Florence Foster Jenkins

Hebt u dat nou ook? Dat november zijn einde nadert, dat je ’s morgens bij donker je huis verlaat en ’s avonds bij donker weer binnenrolt. Dat dagen grijs verlopen en dat de lente nog errug, errug ver weg is? Dat Sinterklaas eraan komt, dat de kerstman al achter hem staat te trappelen (vreselijke mannen die twee) , dat je binnenkort vijftig wordt en dat de feestdagen naderen, waar je ieder jaar meer tegenop gaat zien, omdat je weet dat ze je melancholisch zullen maken, ondanks alles wat je gaat doen om dat te voorkomen (dineetjes met vrienden organiseren, alle flessen die je krijgt als kerstcadeautjes achter elkaar leegdrinken; gordijnen dicht, kachel aan, tv aan, oh nee laat maar uit want het enige dat erop is is The Sound of Music en daar ga ik tegenwoordig bij voorbaat al bij janken…)

Kortom, is mijn gemoedstoestand duidelijk? Als niet kan ik nog wel een tijdje doorgaan hoor, ik zwelg af en toe graag in eigen leed.
Dus had ik voor het stukje van vandaag eens behoefte aan iets krankjorums. Nou kan ik genoeg krankjorums bedenken (a krankjorum mind is a joy forever) maar ik besloot maar eens dátgene te exploreren dat me het eerste binnenschoot en dat was: Florence Foster Jenkins.

Heel lang geleden zakten wij met een stel zangers na een concert af bij de bariton (waar zou-d-ie toch gebleven zijn trouwens, die bariton…???). Ik verbaasde mij over zijn bepaald erudiete huis en gedrag. Hij was tolk vertaler Duits en Engels, en een goeie ook. Hij had zijn huis stoffig, ouwerwets en oergenoeglijk ingericht met tegen alle wanden boeken en lp’s en tijdschriften. Hij schonk ons een stoffige, belegen en peperdure rode wijn, deelde toastjes met ganzenleverpaté rond (ja ja, niet zeuren toen wisten wij nog niet dat je dat eigenlijk niet eet als weldenkend mens) en sprak met een twinkel in zijn ogen (hij had en heeft hopelijk nog steeds een buitengemeen gortdroog gevoel voor humor): ‘Nou zal ik jullie es een èchte zangeres laten horen҅’ En hij zette een lp op en in no time schalde Florence Foster Jenkins door de kamer.
Ik verslikte me bijna in mijn toastje en liet het glas kostelijk rood vocht bijna vallen. Heremijntijd, wat was dat nou?

Florence Foster werd geboren in 1868 in Pennsylvania. Ze kreeg als kind muziekles en wilde eigenlijk in het buitenland verder studeren. Haar steenrijke vader weigerde echter bij te dragen aan de kosten voor z’n opleiding (misschien snapte hij wel dat zijn dochter geen spaan talent had…)

Florence trouwde stiekem met Frank Thornton Jenkins. Een kort huwelijk, want ze scheidden weer in 1902. Ze verdiende de kost als lerares en pianiste tot haar vaders dood in 1909. Toen erfde ze een fortuin en kwam terecht in het muzikale wereldje van Philadelphia, waar ze onder meer de Verdi Club stichtte en financierde.
De bronnen vermelden met een ongebruikelijk gevoel voor understatement dat je aan haar opnamen kon horen dat ze weinig gevoel voor ritme en toonhoogte had en nauwelijks in staat was een noot vast te houden. Ze kon er geen hout van, laten we maar eerlijk wezen. Haar begeleiders pasten zich hoorbaar aan haar gekrijs aan (waarschijnlijk betaalde mrs. Foster-Jenkins goed).
Toch werd ze onmetelijk populair. Voor een deel omdat ze waardering ‘kocht’ en voor een deel omdat het publiek andere dingen aan haar waardeerde dan haar stem. Als u haar gehoord hebt zult u het begrijpen: men lachte zich een kriek.

Ze schijnt ooit gezegd te hebben: ‘Mensen mogen zeggen dat ik niet kan zingen, maar niemand kan zeggen dat ik niet heb gezongen’. Enig gevoel voor logica bezat ze dus wel.

Op haar 76ste gaf ze eindelijk toe aan de publieke wens een optreden te geven in Carnegie Hall (in 1944). De kaartjes waren al weken van te voren uitverkocht. Jenkins overleed een maand na dit optreden. Sommige bronnen wijten haar overlijden aan de gekruide kritieken die ze kreeg toen ze haar ‘talenten’ (of het gebrek daaraan) voor objectieve luisteraars tentoonspreidde: de kritieken na het Carnegiehall concert waren niet mals…

Het voert te ver alle anekdotes hier te vertellen. U moet haar maar es googelen. En als u het leven even niet ziet zitten en niet snapt waarom u zo moet ploeteren om die hoge c er fatsoenlijk uit te krijgen, of als u opziet tegen de feestdagen of het vertrouwen in het leven in het algemeen en de mensen in het bijzonder aan het verliezen bent: draai Foster Jenkins. U kunt er weer een tijdje tegen.

Sterkte met de Sint, mijn volgende stukje komt op 6 december en dan is er ook weer een Vocalies, die helpt u wel bij de voorbereiding op de kerstdagen; half januari gaan de dagen weer lengen en in februari steekt er vast wel weer een crocus de kop op.

In de link een opname van Jenkins’s versie van de aria van de Königin der Nacht, ondersteund door plaatjes die een beetje weergeven wat ik dacht toen ik haar voor het eerst hoorde.

Sint Cecilia

Het is vandaag zaterdag 22 november. Als je ’s zaterdags stukkies schrijft en je doet dat op een website voor vocale klassieke muziek dan ontkom je er niet aan: het is vandaag de naamdag van Sint Cecilia. Nou ja, zult u zeggen, nou en?

Nou, die Cecilia is de patrones van de koorzangers. En wel van de katholieke koorzangers en vooral van de zuidelijke katholieke koorzangers. Ik kan er ook niks aan doen. Ik zal u vertellen hoe ik tot dit wellicht wat ouwerwetse stukje kom.

Ik ben begonnen met zingen, echt zingen, via mijn vader. Hij was lid van het kerkkoor en van het ‘openbare’ plaatselijke zangkoor en als hij de kans had zong hij de rouw- en trouwmissen ook nog mee (doe-t-ie nog steeds trouwens). Kortom: ik heb het van geen vreemden. Liever dan bij onze strenge moeder met argusogen in de kerk te moeten zitten ging ik met hem mee naar boven, naar het koor. Al vroeg gedroeg ik mij alsof ik nooit anders kende als het koor en de klokkentoren van de kerk. Ik zong met kerst en Pasen alle missen mee en zat tussendoor te lezen, te kaarten, of Franse woordjes te leren (altijd achten!) al naar gelang mijn leeftijd vorderde. Ik holde tussen de missen door dwars door de kerk en speelde verstoppertje op de preekstoel en was hogelijk verontwaardigd als ik gecorrigeerd werd omdat ik niet eerbiedig genoeg was. Het was toch mijn terrein?

Ik kon Gregoriaanse muziek (uit het grote boek) lezen bij wijze van spreken vóórdat ik ons eigen letterschrift kon lezen (nu niet meer trouwens, helaas). Later, veel later, ben ik uit de katholieke kerk gestapt omdat ik het een liefdeloze instelling vind, maar de muziek ben ik blijven waarderen. Zowel de Gregoriaanse als bijna alle andere kerkmuziek en mede daardoor ben ik waarschijnlijk wel zijn instituut kwijtgeraakt, maar Onze Lieve Heer zelf niet, if joe get mai drift…..

Dus voor al die koorzangers die vandaag potverteren (voor zover die gierige kerkbesturen het niet op Petrus laten aankomen vóórdat ze hun zangers eens lekker verwennen als beloning voor al die uren repetities en uitvoeringen in tochtige, koude kerken) volgt hieronder een korte beschrijving van het leven en de dood (het wordt bloederig, want het kind is vreselijk aan haar eind gekomen) van de heilige Cecilia en in de link Henry Purcell’s ‘Ode for Saint Cecilia’s Day’.

Cecilia was een jonge, adellijke dame in Rome. Ze leefde in de derde of vierde eeuw na Christus en werd uitgehuwelijkt aan een zekere Valerianus. Ze had zelf bedacht dat ze maagd wilde blijven en alleen aan God wilde toebehoren, dus ze wilde niet trouwen met Valerianus, een niet-gelovige. Maar ja, in de derde, vierde eeuw na Christus in Rome had je als jong meisje niks te beslissen en haar ouders zetten het huwelijk door.
In de huwelijksnacht vertelt Cecilia haar nieuwe echtgenoot dat een engel haar lichaam beschermt. Valerianus wil die engel dan wel eens zien en Cecilia stuurt haar man daarom naar de paus. Even buiten Rome ontmoet Valerianus de engel (!) en hij bekeert zich tot het christendom. Ook zijn broer bekeert zich. Hoe het nou met die maagdelijkheid van Cecilia is afgelopen vermelden de analen trouwens niet.

Na de nodige verwikkelingen worden de beide broers ter dood gebracht. Cecilia begraaft ze en blijft het christendom prediken. Zij wordt ook ter dood veroordeeld. Het verhaal gaat dat ze in kokend water gedompeld werd en dat drie keer overleefde (sommigen bronnen hebben het over verstikking of vergassing). Toen is haar de keel afgesneden, zo diep dat het hoofd bijna van de romp gescheiden werd (ik zei toch dat het bloederig zou worden…).

Er is een prachtig beeld van haar dat op haar graftombe ligt in de kerk Santa Cecilia in de wijkTrastevere in Rome. Ik heb het gezien. Ze ligt er onnatuurlijk verdraaid bij, maar beeldhouwer Stefano Maderno heeft inderdaad een ontroerend beeld gemaakt.

Waar nou die associatie met de muziek vandaan komt is niet helemaal duidelijk. Ze schijnt op haar huwelijk een lied gezongen te hebben voor haar enige heer, hem smekend haar kuisheid te bewaren. Ze is trouwens ook patrones van de brandweerlieden en op Sicilië geloven ze dat ze de lavastromen van de Etna kunnen keren als ze haar sluier in zee gooien (Sicilië kennende circuleren er meer sluiers… is ook wel handig met die wispelturige Etna).

In de link een mooi stukje uit de ‘Ode for St. Cecilia’s Day van Händel. U moet de sopraan de verkeerde jurk maar even vergeven, ze zingt best mooi. En volgende week gaat ze in haar nakie in de zon liggen, zodat je bij het volgende concert niet meer ziet waar haar t-shirt gezeten heeft… zucht…

Mantovani

15 november: geboortedag van Annunzio Paolo Mantovani in Venetië, kortweg Mantovani. Een van de mensen waar ik bewondering voor heb. Niet zo zeer voor zijn muziek (die ik nogal zemelkloterig vind, als u mij de Brabantse term wil vergeven), als wel voor het feit dat hij ertoe bijgedragen heeft de klassieke muziek dichterbij te brengen. Een ieder die dat probeert, erin slagend of niet, heeft mijn onverdeelde bewondering en medestand.

Mantovani’s vader was eerste violist van het La Scala orkest in Milaan onder Arturo Toscanini en later concertmeester van het orkest Covent Garden in Londen waarheenhij met zijn gezin in 1912 verhuisde. Mantovani junior studeerde er aan het Trinity College. Na zijn afstuderen formeerde hij zijn eigen orkest, dat in en rondom Birmingham speelde. Tegen het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was zijn orkest een van de populairste orkesten in Engeland, met optredens op de BBC-radio en in de concertzaal.

Mantovani was een goed arrangeur en muzikaal leider: hij leidde musicals van onder anderen Noel Coward en hij ging steeds meer grammofoonplaten opnemen (‘grammofoonplaten, kinderen’, sprak oma, ‘dat zijn van die grote platte, zwarte vinylschijven die ze vroeger op een apparaat legden en er dan een naald overheen lieten gaan, waardoor je muziek hoorde, de voorloper dus van de CD, heel goed opgemerkt Jantje…’). Uiteindelijk trad hij helemaal niet meer ‘live’ op maar zat het grootste gedeelte van zijn tijd in de studio. Samen met ene Ronnie Bing bedacht hij een speciale sound voor de strijkers, de ‘cascading string sound’, da’s nou net de sound die ik zo zemelkloterig vind, maar die verkocht als een tierelier. Cascade betekent trouwens waterval, dus de term dekte wel de lading. Eigenlijk vond Mantovani een geheel nieuw genre uit: het ‘easy listening genre’. Zo werden veel bekende all-time-favourites bewerkt en dus kom je het techniekje heden ten dage nog steeds tegen. Je herkent het eigenlijk onmiddellijk. Ga je het origineel beluisteren, dan blijkt dat vaak veel minder glad te zijn en wat meer rafels te hebben, wat ik dan weer mooier vind.
Maar nogmaals, volgens mij zijn er heel wat mensen via Mantovani naar ‘echte’ klassieke muziek gaan luisteren en dat is winst!

Lang leve Mantovani dus, al is hij in 1980 in Tunbridge Wells (Kent, Engeland) overleden.

In de link speelt hij met zijn orkest ‘Misty’, met mooie plaatjes!

Joan Sutherland

Ha! Vandaag heb ik het makkelijk! Opzoek naar een themaatje voor dit stukkie, dat er een dag eerder op komt dan gewoonlijk (want wij zijn lekker drie dagen wandelen in Zuid-Limburg), stuitte ik op de geboortedag van een van mijn all-time-favourites: Dame Joan Sutherland. (oneerbiedig door een oud-collega ooit Sjaan Sudderlap genoemd, maar ik zal zijn naam niet noemen…)
Ze zingt al een tijdje niet meer, maar doet wel masterclasses en zit in jury’s en is nog steeds een schatje: alle diva-kuren zijn haar vreemd.

Ik zal u vertellen hoe haar leven liep en afsluiten met een anekdote, die ik nu wel kan vertellen, want tenor Adriaan van Liempt, die een hoofdrol in het verhaaltje speelt is al weer een paar jaar dood en lijdt er dus niks van als ik een grap over hem vertel (zou-ie trouwens bij leven ook wel tegen gekunnen hebben, hoor, hij was ras-Brabander en had dus gevoel voor humor.).

Sopraan Dame Joan Alston Sutherland werd geboren in Sydney op 7 november 1926, Pfoe, dan wordt ze vandaag dus al 82; ik dacht dat ze een stuk jonger was…).
Joan’s moeder was een mezzosopraan, ze zongen veel samen en vanaf haar achttiende nam Joan de mogelijkheid voor een carrière als zangeres serieus. Ze debuteerde in 1952 in Australië als Dido in Purcell’s Dido and Aeneas. Later in 1952 debuteerde ze in Covent Garden (Londen) als Eerste Dame in Mozart’s Die Zauberflöte. Het ging razendsnel, want in november van datzelfde jaar stond ze al naast Maria Callas te zingen.

Ze kwam bij een begeleidingsklasje (wat klinkt dat simpel eigenlijk…) haar latere echtgenoot, dirigent/pianist Richard Bonynge tegen. Boze tongen fluisterden dat het een verstandshuwelijk was dat niet zou standhouden: nou ze zijn nog steeds bij elkaar.

Na haar vertolking van Alcina in Teatro La Fenice in Venetië in 1960 kreeg ze de bijnaam La Stupenda, hetgeen zoveel betekent als ‘zij die verbazing wekt’.
Echtgenoot Richard Bonynge haalde haar over zich meer op het belcanto repertoire te concentreren: hoge noten waren immers voor haar (door het zingen van coloraturen) getrainde stem geen enkel probleem.
In 1959 brak ze echt door met haar vertolking van de waanzinscène uit Lucia di Lammermoor van Donizetti (en uit die rol stamt mijn anekdote).

Haar laatste openbare optreden werd in 1990 afgesloten in Convent Garden met een gala-optreden van Die Fledermaus op de avond van nieuwjaarsdag,geflankeerd door vrienden Luciano Pavarotti en Marilyn Horne.

Ik had kaartjes voor een van haar laatste voorstellingen, notabene in provinciestad Eindhoven. Een tractatie van een vriend (die ook al weer jaren dood is…. zucht). Op de trappen van de schouwburg werd ons 400 mark geboden voor de kaartjes; wij weigerden en liepen met bonzend hart door. De avond was zowel hilarisch als prachtig. Haar waanzinsaria was van een ongekende schoonheid en souplesse; als ze naar voren liep op het toneel, met het mes in haar hand, weken de voorste rijen publiek terug, zo sterk was de lading waarmee ze zong. Ik heb ademloos geluisterd.

Voor de hilariteit zorgde Adriaan van Liempt, vooral door zijn gestalte, waar hij ook niks aan kon doen: hij was nou eenmaal klein en gedrongen. Om zijn gedrongenheid niet al te zeer af te laten steken bij de, laten we voorzichtig zeggen stevige gestalte van La Stupenda, had een of andere goof bedacht dat er een toneel moest zijn met hoogteverschil. Dat pakte niet helmaal handig uit. Op de een of andere manier stond van Liempt steeds verkeerd en dus een trapje lager dan Joan, die daardoor nog enormer leek. Bovendien had diezelfde goof Adriaan een zwaard gegeven dat te lang voor zijn gestalte was en dat de hele avond aandoenlijk achter hem aan klepperde. Die twee dingen werkten mij al op de lachspieren (u weet vast wel hoe dicht giebelen en ontroering bij elkaar liggen, bovendien was ik bijna twintig jaar jonger dan nu). Dat geklepper had tot gevolg dat het zwaard muurvast in het gevest kwam te zitten. Toen het bij de bruiloftsscène getrokken moest worden kreeg de arme Adriaan het bijna niet uit het gevest en toen dat uiteindelijk wel lukte, ging dat met zoveel ongedoseerde kracht dat hij bijna omviel. Toen hield ik het niet meer. Was u er ook die avond? Dan was ik het wiens lach door de zaal schalde op een van de meest dramatische momenten uit de opera. Sorry, alsnog, zoveel jaar na dato. Maar wie kan mij nazeggen dat-ie Joan Sutherland een van haar laatste Lucia’s heeft horen zingen voor een gulden of veertig? Precies!

In de link de waanzins-aria uit Lucia. Vooral een lesje applaus, kijk maar aan het einde. Er staan nog meer filmpjes met dezelfde aria op You tube: lekker een uurtje waanzin.

Mozart’s Mis in c

Dit weekend staat in het teken van het Brabantkoor. Hieraan voorafgaand stonden er trouwens nog drie weekenden in het teken van het Brabantkoor, maar toen waren we aan het repeteren, nu gaan we uitvoeren. Vanavond, zaterdagavond 1 november in Muziekcentrum Frits Philips en morgenmiddag, zondag 2 november in het Theater aan de Parade in Den Bosch. Ik heb er wel eens over gerept in deze kolommen, over het Brabantkoor. Ik was ook voornemens het er verder niet meer over te hebben, maar we hadden vorige week in het midden van een repetitie een kleine lezing van Clemens Kemme en die gaf weer zoveel inspiratie dat ik besloot u deelgenoot te maken van zijn bevindingen (en mijn visie daarop).
Who the f… is Clemens Kemme? zult u zich misschien (wellicht wat beleefder dan ik) afvragen. Ik kende hem ook niet. Het is een leuke, erudiete, prettig gestoorde meneer uit Amsterdam, die de hiaten in Mozarts mis in c heeft proberen op te vullen en wij zingen het Sanctus uit de mis in een arrangement van zijn hand. Daarom kwam hij met ons kennis maken. Ik vind geen eigen website van hem, maar als u zijn naam googelt komt hij in allerlei artikelen terug.

Mozart schreef zijn mis in c louter voor zijn plezier. Dat was ongebruikelijk, want in zijn tijd (en in zijn financiële situatie) had hij er beter aan gedaan ervoor te zorgen dat de mis betaald werd én dat-ie ‘m schreef volgens de regels van de kerk (die wilde namelijk geen lange missen, reden waarom er in die tijd zoveel korte missen geschreven zijn: Missa Breve). De mis is niet af en duurt nu al zo’n kleine 55 minuten, zou-ie helemaal af geweest zijn dan had-ie waarschijnlijk een kleine anderhalf uur in beslag genomen. De sopraansolo ‘Et in carnatus est’ is een van de mooiste sopraansolo’s ooit en zou door Constance (zijn jonge echtgenote) gezongen zijn bij de première in de Petruskerk in Salzburg op 26 oktober 1783 (grappig detail: de ‘lezing’ van Kemme vond plaats op 26 oktober 2008, precies 325 jaar later). De mis schijnt bedoeld geweest te zijn als verzoening: Mozart was tegen de wil van zijn vader Leopold (nogal een tiran trouwens) vertrokken naar Wenen na ruzie met de leiding van de Dom in Salzburg (daarom mocht de mis daar niet uitgevoerd worden en week Mozart uit naar de Petruskerk). En hij had nog iets gedaan tegen de wil van papa: hij was getrouwd met Constanze Weber, een familie die Leopold absoluut niet zag zitten.

Heel langzaam verbeterden de betrekkingen tussen Salzburg en Wenen weer en na de geboorte van hun eerste kind besloten de jonge Mozartjes maar eens een verzoeningsreisje te maken richting Salzburg. Ze lieten zoontje Rudolph achter bij een verzorgster in Wenen en togen richting Salzburg. De mis was bij de première niet af en Mozart heeft ‘m niet meer afgemaakt ook. Dat had wellicht (het blijft koffiedik kijken, zelfs voor erudiete meneren als Clemens Kemme) twee redenen: de eerste lijkt de meest voor de hand liggende: er kwamen opdrachten binnen die wel betaalden (en die had-ie hard nodig), de tweede, meer dramatisch en minder voor de hand liggend, want niet te checken): tijdens hun verblijf in Salzburg stierf de kleine Rudolph in Wenen. Je kon toen niet effe op en neer, dus bij terugkomst viel er aan dat harde feit niks meer te veranderen en kwam de mis in een la te liggen (veronderstel ik).

Na Mozart’s dood hebben verschillende componisten/arrangeurs zich op de mis geworpen, met wisselend succes. Zelfs de geheel ontbrekende delen zijn á la Mozart gecomponeerd, maar ze worden nooit samen met de mis uitgevoerd. Kemme heeft zich integer gekweten van zijn taak: hij heeft niet zelf noten verzonnen, maar na intensieve studie geprobeerd met het materiaal van Mozart de hiaten op te vullen; hij heeft niet de ontbrekende delen gecomponeerd; de mis is dus niet af: er zit geen Agnus Dei in en de laatste delen van het Credo ontbreken. Wij zongen voor hem aan het einde van zijn lezinkje de fuga van het Sanctus (donders moeilijk) die hij bewerkt heeft en hij bleef prompt de rest van de repetitie luisteren, in een hoekje van het podium, zijn benen ondergekruld en genietend).

De mis is van een wonder schoonheid: vooral het dubbelkorige Qui tollis (het lam dat het lijden van de wereld draagt) kan me af en toe zo aangrijpen dat ik in het begin eerst tranen moest wegslikken vóórdat ik in kon zetten (iets wat je als ‘professionele’ sopraan uiteindelijk natuurlijk overwint).
Kortom: als u in de gelegenheid bent: komt luisteren: zaterdag om kwart over acht in Muziekcentrum Frits Philips in eindhoven en zondagmiddag om kwart over twee in het Theater aan de Parade (waar u het met wat mindere akoestiek moet doen).

Zondag na het laatste concert gaat de kaartenbak van het Brabantkoor weer op slot en keren de zangers moe maar tevreden huiswaarts, om ergens in januari weer opgetrommeld te worden voor het Davide Penitente in Dortmund, maar daarover later meer.

In de link een werkelijk prachtige opname van het Kyrie uit de mis, gedirigeerd door Leonard Bernstein. Andere opvatting dan onze dirigent Jos van Veldhoven heeft, maar wel mooi. Ik zou de slag van maestro Bernstein trouwens niet kunnen volgen, maar ach, wie ben ik en hij is dood…