Zangles (4)

In dit vierde zomerstukkie over zang gaan we het over holtes hebben. Over niets dus; of liever over niets met iets erom heen, zoals mijn breedsprakige vader vroeger een gat wenste te definiëren (overigens is hij op zijn 78ste nog steeds een uitstekend zanger; ik heb het van geen vreemden; de breedsprakigheid, noch de zangstem).
Die holtes zitten in uw hoofd en in mindere mate aan de voorkant onder uw sleutelbeen. Probeer maar eens: leg uw hand op uw borst, een beetje tegen uw sleutelbeenderen aan en zoem maar eens een lage toon. Probeer nu eens die trillingen meer te laten worden en op het moment dat u voelt dat ze stevig zijn (die trillingen bedoel ik) laat u uw mond open vallen: een mooie lage borsttoon is het gevolg, op ‘a’ of ’uh’.

Onder uw oogkassen zitten holtes (die kunnen zo lekker vollopen als u verkouden bent), uw voorhoofdsholte is tamelijk bekend: als je daar ontstoken slijm krijgt ben je nog niet jarig, zanger of niet: vreselijke hoofdpijn is het gevolg en je bent er niet zomaar vanaf, voordat dat zieke slijm weg is gaat er wel een weekje overheen. Bij je slapen zitten holtes en delen van je schedel zijn geloof ik ook hol. Kaakholtes, neusholtes alles wat ruimte heeft moet gaan resoneren: resonantieruimtes!

En wat is nou de bedoeling van al die holle praat: die holtes moeten meeklinken bij het zingen. Mee resoneren, zeggen ze ook wel eens. Het geeft de tonen warmte en volheid. U zoekt de holtes op door te neuriën en in de tussentijd een kauwende beweging te maken. Niet luid, gewoon een beetje zachtjes voor je heen zoemen, onder het afwassen of strijken bijvoorbeeld (een zanger leeft nou eenmaal altijd met zijn stem). Nogmaals als u het gevonden hebt, het ideale holtetje, laat u uw kaak zakken en huppekee: een toon! En nadat u ze op één vocaal gevonden hebt, gaat u op zoek naar de andere. Hou de lippen bij het neuriën los op elkaar en ze zullen mee gaan trillen (een wat kriebelig, maar niet onaangenaam gevoel). Laat voorzichtig de onder- en boventanden elkaar raken en u zult schrikken van het effect: het lijkt wel een tandartsboor.
Hoe meer holtes er mee klinken hoe prettiger de stem klinkt voor andere oren.

Er is een hilarisch stukkie van Anna Russell, die het heeft over tenoren; vrij vertaald: zij hebben resonantieruimtes waar hun hersenen zouden moeten zitten. Vandaar al die prachtige stemmen en de uitdrukking ’dumm, dummer, Tenor’

Als u nou die lekkere zoemtonen gevonden hebt, ga dan eerst eens wat lager en daarna wat hoger zingen (kijk uit waar u dat doet overigens: ik heb vroeger eens toonladders geoefend op de fiets en werd al gauw voor de wijk-gek aangezien. Een van de mede-koorleden had me in een onbewaakt moment gehoord en zij sprak op de eerstvolgende repetitie hoofdschuddend en in onvervalst Brabants ‘gij zingt ook overal, gij….’).

Doe maar lekker thuis, onder het huishouden, of in het bos, als u eerst rondgekeken hebt of er niemand in de buurt is. Ontdek wanneer de resonantieruimtes ophouden met meeklinken, leg uw hand over uw voorhoofd en op de ander plekken waar die ruimtes moeten meeklinken. Probeer het gebiedje waarin de ruimtes mee blijven klinken uit te bouwen. Allemaal niet te luid: als het lekker gaat, langzaam wat luider. Het lijkt wel wat op het Boedhistische chanten: dat ‘ohmmmŒ is niet voor niks ‘ohmmm’. In veel, nee in alle zang zit helende kracht. En als je flink verkouden bent wil het gezoem wel eens helpen wat snot los te laten trillen. Alles wat je weg krijgt zonder chemische troep is meegenomen, toch???

Veel heling toegewenst. Over twee weken over registerbreuken, of de afwezigheid daarvan.

Pauline Viardot-Garc

Vandaag in 1821 werd Michelle Ferdinande Pauline García geboren. Een allround muzikale vrouw. Ze had wel alles mee: haar vader de Spaanse tenor Manuel del Pópulo Vicente García, haar oudere zuster de wereldberoemde mezzo-sopraan Maria Malibran (Cecilia Bartoli heeft een mooie cd gemaakt met liederen van Maria Malibran), haar moeder een geduldige en liefdevolle piano- en zanglerares, tsja, als je dan geen carrière maakt…

Als klein kind reisde ze met haar familie naar London en New York (en daar was je in die tijd niet zomaar). Zowat het hele gezin trad in New York op in de eerste uitvoering daar van Mozart’s Don Giovanni. Toen ze een jaar of zes was, sprak ze al vloeiend Spaans, Frans, Engels en Italiaans, pfoe…
Als ze elf is sterft haar vader plotseling, haar moeder neemt zijn rol als docent over en ze gaat steeds meer zingen en steeds minder piano spelen. Omdat ze behalve het zingen en bespelen van de piano ook de nodige theorie-lessen kreeg, werd het mogelijk op latere leeftijd nog te gaan componeren ook. Het moet een intelligente, hoogbegaafde dames geweest zijn, deze Viardot.

Ze trekt me aan omdat ze zo eigengereid was . In die tijd niet makkelijk voor een vrouw en al helemaal niet binnen de muziek. Ze was de muze van een aantal belangrijke componisten van die tijd: Chopin wijdt Mazurka’s aan haar; George Sand baseert de helding uit een van haar boeken op het leven van Pauline en Camille Saint-Saëns wijdt zijn Samson et Dalilah aan haar, om er maar eens een paar te noemen.

In 1836 sterft haar wereldberoemde zus, nog maar 28 jaar oud. Pauline wordt professioneel zangeres, met een enorm bereik, een uitstekende zangtechniek en, voor zo’n jonge vrouw: een verbluffende passie op het toneel. In tegenstelling tot haar zus was Pauline geen schoonheid: eerder bijna lelijk. Toch krijgt ze het publiek aan haar voeten; het beste bewijs dat ware schoonheid van binnen zit.

Ik herken daar wel wat in: zelf bepaald geen schoonheid stond ik eens naast een ravissante en goede sopraan een concert te zingen. Iemand uit het publiek zei naderhand dat ze had gezien hoe er bij de schoonheid veel minder veranderde en doorstraalde dan bij mij tijdens het zingen; er viel bij mij zingend immers een wereld te winnen… Het is het dierbaarste compliment dat ik ooit kreeg.

Terug naar Pauline: ze trouwt op haar achttiende met Louis Viardot, ongeveer 21 jaar ouder. Hij wijdde zijn leven en zijn carrière aan haar en was haar stabiele rots in de branding. Haar kinderen hadden ook muzikale carrières: zoon Paul werd violist, dochter Louise componist en schrijfster en nog twee jongere dochters beiden zangeres. Haar gelukkige huwelijksleven weerhoudt haar er niet van vriendschappen te sluiten met andere mannen. In verschillende bronnen wordt overigens gesuggereerd dat ze verhoudingen zou hebben gehad met die mannen, in andere bronnen beweert men dat het slechts om platonische liefdes gaat. We zullen nooit weten hoe het precies zat.

Ze had een lange en vervullende carrière als zangeres en besloot op tijd te stoppen (in 1863). Heel af en toe liet ze zich overhalen om nog eens iets te zingen (in Brahms’s Altrapsodie bijvoorbeeld), maar ze wijdde zich na haar ‘pensionering’ steeds meer aan het componeren.
Haar man sterft in 1883, zijzelf op negenentachtig-jarige leeftijd in 1910. Ze ligt begraven op het Montmartre-kerkhof in Parijs.
Wat een vrouw!

In het filmpje Cecilia Bartoli in een wereldberoemd concert in het prachtige theatertje in Vincenza. Let op de pianist: Jean Yves Thibaudet, niet zomaar eentje!

Pauline Viardot-García

Vandaag in 1821 werd Michelle Ferdinande Pauline García geboren. Een allround muzikale vrouw. Ze had wel alles mee: haar vader de Spaanse tenor Manuel del Pópulo Vicente García, haar oudere zuster de wereldberoemde mezzo-sopraan Maria Malibran (Cecilia Bartoli heeft een mooie cd gemaakt met liederen van Maria Malibran), haar moeder een geduldige en liefdevolle piano- en zanglerares, tsja, als je dan geen carrière maakt…

Als klein kind reisde ze met haar familie naar London en New York (en daar was je in die tijd niet zomaar). Zowat het hele gezin trad in New York op in de eerste uitvoering daar van Mozart’s Don Giovanni. Toen ze een jaar of zes was, sprak ze al vloeiend Spaans, Frans, Engels en Italiaans, pfoe…
Als ze elf is sterft haar vader plotseling, haar moeder neemt zijn rol als docent over en ze gaat steeds meer zingen en steeds minder piano spelen. Omdat ze behalve het zingen en bespelen van de piano ook de nodige theorie-lessen kreeg, werd het mogelijk op latere leeftijd nog te gaan componeren ook. Het moet een intelligente, hoogbegaafde dames geweest zijn, deze Viardot.

Ze trekt me aan omdat ze zo eigengereid was . In die tijd niet makkelijk voor een vrouw en al helemaal niet binnen de muziek. Ze was de muze van een aantal belangrijke componisten van die tijd: Chopin wijdt Mazurka’s aan haar; George Sand baseert de helding uit een van haar boeken op het leven van Pauline en Camille Saint-Saëns wijdt zijn Samson et Dalilah aan haar, om er maar eens een paar te noemen.

In 1836 sterft haar wereldberoemde zus, nog maar 28 jaar oud. Pauline wordt professioneel zangeres, met een enorm bereik, een uitstekende zangtechniek en, voor zo’n jonge vrouw: een verbluffende passie op het toneel. In tegenstelling tot haar zus was Pauline geen schoonheid: eerder bijna lelijk. Toch krijgt ze het publiek aan haar voeten; het beste bewijs dat ware schoonheid van binnen zit.

Ik herken daar wel wat in: zelf bepaald geen schoonheid stond ik eens naast een ravissante en goede sopraan een concert te zingen. Iemand uit het publiek zei naderhand dat ze had gezien hoe er bij de schoonheid veel minder veranderde en doorstraalde dan bij mij tijdens het zingen; er viel bij mij zingend immers een wereld te winnen… Het is het dierbaarste compliment dat ik ooit kreeg.

Terug naar Pauline: ze trouwt op haar achttiende met Louis Viardot, ongeveer 21 jaar ouder. Hij wijdde zijn leven en zijn carrière aan haar en was haar stabiele rots in de branding. Haar kinderen hadden ook muzikale carrières: zoon Paul werd violist, dochter Louise componist en schrijfster en nog twee jongere dochters beiden zangeres. Haar gelukkige huwelijksleven weerhoudt haar er niet van vriendschappen te sluiten met andere mannen. In verschillende bronnen wordt overigens gesuggereerd dat ze verhoudingen zou hebben gehad met die mannen, in andere bronnen beweert men dat het slechts om platonische liefdes gaat. We zullen nooit weten hoe het precies zat.

Ze had een lange en vervullende carrière als zangeres en besloot op tijd te stoppen (in 1863). Heel af en toe liet ze zich overhalen om nog eens iets te zingen (in Brahms’s Altrapsodie bijvoorbeeld), maar ze wijdde zich na haar ‘pensionering’ steeds meer aan het componeren.
Haar man sterft in 1883, zijzelf op negenentachtig-jarige leeftijd in 1910. Ze ligt begraven op het Montmartre-kerkhof in Parijs.
Wat een vrouw!

In het filmpje Cecilia Bartoli in een wereldberoemd concert in het prachtige theatertje in Vincenza. Let op de pianist: Jean Yves Thibaudet, niet zomaar eentje!

Zangles (3)

We gaan zingen! He he, eindelijk. Nou ja zingen, we gaan inzingen! Da’s nog niet zomaar hetzelfde, want vooral inzingen moet met beleid gebeuren. Uw stembanden zijn gemiddeld een halve centimeter breed en zo’n anderhalve centimeter lang en het zijn, spieren (!). Spiertjes, dus en die dien je met omzichtigheid tegemoet te treden. Je stuurt tenslotte een club godenzonen ook niet het voetbalveld op voor een wedstrijd zonder warming up. Zelfs (of juist) al hebben ze zoveel gekost dat er een halve economie op draait. Nou dan. Wees er dus voorzichtig mee.

Als u stijgende tonen zingt rekken uw stembanden op, zingt u dalend dan laten ze steeds losser. Een diepe bas die een uiterst lage toon zingt (zoals bijvoorbeeld in ‘In diesen heil’gen Hallen’ uit Mozart’s Zauberflöte) moet de kunst verstaan zijn stembanden helemaal los te laten bengelen met behoud van de ademsteun waar we het in eerdere lesjes al eens over hadden. Dat valt nog niet mee. En een sopraan die een aria met een hoge luide (let op hè: zangers zingen nooit ‘hard’ ze zingen ‘luid’) b of c eindigt heeft haar stembanden tot het uiterste aangespannen. (Om de f-III te zingen die in de aria van de Königin der Nacht voorkomt is weer een andere vaardigheid nodig, maar daarover misschien ooit op een ander moment meer.)

Uw stembanden hangen als een soort hangmatje voor en achter aangehecht in uw strottenhoofd, naast elkaar en voor en achter bij elkaar komend. Zingt u stijgend dan gaat dat strottenhoofd uit elkaar en krijgen uw stembanden de gelegenheid aan te spannen. Zingt u dalend dan gaan voor- en achterkant van het strottenhoofd iets naar elkaar toe om zo het ‘hangmatje’ dieper te laten doorbuigen.

Keel- en oorartsen zouden griezelen als ze deze uiterst gesimplificeerde uitleg lazen, maar ik wil het zo plastisch mogelijk uitleggen. Ik ben soms liever eerlijk dan tactisch…

Het enige dat u moet doen is zorgen dat (mits er niks anatomisch mis is en uw ademhaling goed functioneert) uw hangmatje laten doen wat het moet doen: aanspannen en weer loslaten.

Begin dus uw inzingoefeningen in het midden van uw stembereik en nooit, nooit, nooit luid: ergens rond de midden-g op de piano. Zing eerst dalende oefeningen, tot uw de maximale laagte bereikt hebt. Een eenmaal warm gezongen stem ‘haalt’ de laagte die ze in het begin haalt later niet meer. En nog zo’n waarheid als een koe: als je je hoogte wil uitbreiden, moet je meer in de laagte oefenen. Na een dalende reeks (kan me niet schelen op welke klank, zoek die klank die u lekker vindt: begin trouwens liever neuriënd en dan met bijvoorbeeld de vocaal a (niet de kale a maar een beetje de Brabantse, met een bietje o erin; ik vind de ie lekker, maar ach, ik ben maar een mening), gaat u voorzichtig diezelfde dalende reeks steeds een halve toon hoger beginnen.

Deel twee van uw zingoefening begint op diezelfde g en maakt nu een loopje naar boven: bijvoorbeeld g,a,b,c,d (do re mi fa sol in relatieve benamingen). Rustig omhoog ,niet tot het allerhoogste, maar tot daar waar u zich moet gaan inspannen.

Deel drie: we maken even de ademspieren los en alert: leg uw hand in uw zij en zing (weer rond het midden) een stijgende majeur-drieklank (do mi sol mi so), staccato, dat wil zeggen met schuddend middenrif. Rustig an en langzaam een beetje luider.

Deel vier: we maken even de tong en de lippen los: zing datzelfde dalende loopje van in het begin maar nu op bra, bra, bra, bro, bru, sta, sto, stu, kla, klo, klu en wees maar inventief met de rest van het alfabet. Met een rollende r natuurlijk. Die zit er overigens niet bij iedereen op, is soms aan te leren, maar niet altijd. Als het velletje onder je tong te ver vast zit en je tong in de breedte beter functioneert dan in de lengte lukt een tong-r niet. Heel vaak is-ie te trainen door korte d-d-d-d-d-tjes te zingen met je tong tegen je voortanden. Soms is een duidelijke huig-r (in het Frans, luister naar Aznavour!) te preferen. Brouw-r-en alleen in het Engels. Nooit op zijn Goois, woest word ik als ik ‘m hoor!!!

Zing nooit te lang in. Vijf minuten is lang zat. Ik ken een beroemde zang-professor in Salzburg die in zijn dagen zijn leerlingen uit kamertjes sleurde als-ie ze in hoorde zingen en vooral als-ie ze te lang en te hoog en te luid hoorde inzingen.
Ik geloof evenmin in te lang inzingen. Als je een hele dag gewoon gepraat hebt is inzingen veel minder lang nodig, dan wanneer je ’s morgens voor dag en dauw een mis moet zingen. Ik stond jaren achtereen op tweede kerstdag om half zeven op, om in te zingen en vervolgens om negen uur de eerste mis te zingen. De enige betaling was overigens het feit dat het eerste jaar er geen hond in de kerk zat en vanaf het derde jaar de kerk meer dan voor de helft gevuld was (ik lijk wel gek ook, trouwens… achteraf bezien).
Ik ken collega’s die met een ariaatje inzingen, zo’n Mozart-dingske, dat niet te hoog en niet te laag gaat en lekker veel dictie vereist (bijvoorbeeld Susanna uit Le Nozze di Figaro, zie het filmpje). Of een liedje uit een zangmethode (daar kun je trouwens ook vellen over vol schrijven, over de zin en onzin van zangmethodes).

Natuurlijk ook hier weer geen volledigheid, dat kan niet, zonder bijvoorbeeld beeld of tekeningen van wat je strottenhoofd doet als je stijgend of dalend zingt.
Blijf erop letten: zingen moet een lichamelijk welbehagen zijn en blijven.

Er zijn talloze leuke boekjes met leuke inzingertjes. Bijvoorbeeld ‘Kun je nog zingen, zing dan mee’ en dergelijke juweeltjes. Volksliedjes lenen zich goed als inzingertje en overdag-hummertjes en de kinderliedjes die uw kroost mee naar huis nemen (als ze op school tenminste nog aandacht besteden aan zoiets ouwerwets als zingen…) en reclame-deuntjes en en en…

Tot in les 4: dan ga ik u doorzagen over resonantie. Zoek maar alvast op!

Falstaff

Woensdag 8 juli is er weer een openluchtopera op de Parade in Den Bosch. Wees erbij als u kunt. Het wordt een hoogstandje dit keer: Falstaff van Giuseppe Verdi. Opdat u voorbereid bent hieronder wat informatie.

Falstaff was Verdi’s laatste opera. Hij schreef ‘m toen-ie hoogbejaard, boven de tachtig, was. En dat kun je niet horen, in tegendeel…opmerkelijk fris klinkt-ie, een beetje ondeugend, en vooral: hoorbaar is dat de oude meester zichzelf uitstekend kon relativeren, iets wat (hoog)bejaarden vaak moeilijk kunnen. Het slotkwartet ‘Tutto nel mondo è burlar’ (vrij vertaald ‘de hele wereld is een grap’) is legendarisch moeilijk, heel knap gecomponeerd en sprankelend, een genot om naar te luisteren…
Falstaff is gebaseerd op een toneelstuk van William Shakespeare. Het gaat over huwelijkstrouw, of liever over de afwezigheid daarvan. Dankbaar onderwerp voor een komische opera

De oude, dikke, onaantrekkelijke Falstaff is van plan om Alice Ford en Meg Page te verleiden. Die zijn beiden getrouwd, maar daar zit Falstaff niet mee. Alice en Meg zijn goede vriendinnen en houden elkaar op de hoogte van hun (liefdes)leven en ze besluiten hem een lesje te leren.

Vervolgens ontstaat er een keten van misverstanden die u maar even zelf op de Parade moet gaan bekijken (nou even… de opera duurt de volle 4 actes, ik denk toch wel gauw een uurtje of drie…). Ik vertel u alleen maar dat het allemaal goed komt en dat Falstaff zijn immorele gedrag inziet. Of hij vervolgens zijn leven betert is niet bekend.

Otto Nicolai schreef overigens ook een opera met hetzelfde thema en dat is ook een goeie. Helemaal leuk is het natuurlijk beide opera’s te bekijken of te beluisteren vóórdat u naar de Parade vertrekt. Dan kunt u echt genieten, omdat u dan de grappen beter aan ziet komen.

Bij het Theater aan de Parade kunt u een picknickmand bestellen. Wees er op tijd bij, want volgens mij gaan ze als zoete broodjes over de toonbank. Van vorige jaren is bekend dat de Bosschenaren (die een tamelijke grote waffel hebben, hoed u!) al ’s middags vanaf een uur of twee de Parade bevolken met stoeltjes, bankjes, eten en drinken (en niet zonder alcohol hoor… echt niet). Ik was er vorige jaar (te laat) toen ze Rossini’s Barbier van Sevilla uitvoerden. Ik moest toen staan en hield dat ongeveer anderhalve acte vol. Heb er nog een stukkie over geschreven. Het is net het leven zelf, die buitenopera’s. Ik ben er dit jaar niet; ik wens u een heerlijke avond toe. Hopelijk dit jaar zonder gillende sirene’s van brandweerauto’s. het leven is al lawaaierig genoeg…

In het filmpje een prachtige uitvoering, zowel qua zang als qua enscenering van het beroemd, beruchte slotstuk. Alles in het leven is een grap!