La Vie Parisienne

Vandaag in 1866 ging een van de beste en meest gespeelde operettes ooit in première in Parijs. La Vie Parisienne van Jacques Offenbach. Deze avond nog in het Frans, 4 maanden later in het Duits in Wenen. Omdat Offenbach van origine Duitser was en later genaturaliseerd Fransman beheerste hij beide talen. Dat betekent wat, want ga maar eens een operette die in het Duits gedacht is en gecomponeerd vertalen in het Nederlands. Toen ik het nog echt voor de centen moest heb ik het een keer gedaan: Gräfin Mariza. Behalve de nodige stuurmanskunst voor je tong heb je er ook een dosis rechttoe-rechtane dommigheid voor nodig: zing het maar eens in snel tempo: ‘en in mijn borst danst ’t hart een Czardas heen en weer’. Toen daar bovendien nog de tekst uit de grote aria van Mariza bijkwam ‘bij viool en bij cimbaahaal’ werd ik helemaal baldadig. Ik zing het nu alleen nog als ik dronken ben (en dat gebeurt bijna nooit…). De beste, gulden middenweg is de aria’s in de taal te zingen waarin ze geschreven zijn en de verbindende teksten in het Nederlands.

Offenbach kon het dus: op teksten componeren in het Frans èn in het Duits. Van zijn operettes ‘Orphée aux enfers’ en ‘La belle Hélène’ bestaan ook uitstekende Duitse versies en de drie samen vormen een hoogtepunt in de operette-geschiedenis. De verhalen zijn sprankelend en snel geschreven en de muziek klopt. Ik heb eens met een getalenteerd dirigent zitten spitten in ‘La belle Hélène’, omdat ik er een beetje mee zat: het is niet mijn stemvak en ik liep op die Offenbach-snelheid een beetje vast. Hij legde me uit hoe het werkte en ik kreeg er steeds meer plezier in en ben uiteindelijk met vlag en wimpel door de produktie gerold…wat hebben we plezier gehad.

Daarom hier een ultrakorte beschrijving van het leven van Jacques Offenbach en een korte synopsis van de operette. Ga er eens naar toe als u kunt en doe het dan lekker ‘aangekleed’: eerst vooraf uit eten en erna een afzakkertje in de kroeg tegenover het theater. En ga naar een operette-gezelschap dat van de sprankel van Offenbach geen platte lol maakt (oeps, daarmee creëer ik misschien een probleem: zulke gezelschappen moet je met een lampje gaan zoeken…).

Jacques Offenbach werd als Jakob Offenbach geboren in Keulen op 20 juni 1819. Hij was de op een na oudste zoon van de joodse kantor Isaac Juda Offenbach. Hij leerde eerst viool en later cello spelen. In 1833 liet zijn vader hem naar Parijs gaan. Hij werd, hoewel zeer jong, toegelaten aan het Parijse Conservatorium, maar stopte in 1834 met zijn studie. Hij werd cellist bij verschillende van de boulevardtheaters in Parijs en uiteindelijk bij de Opéra-Comique. Via Friedrich von Flotow kreeg hij toegang tot de Parijse salons. Hij bouwde een naam op als virtuoos cellist en trad in de jaren veertig op met pianisten als Anton Rubinstein en Franz Liszt in Parijs en Keulen. In 1844 werd hij katholiek en trouwde met Herminie d’Alcain. Hij heeft, behalve zijn operettes één opera geschreven ‘Les contes d’Hofmann’. Dat was meteen zijn zwanenzang: hij stierf op 5 oktober 1880 in Parijs.

La Vie Parisienne speelt zich af in Parijs (dus) in 1867, tijdens de Wereldtentoonstelling.

De levensgenieters Raoul de Gardefeu (de naam alleen al: ‘bewaker van het vuur’) en Bobinet Chicard waren ooit vrienden. Vanwege een gezamenlijke liefde zijn hun wegen gescheiden. Ze zijn dit keer echter weer verliefd op dezelfde vrouw en als die het podium op paradeert met een derde kandidaat aan de arm en net doet alsof ze de twee vrienden niet kent begraven ze hun strijdbijl en trekken verder in naam der liefde weer gezamenlijk op.

Dat betekent dat ze weer aan persoonsverwisselingen gaan doen en streken gaan uithalen (alsof de mannen in die tijd niks beters hadden te doen, maar alla, het is operette hȅ.)

Onderdeel van de pret is dat Bobinet een feest gaat organiseren in het huis van zijn afwezige tante. Dat feest mondt uit in een ware orgie en ook de eerder genoemde geliefde van de twee komt er op bezoek.
Ik ga u niet vermoeien met alle details, die zijn bijna niet te volgen en bovendien: u ging er toch zelf naar toe? Aan het einde komt alles goed en de verwikkelingen zijn natuurlijk aanleiding om de meest gekke en prachtige aria’s ten gehore te kunnen brengen. Hieronder een paar titels:

Nach Paris ergiessen sich die Massen.
Ole, ich komme von Brasilien her.
Herein du Madchen, so zierlich und blond
Ich bin vor Feude wie benommen
Heissassam, so ist dat Pariser Leben, Wonne, Frohsinn herrschet da!

Mozart en een niemendalletje

Het navolgende stukkie is gebaseerd op een misverstand en wel op het volgende. Jaren geleden zong ik ooit het Bandelterzett van Mozart, ik was in de veronderstelling dat Karl Ditters von Dittersdorf (die ook ergens in dat concert voorkwam met zijn operaatje Doktor und Apotheker) de tekst voor dat niemendalletje (het Bandelterzett dus…) had geschreven. Dus toen ik ergens las dat vandaag in 1799 Ditters von Dittersdorf stierf, meende ik een aanleiding te hebben voor een (overigens best geslaagd) stukkie. Aan het eind van mijn schrijverij check ik altijd effe de feiten. In dit geval door het partituurtje van Das Bandelterzett even op te zoeken, waar ook altijd het KV-nummer op staat en zo. Wat zie ik, expliciet vermeld onder de titel: ‘Tekst von Mozart’. Shit, lollig stukkie geschreven, maar het is niet waar… Dus lieve lezer… lees het niet… het is klets… een hersendwalinkje van uw Vocalies, een klein misstapje in een overigens indrukwekkend oeuvre, een zijspoortje, een…

Vandaag in 1799 stierf Karl Ditters von Dittersdorf, maatje in lollige zaken van Mozart, die zijn compaan acht jaren overleefde. Zijn dood zoveel jaren geleden is aanleiding te schrijven over een stukje ‘niks-muziek’ dat Mozart ooit schreef en dat ik lang gelden ooit zong met twee zangmaatjes en waar ik vreselijk plezier mee heb gehad. Genoeg raadsels?
Mozart was een veelschrijver. Hij leefde van 1756 tot 1791 en pende in die jaren 626 bekende ‘affe’ stukken neer. KV 001 was een Andante voor Piano (hoewel dat hier en daar in de verschillende studies van Köchelsverzeichnis iets anders is) en KV 626 zijn ‘on-affe’ Requiem (afgemaakt door Sussmayer en later ook nog door andere componisten, die er allemaal wat van maakten, het een beter dan het ander, maar voor een beetje kenner is onmiddellijk te merken wanneer het componeren van Mozart ophoudt en de composities van de anderen beginnen: zo ‘eigen’ was Mozart). Hoeveel er nog op zolders ligt en in bibliotheken in en rond Wenen en Salzburg is niet bekend, hoeveel er de prullenbak in is gegaan ook niet. Je zou toch zeggen dat we nu wel ongeveer alles hebben wat er nog is, maar als het de klassieke historici uitkomt hebben ze ineens (vlak vóór een of ander groot festival) weer iets ‘gevonden’. Ja, duh… denk ik dan, en meestal zijn het ook geen meesterwerken die er liggen te slingeren, maar allee het trekt weer volk en publiciteit, alles voor de goede zaak zullen we maar zeggen.

Nou kan je natuurlijk niet zoveel produceren dat allemaal geweldig en origineel en uniek is, er zat de nodige ‘gebruikersmuziek’ bij. Ik ben niet gespeend van enige fantasie en ik hoor zo’n gesprek dan gaan…:
‘Ach Maestro, meine Tochter heiratet nächste Woche. Währen sie so nett und schreiben etwas für ihre Hochzeitsmesse?’
‘Ja hoor, Herr Ambtsrat, Herr Doktor, oder Herr Hotemetoot, ik zal es kijken wat ik nog heb liggen, wanneer moet het klaar?’
En dan schrijf je wat wij koorleden onder elkaar noemen ‘een mupke muziek’. Voorzinnetje, nazinnetje, uitwerkinkje, slotje… Klaar!
Mozart schreef ik weet niet hoeveel missen, om maar eens een voorbeeld te noemen. Ik ken er een stuk of tien. Ze zijn lang niet allemaal even uniek, sommige zijn op een achternamiddag in elkaar geflanst, maar ze zijn goed genoeg om een reguliere zondagsmis op te luisteren en ik heb ze van het blad leren zingen in mijn tijd bij een parochiekoor in Eindhoven.

Zo ook het ‘Bandelterzett҅. En hier ligt de link met Karl Ditters von Dittersdorf: hij schreef er namelijk de tekst voor. Het gaat eigenlijk nergens over: Constanze (die de sopraanpartij voor haar rekening nam) is haar ceintuurtje kwijt. Ze vraagt aan Mozart ‘Liebes Mandel wo ist’s Bandel?’ en die antwoordt ‘Drinn in’s Zimmer, glänzt’s mit Schimmer.’ Vervolgens komt een vriend (een bas) die een beetje goochelt met de ceintuur en Constanze voor de gek houdt. Aan het einde komt de ceintuur te voorschijn en is het terzetje af. Het gaat over niks. Je studeert het in een poep en een scheet in en je scoort er lekker mee als toegift bij een concert, mits je een tenor en een bas zo gek krijgt over niks een mupke te zingen…
En u maar denken dat componisten alleen grote emoties hebben en over de drama’s des levens en des doods schrijven…. Welnee, net als u en ik moeten ze naar het toilet, in bad en ‘gebruikersmuziek’ schrijven voor de kost.

Frédéric Chopin

Vandaag in 1849 stierf componist Frédéric Chopin in Parijs, ver van zijn thuisland Polen. Wat is de relatie van Chopin met vocale klassieke muziek zult u zeggen. Nou ik heb na enig nadenken een band gevonden: Chopin bezat het vermogen een piano te laten zingen. Er zijn zangers en dirigenten die een piano wel eens uitgemaakt hebben voor ‘het meest onmuzikale instrumenten ter wereld’. Effe voorbij gaand aan het praktische nut van een piano: in zijn eentje kan-ie een heel orkest vervangen en hij heeft een bereik van ruim zes octaven, dus je kan er nogal eens wat mee doen. En betaal als amateur zanger of instrumentalist maar eens een heel orkest. Niet te doen.

Ik ben blij dat er in mijn eet-keuken een piano staat. Ik speel er bijzonder weinig op, want ondanks het geduld van verschillende uitstekende piano-docenten heb ik er nooit een aanvaardbaar geluid uit gekregen. En dat hoorde ik zelf misschien nog wel het beste, want ik heb wel degelijk muzikale oren aan mijn hoofd, dat durf ik nu wel hardop te zeggen. Het schijnt te maken te hebben met het vermogen je beide hersenhelften los van elkaar te laten werken. Studies hebben ooit uitgewezen dat slagwerkers, organisten en pianisten het meest van hun hersenen gebruiken als ze aan het spelen zijn (zangers waarschijnlijk het minste, maar da’s misschien een flauw grapje; ik kop ‘m zelf maar even in…). Ik kan niet met de linkerhand luid en de rechterhand zachtjes spelen bijvoorbeeld, terwijl je bevriend pianist/dirigent Carl van Kuijck een nieuw orkestuittreksel voor kunt zetten, dat hij vervolgens bijna foutloos speelt, ondertussen mij als zangeres in de gaten houdend en ook nog een ertussen geschreven castagnette-partij ergens op de rand van het pianodeksel weet te timmeren. Razend knap! Ik ben al blij als ik het zang-lijntje kan instuderen met drie vingers.

Terug naar Chopin. Nogmaals: ik hou niet zo van piano-muziek. De combinatie piano-symfonie-orkest wil er bij mij maar slecht in; ik blijf vooral de overgangen van piano-solo naar orkest als vals ervaren, omdat een piano een soort absoluut geluid voortbrengt en een orkest zijn geluid (lees: toonhoogte) aan elkaar aanpast. Voor de knagers onder u: het heeft te maken met rein en getemporeerd gestemd zijn.

Maar Chopin solo (en vooral zijn nocturnes) zijn beeldschoon en helend. Daarom toch hulde voor Chopin, jong en eenzaam gestorven en daarom hieronder in het kort zijn biografie.
Frédéric François Chopin, (geboren als Fryderyk Franciszek Chopin) werd geboren in het dorp Źelazowa Wola in het Hertogdom Warschau; zoon van een Poolse moeder en een Franse vader. Hij was een wonderkind op de piano, al op zijn zevende werd er een compositie van hem uitgegeven en op zijn achtste gaf hij zijn eerste concert. Toen-ie twintig was verliet hij Polen om er nooit meer teug te keren; hij was een van de vele uitgewekenen tijdens de ‘Grote Emigratie’.

In Parijs gebruikte hij de Franse versie van zijn naam en nam uiteindelijk het Frans staatsburgerschap aan. Hij had een stormachtige relatie met de Franse schrijfster George Sand.
Chopin schreef bijna alleen composities voor piano. Ze zijn moeilijk te spelen, zijn stukken en een schrik voor veel pianisten, maar hij haalde het maximale uit de piano.
Chopins toch al slechte gezondheid verslechterde uiteindelijk en in 1849 stierf hij in Parijs 39 jaar oud aan tuberculose.
Hij werd begraven op het kerkhof Père-Lachaise in Parijs, met uitzondering van zijn hart: dat is ingemetseld in een pilaar in de Kerk van het Heilige Kruis in Warschau (beetje luguber).

De klassieke muziek is niet dood, ze leeft!

Er is weer zoveel actualiteit te melden dat ik dit stukkie besteed aan het leegmaken van mijn postvakje en Vocalies-kaartenbakje. Door de week leg ik zo’n bakje aan met berichtjes die me bereiken en die misschien de moeite waard zijn u te melden.
Er is, zo blijkt, allerlei jong grut bezig met klassieke muziek en dat is een vreugdevolle ontwikkeling. Tenslotte spelen we allemaal muziek van dooie componisten en dat behoeft enige compensatie, toch?

De spelers van SC Cambuur krijgen binnenkort muziekles om hun spelprestaties te verbeteren. De Stichting Taptoe Leeuwarden heeft de voetballers een muziekclinic aangeboden. Nou is het nog niet zeker dat je ook muziek krijgt als je voetballers slagwerk in handen geeft. Waarschijnlijk krijg je alleen een bak herrie. Er zou overeenkomst zijn tussen een voetbalteam en een orkest… Ik twijfel daaraan. Ik denk dat de meeste orkesten zuiverder spelen dan een voetbalteam en niet bezig zijn elkaar onderuit te halen, maar het zal mijn beperkte blik (over het voetbal dan…) wel weer zijn. De voetballers zelf schijnen enthousiast te zijn… de grappen over wie de dwarsfluit gaat spelen waren niet van de lucht… uit zo’n opmerking zou dan hun enthousiasme moeten blijken…zucht… Ik hou het voor u in de gaten daar bij Cambuur…

Harpiste Lavinia Meijer krijgt binnenkort de Nederlandse Muziekprijs 2009 uit handen van minister van Cultuur, Ronald Plasterk. Meijer is van 1983 en speelt de sterren van de hemel op een niet zo toegankelijk instrument, dat verdient sowieso een prijs. Op de dag dat ze haar prijs in ontvangst neemt komt ook haar CD, ‘Visions’. Hulde! Ik ben niet zo’n harp-fan maar het is razend moeilijk. Respect dus.

De vijfde internationale Yo! Opera Meeting vindt plaats van woensdag 4 tot en met zaterdag 7 november 2009 in Utrecht . Vier dagprogramma’s inclusief voorstellingen heeft het jonge volkje door te kauwen in die tijd. Plus een debat onder leiding van high-brow-klassieke-programma-maker Lex Bohlmeijer over dromen en ambities van jonge operamakers. Toe maar… soms ben ik blij dat ik niet meer jong ben en niet naar dat soort bijeenkomsten hoef. Kom, niet cynisch doen Vocalies, lang leve de opera…

En tenslotte: de Nederlandse violiste Janine Jansen is momenteel de bestverkopende muzikant op de Nederlandse iTunes. Haar nieuwe klassieke album, met vioolconcerten van Beethoven en Britten, is binnengekomen op nummer 1. Die Jansen snapt het. Ze verstaat de kunst zichzelf te blijven in het almaar gekker wordende wereldje van media en muziek. Ze heeft een van binnenuit doorstralende schoonheid en helderheid die blijft charmeren en ze kan vioolspelen. Ik denk dat ze bij de top 5 van de wereld hoort. En dan heeft ze ook nog een warm nest achter zich en mensen die zuinig zijn op haar talent en schoonheid. Some people have it all. En ik schrijf het zonder enige jaloezie. Binnenkort komt er eenmalige glossy uit over haar, waarin ze Sting mag interviewen. Ik ben geen fan van zijn muziek (op een enkele nummer na) maar ik vind het een van de meest sexy mannen van deze tijd en een uitstekend muzikant in zijn genre. Ik denk dat ik die glossy maar eens voor mijn verjaardag vraag.

Nou dat was-ie weer voor deze week. Zeg maar eens dat uw Vocalies niet bij de tijd is.
Gelukkig mag ik voor volgende week weer een dooie componist zoeken om over te schrijven, dat begrijp ik tenminste!

Der Ring des Nibelungen

In Enschede gaan ze me toch iets dappers doen! Ze gaan er ‘Der Ring des Nibelungen’ uitvoeren, gespreid over 4 jaren, 4 seizoenen. Vrijdag 26 september hebben ze de première gehad van de eerste opera uit de cyclus ‘Das Rheingold’. In 2010 openen ze het seizoen met ‘Walküre’, in 2011 met ‘Siegfried’ in 2012 Götterdämmerung en in 2013 doen ze ze alle vier achter elkaar…. Die durven daar in Enschede.

Ed Spanjaard gaat het dirigeren en de regie is van Engelsman Arthur McDonald (lachen: een oer-Engelse naam die een oer-Duitse operacyclus regisseert, ik ben benieuwd wat hij ervan zal maken. Wat ik ervan lees in de Volkskrant van 25 september lijkt veelbelovend. Lekker nuchter en down-to-earth (en dat voor een Goden-epos). Bas Harry Peeters zingt Wotan. Hij heeft een lekker slecht hoofd (foto’s in de Volkskrant!), maar ik weet dattie deugt, want ik heb ooit, héééél lang geleden met hem gezongen, een piepklein Mozart-duetje, toen hij en ik nog jong en knap waren. Hij wist het nog, na enig graven in zijn herinnering en we hadden het er anderhalf jaar geleden over toen we elkaar na ruim 25 jaar (!) weer eens tegenkwamen bij het Mozart Requiem, hij als solist, ik als koorzanger. Hij carrière gemaakt, ik niet en ik schrijf dat nu zonder enige wroeging, merk ik nu.

Mooie gelegenheid om wat over ‘Der Ring’ (zoals de cyclus door liefhebbers bijna liefkozend genoemd wordt) te schrijven. Ik probeer op deze website beginners in de klassieke muziek in het algemeen en opera in het bijzonder te bedienen. Nu maar es een stukkie voor gevorderden (hoewel er gevallen bekend zijn die binnen de klassieke muziek het eerst in aanraking kwamen met de Wagner-opera’s en toch (jawel!) meteen verkocht waren, maar die gevallen zijn zeldzaam en waarschijnlijk is er aan die mensen een steekje los (net zo goed als aan mij trouwens… grapje…).

‘Der Ring’ is het meesterwerk van Richard Wagner en werd geschreven tussen 1853 en 1874 (jawel 21 jaar!, terwijl hij er oorspronkelijk 3 jaar voor nodig dacht te hebben…). Hij (Ring is mannelijk in het Duits…) is gebaseerd op het Middelhoogduitse Nibelungenlied. Wagner omschreef ‘Der Ring’ als ‘Ein Bühnenfestspiel für 3 Tage und einen Vorabend’.
Wagner hanteerde in dit werk zijn handelsmerk, het ‘Leitmotiv’ tot in de perfectie, soms zelfs tot in het absurde: iedere figuur heeft een melodietje dat bij hem/haar hoort en als je dat melodietje hoort komt die figuur aan het woord. Bovendien is alle muziek doorgecomponeerd: er is niet meer sprake van recitatief, aria, punt, maar de muziek stroomt door de hele opera door. Dat is meteen de reden waarom het zo moeilijk is iets uit Der Ring apart, los van de enscenering te doen. Maak er maar eens kop en staart aan voor een concert, is niet te doen.

‘Der Ring’ is een parabel over de macht (terwijl regisseur McDonald zegt dat het vooral over liefde gaat, hmmm…), en beschrijft de pogingen van de oppergod Wotan macht over de wereld te krijgen. Die pogingen worden door de dwerg Alberich gedwarsboomd. Wotan wordt bij zijn pogen gehinderd door wetten, die hij zelf heeft opgesteld om oppergod te worden (de sukkel!).

Alberich heeft de liefde afgezworen, en smeedt met het Rijngoud een ring, die hem grenzeloze macht over de aarde zal verschaffen (denkt u al aan ‘Lord of the Rings’? Goed!). Wotan eigent zich slinks de ring toe en wordt vervolgens door Alberich vervloekt. W. moet vervolgens de ring weer afgeven aan twee reuzen als loon voor de bouw van de burcht Walhalla, en als losgeld voor de godin Freya die door de reuzen als onderpand was ontvoerd (bent u er nog? hou vol!).

In zijn pogingen de ring terug te krijgen schakelt W. achtereenvolgens zijn favoriete dochter, Brünnhilde, zijn bastaardkinderen Siegmund en Sieglinde en tenslotte het kind van die twee, Siegfried in.
Uiteindelijk verliest W. alles, ook zijn eigen eeuwige bestaan. Als Brünnhilde in de finale van de Götterdämmerung de ring en zichzelf in het vuur werpt, berust Wotan in zijn ondergang, en wordt ook Walhalla vernietigd.

Pfoe, da’s nogal wat! Dank trouwens aan Wikipedia, dat tamelijk beknopt een bijna 16 uur durend verhaal beschrijft… ik gebruikte het als basis voor mijn uitleg.

Anna Russell heeft ooit een hilarische uitleg van Der Ring gegeven. Aan het einde ervan weet je nog niks, maar heb je je wel een kriek gelachen. Zie het filmpje voor het eerste deel. U mag de rest zelf opzoeken. Je moet wel ingevoerd zijn in het Engels wil je er kaas van kunnen maken, ik spoel het filmpje gewoon af en toe terug. Lachen!
Begrijp me goed: ik bedoel niet de draak te steken met Wagner: ik heb groot respect voor zijn vakmanschap en de discussie of zijn muziek nazistisch zou zijn ga ik niet eens aan: muziek kent zijn eigen intrinsieke waarde (sorry voor dat vreselijke woord), óók muziek van Wagner. Ik ga niet naar Enschede, maar raad de liefhebbers dringend aan wel te gaan.