Beppe en Vivaldi

Beppe Costa gezien in de documentaire over Vivaldi, afgelopen zondag bij de NPS? (Dit is weer een van mijn befaamde retorische vragen, let er maar niet op…).

Ikke wel en gesmuld heb ik. Acuut verliefd geworden op Beppe, niet om zijn atletische bouw, maar om zijn bevlogenheid, zijn mooie Italiaans en zijn humor. En een beetje omdat ik mijn lievelingsstad in de volle zomer kon aanschouwen, terwijl we hier in de donkere nadagen van de winter zitten. Ik knapte er helemaal van op, van Beppe.

Beppe was op zoek naar sporen van Vivaldi in diens geboortestad, Venetie. Beppe’s hamvraag: hoe kan het toch dat Wenen Mozart ademt en dat je van Vivaldi, die de grootste componist van zijn tijd was, niks terugvindt in Venetië? Het antwoord werd trouwens in hetzelfde uur nog gegeven: Vivaldi heeft op stoffige planken gelegen en kwam pas begin twintigste eeuw onder dat stof te voorschijn. Afgestoft en wel bleken er pareltjes in die bibliotheek in Turijn te liggen.

Een van de pareltjes, het oratorium Judith Triumphans was de rode draad van de uitzending. Het is een ‘all-female product’, dat oratorium: Vivaldi gaf les aan de Ospedale della Pietà, een weeshuis voor meisjes. Hij deed dat met zoveel overgave dat de meisjes niet alleen instrumentaal en vocaal grote hoogten bereikten, maar ook dat er speciaal voor hun geschreven werd. Schrijf maar eens voor vier-stemmig vrouwenkoor, zonder saai te worden, dat valt nog niet mee.

Hij schijnt een luizige priester te zijn geweest onze Toon Vivaldi, (hij claimde de mis niet op te kunnen dragen vanwege astma en hij schijnt ook wel eens ontslagen te zijn geweest omdat hij zijn handen niet heel goed van die meisjes af kon houden, zo beweren boze tongen) maar wat een componist was-ie. Ik heb ademloos zitten kijken en ik zit (nu mét u) te hopen dat er in Turijn nog meer van die mooi pareltjes tevoorschijn komen.

Voor de volledigheid even door het leven van Vivaldi:

Hij werd geboren in Venetië in 1678. Volgens Beppe was hij zo zwak dat de vroedvrouw hem gedoopt heeft en dattie later, regulier, in de kerk nog eens gedoopt werd. Tsja dan moet je wel priester worden, toch? Zijn vader was zelf een virtuoos violist en het verhaal gaat dat als pa niet kon spelen in het orkest van de San Marco, hij zoonlief stuurde en dat dat verder nauwelijks opviel.

In 1703 werd hij priester, men noemde hem il prete rosso (de rode priester),waarschijnlijk vanwege zijn rode haar. Vivaldi werd dus muziekleraar aan het Ospedale della Pietà. De musicerende wezen stegen snel in aanzien, ook in het buitenland; men stuurde schijnbaar muzikanten vanuit allerlei Europese uithoeken naar Venetië om daar hun kwaliteiten een extra boost te laten geven.

Omdat meisjes eigenlijk geen muziek mochten spelen, gaven zij concerten van achter een doek. Voor hen schreef Vivaldi de meeste van zijn concerten, cantates en gewijde muziek. In 1705 werd de eerste verzameling (raccolta) van zijn werk gepubliceerd en er zouden er nog vele volgen. In 1713 kreeg hij de verantwoordelijkheid voor álle muzikale activiteiten in het instituut. Hij stierf op 28 juli 1741.

En omdat ik nog een beetje ruimte over heb nog gauw effe het verhaal van Juditha Triumphans. De Joodse Judith weet de Assyrische veldheer Holofernes te onthoofden (ze zorgt er eerst voor dat hij verliefd op haar wordt, voert hem dronken, om hem vervolgens in zijn slaap (!) te onthoofden). Die gebeurtenis zorgt ervoor dat de veldslag vervolgens door de Israelieten gewonnen wordt. Judith triomfeert! Van die onthoofding heeft een aantal schilders bijzonder bloederige schilderijen gemaakt (met lekker veel rode verf). Ik zag er een paar versies van en ze bleven me mij en nu kan ik ze koppelen aan een muziekstuk.

In het filmpje een deel van het concert dat de aanleiding was voor de documentaire van Beppe Costa. Ik hoor dattie nog veel meer van die leuke dingen gaat maken:

Kroonjuwelen?

De hoofdredacteur was complimenteus in zijn jaaroverzicht van 2009: hij vond het een verrijking dat er iemand ‘zo gewoon’ over klassieke muziek schreef en niet deed alsof het de Britse kroonjuwelen waren. Hij had gelijk en ik was blij met het compliment, maar het zette me ook aan het denken.

Natuurlijk moet je een genre niet verheffen boven de mensheid, dan mis je een heleboel toeschouwers en waarderenden, maar is die klassieke muziek wel zo gewoon? In het leven van alledag wel; ook in alledaagse leven van een klassieke muzikant (die ik hier express muzikant noem en niet musicus). Je studeert en repeteert je suf en je leidt een schizofreen bestaan: ik zei het kortgeleden nog tegen iemand: als uitvoerend artiest wil je twee minuten vóór de uitvoering een miljoen geven als het niet hoeft. Slaagt de uitvoering dan zou je er een miljoen voor over hebben om het nog een keer te mogen doen.

Er is een heleboel gewoons aan ons bestaan (ik schaar mezelf voor het gemak maar even onder de klassieke muzikanten op deze wereld). En toch zijn ook in deze rubrieken termen als: ‘Das gewisse Etwas’, ‘talent’ en ‘magie’ al meer dan eens gevallen. De uitvoeringspraktijk kan geweldige sferen teweeg brengen, maar als je niet uitkijkt ben je niet bestand tegen de druk en bezwijk je eronder, geestelijk en/of lichamelijk. Het is voor mij altijd een dubbel bestaan geweest, ook nu weer, nu we Carmen aan het voorbereiden zijn. Ik werk met vakmensen, verheug mij op alle aandacht en hoogstandjes die er komen gaan, maar lig tegelijkertijd af en toe wakker, want ik weet dat de druk enorm kan zijn en ik wil het graag goed doen; dat ben ik mijn collega’s ook schuldig, evenals mijn publiek.

Toch moeten er manieren zijn om die druk te leren weerstaan. En terwijl ik tussen kerst en oud en nieuw even vrij was (onverwacht) en wat rust in mijn bestaan bouwde en op mijn gemak Vocaliesen zat samen te stellen en om stukkies vooruit te schrijven (het wordt straks druk en ik ben een control-freak: alles moet op tijd klaar en naast Carmen moet het ‘normale leven ook doorgaan), schoot ineens Maria João Pires me te binnen. Die kan met druk omgaan, blokkeert er niet door, weet spanning om te zetten in resultaat.

Wellicht kennen de pianisten onder u het filmpje. Ik had het op You tube in een vloek en een zucht gevonden: er is een repetitie aan de gang, met publiek in de grote zaal van het Concertgebouw onder leiding van maestro Riccardo Chailly, toen nog dirigent van het KCO. Het orkest zet het eerste stuk in en Pires schrikt zich te pletter: dat was niet wat ze afgesproken hadden, voor haar neus ligt een heel ander stuk… Wanhopige kijkt ze naar de dirigent met een blik die maar een ding wil zeggen ‘Stop!!!’

Chailly is druk met het orkest dat de noten na lange tijd weer ziet en merkt in eerste instantie niks. Maar iets van de straling dringt door, hij kijkt opzij en ziet niet wat hij gedacht had te zien: een rustige, afwachtende, zuverlässige Maria. Er volgt een gesiste conversatie, die in dit exemplaar is ondertiteld, dus u mag zelf kijken. Dan zie je Pires in zichzelf keren en zoeken naar een oplossing in een schijnbaar uitzichtloze situatie, ze graaft in haar enorme geheugen en zoekt en vindt de partituur… in haar hoofd.

En tegen de tijd dat haar eerste noten klinken weet ze dat het goed komt. Zonder te blokkeren weet ze haar angsten om te zetten in productiviteit. Ik vind dat van een grootheid die de Britse kroonjuwelen benadert, wat zeg ik: overstijgt. Het maakt haar tot een betere muzikant dan veel van haar soortgenoten. Hoe doet die vrouw dat? Dat zou ik toch zo graag willen weten.

Carmen-journaal

Maandag 28 december 2009. Kerst is voorbij (gelukkig), de donkerste, kortste dag van het seizoen ligt alweer een week achter ons en hoewel de dagen nog niet veel langer zijn: we gaan weer in een opgaande lijn, niet meer in een neergaande.

Op het pleintje vóór de voormalige Azijnfabriek in ons goeie ouwe Den Bosch verzamelt zich een klein kleumend clubje: poppenspeler/regisseur Jan Smeets, pianist/dirigent Carl van Cuyck en ondergetekende, mezzo-sopraan tegenwoordig (staat er op de flyers) en schrijfster van dit stukkie. Mijn hart klopt in mijn keel van louter verwachting en aangename spanning: vandaag gaan de puzzelstukjes in elkaar vallen: een ieder heeft in wisselende samenstelling, maar nooit allemaal bij elkaar het zijne/hare zitten oefenen en vandaag doen we het voor het eerst met zijn allen. Als Jeanne de Vaan zich dan nog bij ons voegt en de beheerder van de Azijnfabriek de poort open en het koffiezet-apparaat aan heeft gezet kunnen we aan de slag: Carmen volgens Carmen gaat een volgende fase in.

In de loop van de ochtend volgt het decor en de pers komt langs voor een foto en een eerste stukkie in de krant. De mensen van het productiebureau rennen binnen en er weer uit, op zoek naar worstenbroodjes voor de hongerige pianist. De poppen komen uit de koffer waar ik ze gisterenavond met bloedend hart ingedaan heb: ik was gewend geraakt aan hun alles- en niets-ziende blik, terwijl ze in ons redactie-kamertje aan de kastdeuren hingen te hangen tot ze tot leven kwamen. Nu moeten ze terug naar hun schepper om de laatste aanpassingen te ondergaan.

Terwijl er met het decor gerommeld wordt (lampje hangt te laag; klemmetjes zijn te stroef, maar het wordt een prachtig decor) nemen pianist Carl en ik de losse endjes nog een keer door. Je ploetert thuis met behulp van CD’s, maar dan weet je niet hoe goed je je partijen kent en kun je je eigen tempo niet aanhouden. Dat kan nu wel. En het lukt.
Stukje bij beetje breien we de losse draden tot een geheel en de overtuiging groeit: we hebben een bijzonder krachtige formule in handen. Goed: de flamenco is nog niet helemaal flamenco en de teksten rammelen en de spelers hebben hier en daar moeite de poppen te laten doen wat de bedoeling is, maar het mechaniek van de betovering van opera komt in beweging.

Ik vind het allemaal geweldig: omdat ieder zijn eigen specialisme meebrengt hoeven we niet te wachten op teutende koren (sorry lieve mensen!) en rammelende orkesten (alweer: sorry lieve mensen), maar kan het tempo hoog blijven en snappen we snel van elkaar wat we willen en bedoelen. En hoewel we hard zijn tegen elkaar en geen tijd verspillen aan diplomatiek ge-ouwehoer weten we ook: het gaat om de muziek en het spel en er wordt nooit op de persoon of onder de gordel gespeeld. Ik ben ’s middags om half vier bekaf maar zit tevreden achter mijn (enorme!) borrel na te genieten van de dag: het wordt goed, het wordt vast goed!

Marylin Horne

Vandaag in 1934 werd sopraan Marilyn Horne geboren. Sommige bronnen zeggen dat ze de 17de geboren is en sommige zeggen dat ze geen sopraan, maar mezzo-sopraan is. Ze is een van de laatste ‘dragonders’ van haar tijd. Mooie, volle vrouw, mooie volle stem. Nu ze wat ouder wordt, wordt ze te zwaar, maar zo’n leven van zware fysieke prestaties leveren en daarna natuurlijk niet zonder eten naar bed, gaat iemand niet in de koude kleren zitten.

Ze heeft mijn belangstelling omdat het haar niet te min was ooit met The Muppets op te treden en omdat ze überhaupt niet vies is van cross-over. Alles om maar mensen binnen te hengelen in ons mooie vak, toch? Ze weet ook wanneer ze op moet houden: haar laatste grote optreden was in Carnegie Hall op haar 66ste verjaardag.

Laten we voor de volledigheid maar even haar (zangers)leven door lopen. Geboren in Bradford, Pensylvania, in 1934. Studeerde zang aan University of Southern California School of Music bij William Vennard. Had nog les van Lotte Lehman, een nóg oudere dragonder in het zangersvak. Ze had een paar optredens in de Verenigde Staten, zong in Venetië (waar ze Igor Stravinsky opviel als een goede zangeres) en waagde toen de sprong naar…. de Gelsenkirchener Oper (of all places!). Maar ze leerde er het vak: je moet aan het begin van de je carrière ergens gaan werken waar je kunt zingen, zingen en nog eens zingen. En als dat dan Gelsenkirchen moet zijn: so be it! Het zou me ook geen ruk kunnen schelen; als je maar ervaring op kunt doen.

In 1960 zong ze daar in Gelsenkirchen magistraal de rol van Marie in Wozzeck en dat kwam de Amerikanen ter ore. Ze haalden haar terug naar The States en vanaf dat moment ging het bergopwaarts. Ze kwam Joan Sutherland tegen (die toen nog geen ‘dame’ was) en de twee werden vriendinnen en zongen waar mogelijk samen (vriendschappen in het vak zijn zeer, zeer zeldzaam). De dames zijn tot op de dag van vandaag vriendinnen.

Horne zong in alle grote operahuizen van de wereld, staat bekend als no-nonsens mens en als een harde werker, als een van de beste Rossini-vertolksters ooit en als een uitstekend pedagoog. Naarmate ze wat ouder werd nestelde haar stem zich in het mezzo-vak, maar haar grote bereik bleef ze houden. Ze geeft nog ieder jaar masterclasses aan drie Amerikaanse universiteiten en ze is nog steeds niet vies van een pop-concert af en toe, zo las ik ergens. Haar stem schijnt het nog goed te doen.

Ze heeft kanker gehad na haar 72ste, maar ook dat heeft ze overwonnen. Dus: to Mrs. Horne: Many happy returns!

Er is een heel leuk filmpje op You tube (mag u zelf opzoeken) waarin ze het even heeft over ‘How to handle Handel’ met twee goeie voorbeelden. Ik zou de countertenor een schop onder z’n reet geven dattie naar voren zou leunen en niet op een been tegen de vleugel zou hangen, maar dat is natuurlijk minder charmant om aan het grote publiek te laten zien. Maar dat leuke Amerikaans van Marylin, tegen die oude, oude titels van Handel is prachtig, net cabaret.

In onderstaand filmpje de opname met The Muppets waar ik het eerder over had.