Stemmen op Radio4 ?

Voor de tweede keer op rij wordt een eerder geschreven en klaarliggend stukkie achterhaald door de actualiteit. Da’s een goed ding! De stukkies over ‘Rach 3’ (ik ga lekker niet uitleggen wat die wat cryptische titel betekent) en Purcell houdt u tegoed. U krijgt ze in tijden dat het wat rustiger is en die tijden komen eraan met Sint en Kerst in het vooruitzicht.

Ik las in de Volkskrant van vrijdag 27 november een hartekreet van Roland de Beer over de stemmen van Radio 4. Ik besloot het hieronder te publiceren. Het bewijst dat ik minstens een punt had en heb met mijn mening over de presentatie op Radio4, nu en in het verleden, het bewijst dat er weinig veranderd is in de bijna twee jaar dat ik er niet meer werk en het bewijst dat, zolang ze in Hilversum het beleid laten bepalen door mensen die het verschil tussen een tongval en een spraakgebrek niet kennen, die er alleen op uit zijn de status quo te handhaven (omdat zij daarin de baas zijn) en die een vijf-sterrenkoelkast, een fossiel en een warm mens van vlees en bloed niet uit elkaar kunnen houden, er weinig zal veranderen. Jammer voor ons en gelukkig voor hen zijn er weinig goede alternatieven, zodat ik knarsentandend zal blijven luisteren en zal blijven proberen te genieten van die presentatoren en samenstellingen die het wel begrepen hebben.

Sterkte meneer Roland de Beer en wie weet kunnen we samen een mini-omroepje beginnen, buiten de Hilversumse ‘golden circle’.

Stemmen op TV?

Had ik een leuk stukkie voorbereid over de dood van Henry Purcell (voor zover je een leuk stukkie over iemands dood kunt schrijven), omdat zijn sterfdag op de 21ste november was, zie ik ?s avonds in een van de leukere uitzendingen van mijn favoriete programma ?De wereld draait door? dat het over zang en stemmen gaat. Het was me een vocaal programma!. Als de VARA het tijdig had doorgehad had ze er vast iets uitgehaald, want in Hilverdorp zijn ze niet zo van de vocale muziek. Bij de roep om meer vocaal op Radio 4 bleef ik ook al een roepende in de woestijn. Dus besloot ik ervan te genieten zolang het duurde. Stel je voor: 13 Ciske de Rat’s, die hun tophit ‘Ik voel me zo verdomd alllllleen!!!’ zongen, componist Louis Andriessen, die vocaal denkend componeert en als muze eerst Cathy Berberian had en later een ander zeer vocaal ingesteld typje, en als klap op de vuurpijl (ahem?) Gerard Joling, die fan is van dragonderstem Shirley Bassey en haar nieuwe CD kwam aanprijzen. Dat iemand als Gerard Joling ooit deze rubrieken haalt is natuurlijk sowieso al opmerkelijk. Nou daar moet je als Vocalies iets van vinden, vindt u niet?
Dus u houdt Purcell te goed, dooier dan dood kan tenslotte niet!

Ik ga het rijtje maar eens af.
Heerlijk die 13 schoffies! wel randstedelijk voorgeprogrammeerd, maar toch. Scherpe g-en dikke l-en, maar soms past dat en is dat leuk. En ze gaan natuurlijk allemaal de muziek in, op die ene na die een dierenwinkel gaat openen en waarschijnlijk in zijn eentje gelukkiger wordt dan de rest samen, maar ja, het bloed kruipt soms waar het niet gaan kan.
En nog geen eentje waarvan de stem al gebroken was, dus brulden ze met zijn dertienen lekker tegen het hoge midden aan: ‘die mij altijd beschermen zouwen!’ De zaal kreeg ineens een snik in de stem.

Louis Andriessen is binnenkort in Carnegie Composer of the year (of the week, soms gaat het in Amerika sneller dan wij denken). Hij schrijft zingbare muziek (ik heb wel eens een koorstuk van hem meegezongen) en is een beminnelijke man van deze tijd. Hij verloor kortgeleden zijn vrouw en was kort na haar dood eregast in het Concertgebouw. Ik zag het verdriet in zijn ogen. En nu, enige tijd later gaat het hem langzaam beter en vind hij zijn oude sprankel terug.
Hij heeft verfrissende ideeën over hedendaags klassieke muziek en heeft zijn sporen in Nederland ruimschoots verdiend. Ik gun hem een mooie tijd in New York. Het is daar leuk voor cultuur-beminners.

En last but not least Sjraar Joling. Onze eigen popi-jopi-counter-tenor. Ik heb wel een boon voor hem: relnicht en herrieschopper, maar met wat meer innerlijke beschaving dan andere relnichten in het bizznizz. Hij is helemaal idolaat van Shirley Bassey, en daar ben ik ook fan van (ik ben van veel mensen fan, had u dat al gemerkt?). Oma en Dame Bassey is op haar 72ste nog steeds niet weg te denken van de grote podia en Joling merkte terecht op dat ze stembanden van rubber moet hebben, want ze zingt al jaren de barsten in plafonds en lijkt er maar niet genoeg van te krijgen. Bovendien is ze aardig en vrijwel kurenloos (zeker vergeleken bij collega-diva’s als La Streisand, La Houston en La Cher… om maar es een paar dames op leeftijd te noemen).

Joling is countertenor, ik zou hem wel eens iets klassieks willen horen zingen, als-ie dat zou kunnen bevatten, want in die bovenkamer van hem is volgens mij vooral plaats voor de strijd om meer haar en minder voor hersens.

Countertenor? Nauwelijks behandeld in ons zomerklasje, dus nu nog even: een aantal mannelijke zangers hebben het vermogen hun strottenhoofd te laten kantelen en dan gaan de stembanden in een zodanige stand dat ze er ineens bijna anderhalf octaaf bij krijgen en wat vrouwelijker gaan klinken. In de donkere dagen van een paar eeuwen geleden werden jongens-sopraantjes wel eens ontmand, omdat men dacht dat de stem dan behouden bleef en niet ging ‘breken’. Dat was om veel redenen een misrekening. Ten eerste bleek het geen garantie voor het behoud van de stem. Ten tweede werden die jongetjes buitengewoon ongelukkig en dientengevolge een kruis voor zichzelf en hun omgeving en ten derde konden ze zich niet voortplanten: dus mooie stemmen voort zien leven in nazaten was er ook al niet bij. Ten vierde waren de operatie en de bijwerkingen en gevolgen zo link dat er algauw allerlei complicaties optraden waardoor ze voortijdig aan een ongelukkig einde kwamen.

De laatste castraat stierf in de twintiger jaren van de vorige eeuw; er zijn opnames van, maar die klinken op een wasrol zo schril dat er geen oordeel over geveld kan worden. De film Farinelli (hier al eens besproken) geeft een aardig beeld, maar je krijgt ook intens medelijden met de man.

Countertenoren halen hetzelfde bereik, maar klinken veel ‘gezonder’ en zijn in het volle bezit van hun mannelijke vermogens. Wijdverbreid vooroordeel dat ze allemaal homofiel zouden zijn kan ik hier ontzenuwen, het is niet waar. Ze hebben het wel lastig, want moeten een bepaald genre muziek instuderen dat om de donder niet makkelijk is. Daarbij moeten ze er heel goed op letten dat hun strottenhoofd vooral in de lagere regionen niet ‘terugkantelt’ want dan schieten ze in de baritonale klank. Counters zijn vaak baritons, wanneer ze zonder gekanteld strottenhoofd zingen en dan hebben ze vaak geen geweldig timbre, een beetje vlak en gewoontjes. Pas als ze in hun counter-techniekje schieten begint de stem te stralen.

Nou, om een beetje bij te komen van zoveel actualiteit in het filmpje een opname van countertenor David DQ Lee, die het Cardiff Singer of the World concours van wat extra peper voorzag met zijn optreden. Zo kun je je countertechniek ook gebruiken!
Affijn google maar eens ‘countenor’, je komt de gekste dingen tegen!

Leonie Rysanek

14 november 2009. Vandaag in 1926 werd Leonie Rysanek geboren. Wie is zij, zult u zich afvragen. Nou, een van de beste sopranen van haar tijd. Ze is niet zo bekend, Leonie, ook ik had nog niet van haar gehoord, maar toen ik tijdens mijn werk de keuze had tussen een opname van Rysanek en van Callas, glimlachte mijn toenmalige baas fijntjes en schoof de Callas-CD terzijde.
‘Nooit van gehoord zeker hè?’ zei hij ‘Rysanek (ik weet nog dat hij haar naam correct uitsprak: Ruuzanek, in plaats van Riezanek). Ik moest ontkennend het hoofd schudden. Hij grijnsde en raadde me aan maar eens goed naar haar te luisteren: ik wou toch zo graag een lyrico spinto zijn of worden: nou van Rysanek viel dan veel te leren.

Tijdens de zanglesjes van afgelopen zomer hadden we het al eens over stemtypen en de voor en tegens ervan. Rysanek bewoog zich ergens tussen het stemvak van de lyrico spinto en de dramatische sopraan. Dat stelde haar in staat het bij de knoert-hoge tonen van Richard Strauss op de been te blijven en gaf haar de kracht duivelse rollen als Lady Macbeth en Sieglinde zonder aantoonbare moeite uit te zingen en morgenavond weer fris op het podium te staan… avond aan avond, in The Met, in Wenen, en in iedere grote Europese stad met een flink operahuis.
Voor rollen als Lady Macbeth (een rol die mij net als Carmen enorm fascineert, maar die ik nooit zal zingen) moet je lelijk durven zijn en durven zingen en je duistere kanten aanspreken. Veel interessanter dan de wat dociele, ‘hangerige’ slachtoffer-rollen in veel opera’s (met de rug van het handje tegen het voorhoofd en vooral gekweld en moeilijk kijken). Nee dan Lady Macbeth: die ziet het bloed van haar slachtoffers aan haar handen, probeert het eraf te wassen en denkt dat het niet lukt en wordt tenslotte knettergek (verdiend overigens, want ze drijft haar omgeving tot bloederige ellende in haar zucht naar macht). Geweldig om te proberen of je dat ook kunt zonder je motor (je zangtechniek) te oversturen…

Dus: hulde aan Leonie Rysanek, die in 1998 overleed aan kanker, die in haar slottijd aan The Met al geconstateerd was. Ze was daarom slechts korte tijd ‘leidster’ van het Weens Festival, een erebaan die ze kort na haar ‘pensionering’ kreeg en die ze met verve vervulde. Gewoon doorgaan hè, die sopranen, gewoon tot het gaatje, omdat je simpelweg vindt dat dat moet; geen flauwekul, zingen!

Ik wilde nog een uitgebreidere biografie opnemen, maar realiseer me dat het bovenstaande genoeg is, daarom hieronder het linkje naar You tube, waarin de dames Callas en Rysanek beiden een aria uit Macbeth zingen. U mag zelf oordelen: wie wint? Als er al sprake is van winnen natuurlijk. Neem in uw overwegingen mee: de opname-data en het verschil in timbre. Callas zingt op haar kapitaal, Rysanek op de rente ervan. Voorop staat dat u ervan mag genieten!

Allerseelen

Omdat de winter eraan komt, omdat het afgelopen week Allerzielen was, omdat de bladeren vallen èn omdat mijn laatste vakantietje voor dit jaar erop zit ben ik een wat melancholische stemming. Vandaar dit stukkie over een van de mooiste liederen ooit: ‘Allerseelen’ van Richard Strauss. Ik heb het nooit kunnen zingen zonder de emoties weg te houden, dus nooit uit durven voeren. Als je zulke liederen in concert zingt, dien je boven de materie te staan en het eerst wat er verstikt raakt als er tranen dwars zitten is de stem, dus zangers hebben het lastig. Een pianist kan snikkend misschien nog wel de toetsen vinden denk ik (of beledig ik nou het ras?), maar voor zangers wordt het gauw een rare vertoning. Ziel en stem liggen dicht bij elkaar en dat is enerzijds een kwaliteit, anderzijds vereist het enige afstand, anders zing je jezelf te gronde.
Eerst maar even de tekst en een (eigen, vrije) vertaling:

Stell auf den Tisch die duftenden Reseden, die letzten roten Astern trag herbei.
Und laß uns wieder von der Liebe reden, wie einst im Mai.
Gib mir die Hand, daß ich sie heimlich drücke,
Und wen man’s sieht, mir ist es einerlei.
Gib mir nur einen deiner süßen Blicke, wie einst im Mai.

Es blüht und duftet heut auf jedem Grabe, ein Tag im Jahr ist ja den Toten frei;
Komm an mein Herz, daß ich dich wieder habe, wie einst im Mai, wie einst im Mai.

Zet de geurende reseda op tafel, zet er de laatste rode asters bij.
En laat ons weer over de liefde spreken, zoals toen in mei
Geef me je hand dat ik ‘m stilletjes kan drukken
En mocht iemand het zien, dan kan me dat niet schelen.
Geef me nog eens een van die lieve blikken van je, zoals toen in mei.

De graven bloeien en geuren vandaag, één dag per jaar zijn de doden vrij
Kom aan mijn hart, dat ik je even terug heb, net als toen in mei.

Het is een beetje terugverlangen naar de lente toen je geliefde er nog was en de natuur vol belofte. Even is minstens de geest van die geliefde weer bij je, hetzelfde gevoel als je hebt wanneer je aan gestorven geliefden denkt op een kerkhof. En voor die ene dag per jaar vleien de geesten van gestorven zich even neer in je hart. Mooi he? Zelf een interpretatie van het lied verzonnen.

‘Allerseelen’ is het laatste van de 8 liederen die samen de cyclus ‘Opus 10 Acht Gedichte’ vormen, op teksten van Hermann von Gilm. Strauss componeerde deze liederen al op zijn 21ste. Ze waren meteen populair, misschien wel door hun warme en volwassen toon (warmte zonder sentimenteel te zijn en volwassen zonder aanmatiging, overigens). Strauss droeg ‘Allerseelen’ op aan een van de zangers aan de Münchner Hofoper, Heinrich Vogl.

Door de toonsoortwisselingen is ‘Allerseelen’ in het begin lastig zuiver te zingen. Het schuift nogal eens naar een toonsoort die je niet direct verwacht. Dat werd in Strauss zijn tijd meer en meer mode. Toch, als je het eenmaal te pakken hebt, zing je het lied nooit meer onzuiver. De piano-begeleiding dwingt tot luisteren waar de pianist is en wachten op hem/haar en als je dat geduld in je zenuwen op kunt brengen wordt het mooi. Het lied moet ook niet gehaast gezongen worden, al mag het niet trekken. Ook zo’n gave: het juiste tempo kiezen zodat het niet larmoyant wordt. Als je een goede ademhalingstechniek hebt mag je op je lijf vertrouwen: wat jij als één frase kunt zingen, is de basis voor het tempo. Werkt bij vrijwel alle componisten goed, behalve bij duveltje Mozart, want die zou het aan zijn reet roesten hoeveel een zanger in één adem kon zingen; je hebt je maar aan zijn lange lijnen te onderwerpen (tip: gewoon bijsnappen als het nodig is en daarbij kijken alsof het zo hoort).
Ik zou mijn Allerseelen op willen dragen aan de muzikale vrienden, die me me de afgelopen jaren ontvielen, door het leven of door de dood, ik ga ze niet bij name noemen, het rijtje wordt al aardig lang als je boven de vijftig komt.

Het was nog niet makkelijk om een goed you-tube linkje te vinden. Jessye Norman doet het veel te langzaam. Zij wil alleen maar demonstreren dat ze een lange adem heeft. Zie hierboven mijn verhandeling over ademhaling die organisch moet zijn. Bij het zingen gaat het er niet om te demonstreren wat je technisch kunt, maar om een evenwichtige interpretatie over te brengen. Rosalind Plowright maakt een potje van de tekst, als ze Duits zou begrijpen zou ze dit soort fouten niet maken. Er is een leuke, maar amateuristische opname van Ian McEuen, prachtig timbre die jongen, maar nog wat wild za’k maar zeggen. Uiteindelijk gekozen voor Kiri te Kanawa, uitstekend, werkelijk uitstekend begeleid door dirigent Georg Solti, die mee-ademt en snapt waar het om gaat.