri Te Kanawa een deel in het Hongaars… de vertolking is de beste van een rijtje slechte op Youtube. Het is allemaal niet erg gelijk, maar wie maalt daarom met zo’n prachtvrouw en zo’n prachtige enscenering… Let ook eens op de (kale) travestierol van Prins Orlofsky: een heerlijke rol voor een mezzo!

Repetities

Koorrepetities kunnen nogal eens verschillen is mijn ervaring.

Bij het projectkoor, dat zondags repeteert, van tien tot twee in een ‘zaalgelegenheid’ met tap. Om 10.25 uur: in rookwolken en de lucht van verschraald bier: ‘Dames en heren kom nou! Het is al minstens kwart over tiehien! We moeten nog zoveel doehoen. En we zouden niet roken in de ruimte waar gezongen wordt en MAG DIE ACHTERGRONDMUZIEK AF???!!! En waarom zijn er maar twee van de zeventien bassen? Oh, op de camping dit weekend…’

Bij het Brabantkoor, dat ook bij elkaar komt en hele zaterdagen en zondagen repeteert, van tien tot vijf. Om 10.02 uur: ‘Dames en heren, wat heerlijk dat u er weer allemaal bent. Welkom bij dit Mozart Requiem. Het wordt een prachtige serie concerten. Ik wilde om te beginnen er maar even gewoon doorheen slaan… twee, drie, vier…’

Bij het projectkoor halverwege de repetitie: ‘Nee, we pauzeren vandaag maar een kwartiertje in plaats van een half uur, jullie waren al zo laat bij het begin. Sopranen, jullie kijken niet, zodra jullie beginnen te lopen kijken jullie niet meer en je kunt mij toch echt vanaf overal op het toneel zien, als je maar wil. En het is toch echt ‘D`e`e`e is de prins, hoeoeoeoe komt hij hier? in plaats van ‘Dé is de priiiins hoe komt hij hier?’

Bij het Brabantkoor, vlak voor de grote middagpauze: ‘We maken dit deeltje nog even af, dan is dat maar klaar voor vandaag… Tenoren, het zou de goede afloop van het stuk bevorderen als u allemaal in maat 44 een Es zong in plaats van sommigen een E. Doen we het overigens niet voor over…

Bij het projectkoor om twee uur: ‘Kunnen we niet nog even doorgaan, we begonnen al zo laat… O, u moet met de kinderen naar oma, het bos in, de hei op, of terug naar uw luie zondag. Tsja… dank voor uw aandacht en tot volgende week EN DAN BEGIINNEN WE ECHT OP TIJD!!!’

Bij het Brabantkoor heeft de dirigent in zijn eentje vanaf tien uur de repetitie geleid en om vijf voor vijf zegt hij: ‘Kijk dames en heren, het is in maat 14 erg ongelijk. Let op, ik doe es een dansje in plaats van zwaaien, dan zingt u wel gelijk…’ en hij huppelt het koor met zijn houtigere, maar charmante motoriek in een ruk door naar het einde van de moeilijke fuga, inderdaad nu wel gelijk. Om tien over vijf spoedt ieder zich voldaan – ook de dirigent – huiswaarts.

Er waren tijden dat ik zaterdags in het ene koor, als koorlid en zondags in het andere koor, als solist zong. Kunt u zich voorstellen dat ik af en toe schakelmoeilijkheden had?