Bloasmuziek

Ach wat heb ik zitten smullen, kort maar hevig bij ‘De Wereld Draait Door’ van de week. De ‘New Trombone Collective’ trad er op. De fine fleur aan trombonisten uit de Nederlandse Orkesten stond er op een rijtje en speelde de sterren van de hemel. Van mij had het langer mogen duren dan de dik anderhalve minuut. Ik wist niet eens dat er zoveel goeie vak-trombonisten woonden in Nederland. Als het over grote solisten gaat heeft iedereen het altijd over zangers (tuurlijk!), violisten, pianisten, dirigenten… Kunt u me drie namen geven van toptrombonisten, trompetters, saxofonisten (en dan niet in de jazz of de Duitse schlagermuziek hè, nee in de klassieke muziek)?

Ik ken één saxofonist, Brandon Marsalis en nu één trombonist, Jurgen van Rijen. Dan houdt het gauw op. Typisch eigenlijk want hier beneden de rivieren, langs de oostgrens met Duitsland en in België en de Duits-sprekende landen is blaasmuziek een hot item. Er is een hele cultuur in, iedereen heeft wel een neefje of een buurman, of een kind dat een trompetje, een Flügelhorn, een klarinet of dwarsfluit bespeelt. Overigens lijkt koper populairder dan hout, zal wel komen omdat het blinkt. Op het conservatorium waren de blazers met afstand de gezelligste lui. Ze werden met de nek aangekeken door de meisjes uit gegoede families die ‘fjool’ speelden, door de meeste zangers (ik wist wel beter) en door de pianisten en schoolmusici. Ze trokken zich er overigens weinig tot niks van aan, gingen kalm hun gang en ontkrachtten vrolijk de stelling dat blazers door hun techniek langer leven door een flink aantal potten bier per dag te nuttigen.

De techniek van het blazen, beste lezer, komt namelijk een heel eind overeen met de techniek van de zang: je plat inademend je middenrif af en geeft daardoor de grote ader die erdoorheen loopt naar je hart de ruimte, zodat die lekker getraind blijft en zijn functie verderop van kransslagader lekker kan vervullen. Je middenrifspier is de grootste spier die je hebt in je lijf, dus als die goed getraind is, heb je daar ook weer voordelen van. Maar ja, zoals gezegd: zangers en blazers zijn in de regel zuipers, dus doen het voordeel weer teniet door het nuttigen van alcohol (Wein, Weib und Gesang za’k maar zeggen).

Dit stukje is dus bedoeld om een lans te breken voor de blazers onder ons. Op een op zich vocaal ingerichte website ook wel weer bijzonder vindt u niet?
Ik heb er veel onder verkeerd, onder blazers en er altijd veel plezier mee gehad. Het is nogal vierkantig volk als u begrijpt wat ik bedoel: rechttoe, rechtaan, niet lullen maar poetsen. Ze zeggen de vreselijkste dingen in je gezicht (‘witte gij al dagge nie knap bent?’, om maar eens een voorbeeld te noemen…), maar ze verdragen goedmoedig dat je ze lik op stuk geeft (‘as wij es trouwe dan? We passen prima bij elkaar’). Je moet ze in de regel uit de kroeg gaan plukken, maar ze weten je te raken met boterzacht, zuiver en fluwelig koperspel, ze pakken mee aan en ze zijn gul (tenminste zolang je niet aan de verenigingskas komt). Ik heb heel wat concerten met blazers mogen presenteren en heb er altijd het grootst mogelijk plezier gehad en goeie vrienden gemaakt. En ik ben er met beide benen mee op de grond gebleven.

Daarom in het filmpje het nummer bloasmuziek van Gé Reinders, als ode. En u spant zich maar es in om het Limburgs te verstaan, lieve talrijke lezers van boven de grote rivieren, het is een mooi dialect, dat zich uitstekend laat zingen.

Modest Moussorgsky

Vandaag in 1839 zou Modest Moussorgsky geboren zijn. Ik zat laatst in de auto en hoorde collega (!) Ernst Daniel Smid enthousiaste verhalen over hem vertellen. Ik durf hier wel te zeggen dat Daan en ik qua presentatie erg op één lijn zitten. Hij houdt ook van no-nonsense presentatie en hij heeft altijd van die mooie verhalen… Hij had een verhaal over de autodidact Modest Moussorgsky. Ik ken niet zoveel van die Russische componisten, maar door Daan’s verhalen ben ik er wat dichterbij gekomen en besloot ik er ook eens een stukje over te schrijven. Vooral omdat Modest, als hij zich niet doodgezopen had (excusez le mot) vandaag 170 jaar zou zijn geworden. In werkelijkheid stierf hij, verlopen, verzopen en eenzaam al in 1881.

Modest werd geboren in Karevo, 400 kilometer van Petersburg (in Russische afstanden gemeten ‘vlakbij’ Sint Petersburg).
Hij kreeg pianolessen van zijn moeder, die gekend pianiste was. Op zijn twaalfde al levert hij een zelf gecomponeerd werk af, een polka. Het lag in de lijn van de familietradities dat hij militair zou worden en daartoe vervoegde hij zich op zijn dertiende bij de militaire academie in Sint Petersburg. Een harde en ruwe leerschool; het is zeer waarschijnlijk dat zijn alcoholisme daar zijn aanvang had… Door zijn pianospel was hij populair bij de kadetten: hij kon zo leuk dansen spelen, die hij dan aanvulde met eigen improvisaties.

In 1856 komt Moussorgsky van de Militaire academie en gaat bij het Preobrazhensky Regiment (vraag me niet het uit te spreken). In hetzelfde jaar komt Modest Alexander Borodin tegen, die in hetzelfde militaire hospitaal werkt. Ze worden vrienden. Diezelfde winter nog raakt Modest bevriend met Alexander Dargomyzhsky; hij gaat daar pianospelen op soirees en zijn ‘echte’ muzikale leven begint daar, zo zou hij zelf later zeggen.

In 1858 verlaat hij de dienst om zich geheel aan de muziek te kunnen wijden. Zijn verhouding met het leger blijft er een van haat-liefde, net als zijn verhouding met de andere Russische compnisten. Hij wordt er steeds bitterder van en distantieert zich tenslotte helemaal van de collega’s.

Zijn bekendste (en ik vind mooiste) werk is de opera Boris Godunov (hij schrijft deze opera al op zijn 29ste, vroeg, voor zo’n volwassen werk…). In deze annalen gaat het over die opera nogal eens, merk ik nu. Er zitten prachtige bas-aria’s in en bijgevolg een prachtige hoofdrol voor een bas. Dat komt in opera niet heel vaak voor, meestal zijn het die kleine schreeuwerds van tenoren die de boventoon voeren…
En ‘Nacht op de kale berg’ is ook van Moussorgsky en ‘Schilderijen van een tentoonstelling’, ooit zo treffend gebruikt door ‘popgroep’ Emerson, Lake and Palmer. Veel van zijn werk is overigens door andere ge-orkestreerd, of afgemaakt. Later werden ook weer ‘eigen’ partituren gevonden en die worden nu weer meer gebruikt.

Vanaf 1881 gaat het sterk bergafwaarts. Hij vindt tenslotte een kamer in een hospitaal en even lijkt hij op te knappen, maar dat was slechts de buitenkant.
De bekende schilder Ilja Repin schildert hem rond zijn 42ste verjaardag. Een onthutsend portret, als je het ziet weet je: het gaat niet goed met die man. Kort na zijn 42ste verjaardag sterft hij dan ook.

In het filmpje een Disney-impressie van ‘Night on bold mountain’, geweldig!

Feodor Chaliapin

Op zoek naar een onderwerp voor een stukkie van vandaag kon ik kiezen uit een heleboel onderwerpen: het is bijvoorbeeld vandaag de geboortedag van een van Bach’s zonen: Carl Philip Emmanuel. Een van de leukste zonen trouwens: zijn muziek gaat al richting Mozart en heeft niets van het strenge van zijn vader. Over ‘leuk’ gesproken (een rottige term trouwens in verband met klassieke muziek, ‘leuk’ past meer bij de onbenulligheid van de programma’s van SBS 6 en RTL 5…): Johann Strauss zou ook jarig zijn geweest vandaag. Maar deze beide jongens hebben weliswaar vocale muziek geschreven, maar zijn niet zo vocaal bezig geweest als de Russische bas Feodor Chaliapin. Die zong vandaag in 1929 zijn laatste concert aan The Met in New York. Daarom gaat dit stukkie over hem… ik ben toch al meer into bassen dan into tenoren, dus deze gelegenheid grijp ik graag aan. Tsjonge, wat zou ik die man graag eens hebben horen zingen met de opnametechniek van onze tijd…

Feodor Ivanovich Chaliapin werd geboren op 13 februari 1873 in een boerenfamilie in Kazan (de Russische jaartelling was toen nog anders, maar wie maalt daarom?). Hij was zo’n beetje de beste Russische bas van zijn tijd en behalve een enorme stem, bezat hij ook acteertalent. Hij schijnt erg naturel te hebben geacteerd. Hij had in het begin van zijn carrière concurrentie van zijn tijdgenoten, maar hij moet een magnetische persoonlijkheid gehad hebben en een heel directe presentatie. Eigenlijk on-Russisch… Kennudat? Dat je een zanger hoort en moét luisteren of je wil of niet? En of je het mooi vindt of niet? Ik heb dat meer met mannen dan met vrouwen, maar dat komt misschien doordat ik een vrouw ben…

De carrière van Chaliapin begint in Tbilisi aan de Staatsopera in 1894. Van wie hij les heeft gehad heb ik niet kunnen vinden, men schrijft overal dat hij grotendeels auto-didact was. Later in zijn carrière komt hij componist Sergei Rachmaninov tegen en die schijnt hem veel geleerd te hebben over het ‘muzikantenschap’ vooral hoe je een partituur leest en ontrafelt (erg handig om te kunnen als je grote rollen zingt). Je leert dan ook min of meer spelenderwijs de andere rollen kennen en dat helpt je erg bij interpretatie en geeft je een soort van rust op het toneel. Ik herken dat wel een beetje (sprak zij bescheiden).
Met Rachmaninov samen studeerde hij de rol waar hij het meest bekend om werd: Boris Godoenov.

Vanaf 1901 begon Chaliapin te koketteren met ‘Het Westen’. Zijn debuut in de rol van de duivel in Boito’s Mefistofeles aan de Scala in Milaan was sensationeel. In 1907 debuteerde hij aan The Met (New York); iets minder succesvol: ze moesten daar schijnbaar erg wennen aan zijn directe manier van acteren. Maar hij hield vol en kwam terug: vanaf 1921 kon hij er niet meer stuk: 8 seizoenen lang stond hij er onafgebroken. In 1913 introduceerde Diaghilev hem in Londen en Parijs. Ook al met veel succes. Wanneer zou die man geslapen hebben? In Europa zong hij veel liedrecitals en “The song of the Volga Boatmen” (door mijn vader altijd lachend, fonetisch uitgescholden als ‘hij joeg em’) werd dankzij Chaliapin wereldberoemd. Hij toerde met veel succes door Australië.

Privé ging het hem minder goed: de Russische revolutie zorgde ervoor dat men in Rusland heel anders ging aankijken tegen grote artiesten. Vanaf 1921 verbleef hij voortdurend buiten Rusland, eerst in Finland, later in Parijs. Hij was niet direct anti-Russisch maar het leven was voor hem erg lastig binnen zijn eigen landsgrenzen.

Hij maakte één film ‘De avonturen van Don Quichotte’ (met muziek van Jacques Ibert, prachtig!), in drie talen maar liefst: Frans, Engels en Duits. In 2006 moet er een dvd van verschenen zijn, toch es zoeken…

In 1932 kwamen Chaliapin’s memoires uit en zijn laatste optreden was in Monte Carlo in 1937, weer in de rol van Boris. Hij stierf een jaar later in Parijs aan leukemie, 65 jaar oud. In 1984 werden zijn stoffelijke resten vervoerd naar en herbegraven in Moskou, waar hij met veel egards werd binnengehaald (toen wel…).

In het filmpje een opname van Chaliapin, terwijl hij Don Quichotte zingt. Vergeef het knullige camerawerk en kijk effe verder dóór, want het begint ook allemaal een beetje knullig. Maar mooi is het wel en zijn Frans is opmerkelijk goed te verstaan!

Dirigenten

Van de week stond er een stukkie in het Brabants Dagblad over dirigent Bernard Haitink. Op zondag 8 maart dirigeert hij het Koninklijk Concertgebouw Orkest. Die uitzending wordt in Japan live uitgezonden. Ik heb de TV-gids binnenstebuiten gekeerd, maar vond geen aankondiging voor de Nederlandse tv. Of ik heb er grandioos langs gekeken, of het gaat weer eens op zijn ‘Nederlands/Publieke omroep’.

Haitink wordt binnenkort tachtig binnenkort en daar vindt natuurlijk heel klassiek minnend Nederland wat van dus ik ook. Er wordt in het stukkie gefilosofeerd over wat een dirigent tot een hele grote maakt en waarom sommige orkesten en koren voor sommige dirigenten sidderen en met sommige heel graag werken. Ik zong jarenlang in het ‘eerste-divisie circuit’ en had uit dien hoofde te maken met heel wat kunde en onkunde al dan niet gehonoreerd in geld of waardering anderszins. Lees hier een visie vanuit de andere kant van de stok, za’k maar zeggen.

Mijn zingend leven begon met het hoofd der (jongens)school (ik zat op de meisjesschool). Een enorme druktemaker bij wiens gebaar het er meer op leek dat hij een kudde wilde en zenuwachtige paarden door een smalle kloof wilde jagen dan dat hij een koor naar een gelijkluidend ‘amen’ wilde leiden. Toch wist hij zijn enthousiasme over te brengen, het was vaak ongelijk, maar het klonk altijd vol en geïnspireerd. Tenminste voor mijn oren toen (het feit dat ik stapelverliefd was op zijn oudste zoon heeft mijn beoordelingsvermogen wellicht wat vertroebeld). Hij hield jarenlang het muzikale leven in het dorp gaande door zowat iedere avond een ander koor te dirigeren.

Na hem kreeg ik in mijn jong-volwassen jaren een heel andere dirigent voor mijn neus: eentje die buitengemeen gecontroleerd en beredeneerd sloeg en een geweldig nauwkeurige ‘één’ had, waardoor zijn koren altijd spat-gelijk zongen, maar die door zijn bijna wiskundige gebaar nooit wisten hoe luid hij wilde en dus altijd reserve hielden, een soort tegenstelling tot de eerste dirigent in mijn leven dus. Zijn gebaar was uitstekend geschikt voor oude muziek.

Na hem (‘onder’ wie ik nog wel eens zing en dan nog steeds niet weet hoe luid hij wil) kwam er een veelheid aan kwaliteiten en diskwaliteiten voorbij. De wilde jongens, die voor het koor heen en weer renden. Ik maakte tijdens een cursus eens mee dat de directiedocenten zo’n wildeman net zo lang inbouwden met stoelen pianokrukken tot hij gedwongen werd in een denkbeeldig ‘kastje’ van vijftig bij vijftig centimeter te slaan. Prompt zong zijn koor gelijk en zuiver.

De ego’s die zoveel vertelden dat je er duizelig van werd, maar er niet beter of gelijker door ging zingen. De geobsedeerden die hun idool slecht imiteerden. De zwartekousen dirigenten die zo zalvend zwaaiden dat je er balsturig van werd en de jongens die zangers maar een domme kudde mensen vonden en dat lieten blijken ook (waardoor koren vaak in toonhoogte zakken terwijl ze zingen).

Ik durf hier wel te zeggen dat dirigent/violist Jaap van Zweden niet de makkelijkste mens is die er bestaat, maar als hij als kleine, felle gnoom zijn stok heft is heel de goegemeente bereid om tot het uiterste te gaan hem te ‘pleasen’. Ik stond in het koor en dacht op zijn Brabants ‘wa bende toch un vèrreke..’ maar ik keek en was verkocht.

En met de dirigent van het Brabantkoor durf ik tot het einde van de wereld te zingen. Hij zorgde er trouwens, geheel onbedoeld, ook voor dat ik eens woedend werd op een andere topdirigent. Wij hadden ons suf gestudeerd in het Verdi-Requiem een gelijke ‘ddddona nobis pacem’ te zingen. Het exacte gebaar van de repetitor had ons daarbij geholpen. Toen kwam Marc Soustrot en weg gebaar. Hij zwaaide maar wat zodat het ‘dddona nobis pacem’ ‘d-d-d-ona nobis p-p-pacem’ werd (wordt het u zo voldoende duidelijk?). Vervolgens kwam er een blik vol verwijt richting kleinkoor-sopranen. Het was niet gelijk…

Nee, dacht ik, dat haalt je de koekoek (eigenlijk dacht ik iets veel kernachtigers, maar dat schrijf ik hier liever niet; ik heb het bij Het Brabants Orkest nu toch al verbruid door hun ooit chefdirigent iets te durven verwijten), natuurlijk is het niet gelijk als je zo’n zwemmend gebaar maakt. Weg geïnspireerd begin van het prachtige Verdi-Requiem.

Wat ik met dit korte overzichtje duidelijk wil maken? (ik zou pagina’s kunnen vullen met verhalen over dirigenten, maar het is vaak alleen maar leuk als je erbij was…). Al die grootheden zouden misschien eens in de amateurwereld moeten rondkijken. Misschien worden ze daar wat bescheidener van en hebben ze vervolgens iets minder last met hun ego…

In het filmpje een van de vele opnamen op You Tube van Herbert von Karajan, het ego der ego’s. Surf es wat verder als u wil (ik kan ze tenslotte niet allemaal opladen) en je ziet alles uit het bovenstaande verhaal terugkomen. Toen hij in 1989 overleed tijdens een repetitie voor de Salzburger Festspiele dompelde hij Salzburg in rouw. Ik was in de stad op dat moment en vroeg een ober op de Mozartplatz wat er toch de reden van was dat ze ineens zwarte vanen uit de ramen lieten zakken. Hij keek mij met tranen in de ogen aan en fluisterde vol eerbied ‘Der Karajan ist so eben gestorben’. Ik besefte dat ik getuige was van iets heel bijzonders en at verder in stilte mijn Sachtertorte op…