Omringd door bloemen en met mijn bordje met ontbijt naast mij kruip ik, een dag later dan gewoonlijk, achter het toetsenbord om u persoonlijk verslag te doen van de laatste week ‘Carmen over Carmen’. En u mede te delen dat dit voorlopig het laatste is wat u van mij over het project zult vernemen, (behalve dan een losse mededeling hier en daar, als we weer eens optreden); volgende week hebben we het ‘gewoon’ weer over dooie componisten en klassieke actualiteiten en de daarbij behorende anekdotes en muziek.
Het was me het weekje wel, sprak de oude diva zuchtend (u merkt ik kan mezelf zelfs na deze productie nog goed relativeren…). Maandag en dinsdag peinzend bij de kachel gezeten met het script en de partituur op schoot: er moet een formule zijn volgens welke je dit soort projecten kunt doen en er zelf van kunt genieten, alleen, ik heb die nog niet gevonden. Altijd leverde ik in aan zenuwen, telde de noten tot aan het einde, wilde dat het voorbij was, werd pas weer een beetje mens als de productie voorbij was en was dan gefrustreerd daarover. Nooit eens springend van genoegen over het toneel en huilen dat het voorbij was. Nooit eens hetzelfde, bijna lichamelijke genoegen als bij repetities als iets lukte, als de stem door je lijf dendert en muziek en tekst samensmelten tot een logisch, kloppend geheel. Dit keer wil ik het anders, dit keer zal ik wel genieten en niet sidderend van de zenuwen het toneel oplopen, minuten tellend tot de noten achter mij liggen.
Ik kijk naar fimpjes op You tube van een van mijn grote voorbeelden: Charles Aznavour: 80 jaar oud ten tijde van het concert, genietend van een zaal die uit zijn hand eet, naar bas-bariton Samuel Ramey, die een trap af tript alsof-ie dat thuis doet, op een tafel springt, drinkt en precies op tijd is met zijn inzet en het duidelijk prachtig vindt; hoe doen die mensen dat toch? Natuurlijk bevind ik mij een aantal niveaus lager en hebben zij niet voor niets de top bereikt, maar dat is mijn vraag niet: ik wil weten wat hun formule voor ervan genieten is…
Woensdagmiddag en –avond is de generale, gecombineerd met een laatste technische doorloop. Als ik in het shabby (maar oer-genoeglijke) theatertje arriveer is het productiebureau al druk doende het zaaltje in orde te maken. Met het licht wil het niet zo lukken en tot grote bewondering van iedereen aanwezig klim ik op een vijf meter hoge ladder om de buitenste pipo (zo heten die lampen, echt waar…) een duwtje in de goede richting te geven. Ik kan vooral bij de mannen in het gezelschap niet meer stuk. De doorloop is dramatisch rommelig. De poppenspeler heeft een slijmbeursontsteking in zijn rechterschouder die hem af en toe doet kreunen van de pijn. Mijn hartslag bereikt hoogten die ik niet meer kende sinds ik in Italië verkouden en wel probeerde de laatste hoge heuvel van die dag te beklimmen. Dat gaat wat worden met een generale met publiek. Ik probeer me zodanig te concentreren dat gedachten als ‘o god ik kan dit niet’ en ‘je zult zien dat ik de volgende inzet mis’ naar de achtergrond schuiven en zie, de hartslag tempert, de handen trillen niet en de adem vindt zijn weg naar de onderkant zoals-ie dat tijdens repetities ook doet. Wat overblijft is een klomp samengebalde energie in mijn maagstreek die pas tijdens de première verdwijnt, maar daar valt mee te leven…
En het kleine wondertje voltrekt zich, hele stukken repetitie maak ik bewust mee en geniet ik zelfs van de zang en de dialogen met de beide poppen. De twee kleine rustpunten die ik heb, weet ik te benutten en ik ben er de hele tijd echt ‘bij’. Na de laatste noot is er applaus van het kleine groepje aanwezigen en praten we na met een paar doorgewinterde theaterbezoekers. Ze zijn ge-emotioneerd en bevestigen ons in onze veronderstelling dat deze voorstelling een goeie is. Tenslotte maak je iets waarvan jij denkt dat het leuk is, maar dat moeten anderen dan ook maar vinden.
De dagen tussen de generale en de uitvoering werk ik één dag en ben ik één dag vrij. De collega’s zijn hartelijk en bemoedigend en de dag vrij rust ik zoveel mogelijk en hou mijn geest bezig met een goed boek, de televisie (lang leve opname-apparatuur: ik heb in één dag drie ‘De wereld draait doors’ bekeken) en mijn eeuwige therapie tegen allerhande geestelijke stress: winkelen (en dan vooral niks kopen, behalve een corsage op de jurk en wat kleine prutsdingskes). De dag van de première laat mijn echtgenoot mij altijd zeer tactisch met rust en een beetje in het huis rondmutsen: blousje strijken, koffertje klaarmaken, lunchen en om half twee is daar de poppenspeler en zijn vrouw. Wij doen samen een Italiaantje (wat dat betekent kunt u in een eerdere Vocalies lezen) en rijden naar het theater. De bal in mijn maag blijft, maar neemt niet de overhand. Ik maak me zorgen om de poppenspeler, want de cortisone-injectie heeft nauwelijks geholpen en hij loopt verkrampt van de pijn. Toch, en dat klinkt misschien self-centered, beïnvloed het niet mijn toestand; ik lijk mij in een eigen kring te bewegen waar de rest wel binnenkomt maar niet raakt aan de concentratie die zich opbouwt.
En weer voltrekt zich het kleine wondertje: het grootste deel beleef ik bewust. De twee keer dat mijn geest de zaal in fladdert en iemand in het publiek herkent grijp ik ‘m bij zijn kladden en trek hem terug: hierrrrrr jij…. en concentreer je, laat geen andere gedachten toe dan die nu nodig zijn. De poppenspeler heeft het moeilijk, maar we komen goed door de première en na afloop zijn er de kussen en de bloemen en de complimenten en de losse opmerkingen die ik tussen mensen opvang (waar ik trouwens het meeste van leer). En ja, ik heb echt genoten en ga proberen voor de overige optredens diezelfde mate van concentratie weer te vinden. Misschien, heel misschien zit daar wel het geheim…
In het filmpje Samuel Ramey die een onvergetelijke Torreador neerzet.