Dag van de stem

Gisteren, vrijdag 16 april was het de Dag van de Stem. Een initiatief dat sinds 1999 ieder jaar op 16 april plaats heeft. Die hadden we nog niet, moeten ze gedacht hebben in 1999, een Dag van de Stem. Naast Valentijnsdag, vaderdag, moederdag, secretaressedag, internationale vrouwendag hebben we nu dus een Dag van de Stem.

Mooie gelegenheid het boek van Ineke van Doorn ‘Professioneel zingen voor iedereen’ te bespreken. Het ligt hier al een paar weken, zo niet maanden op mijn bureau en ik blader er af en toe doorheen. Het is een zwaar boek, ook vanwege het besluit de pagina’s glossy te maken en het boek in te binden, niet te plakken. Het is net alsof alles erin staat, tenminste alles over de lichte muziek-tak.

Ik heb me suf zitten piekeren over onderwerpen die ik erin zou missen, maar ik kan niks bedenken waarover Ineke niet geschreven heeft , wat de stem betreft dan. Het boek is een uitstekend naslagwerk voor zangers en zangpedagogen (die heten tegenwoordig trouwens stemcoaches, dat is hipper). Ze behandelt ook een paar onderwerpen die ‘ouwerwetse’ (klassieke?) zangpedagogen niet behandelen: microfoontechniek, optredens, audities…

Het enige dat ik er niet in terug kon vinden was ‘Das gewisse Etwas’, waar ik het in deze rubrieken wel eens over heb: wat maakt een stem nou aangenaam om naar te luisteren, waarom drijft de ene stem je de tranen naar de ogen en doet de andere je de tenen krullen? Het is ook moeilijk te vatten hoe dat komt en ik ga me niet laten verleiden een poging daartoe te wagen, voorbeelden genoeg op radio en televisie.

Je bent het er zelden over eens en het is ook leuke discussiestof: ik mag graag de degens kruisen over de klassieke zangers, daar weet ik wat van. En in zo’n clubje roepen dat je vindt dat Callas vreselijk zingt levert altijd felle voor- en tegenstanders op. Onder het genot van een glas kun je dan nog uren voort.

In de pop- en jazz-wereld kan het volgens hetzelfde principe, ik hou me dan altijd een beetje gedeisd en leer bij; van jazz- en pop weet ik niet zoveel, daar heb ik slechts mijn boerenverstand en goeie smaak in te zetten. Van beide ben ik in ruime mate voorzien, als je boven de vijftig bent durf je dat wel hardop te zeggen/schrijven.

Koop het boek van Ineke vooral als u ‘iets met zingen wil gaan doen’. Een leerling gebruikte lang gelden die term toen ik vroeg waarom hij eigenlijk les wilde, terwijl hij geen spaan talent had, geen taalgevoel en weinig geheugen… ‘ik wil iets met zingen doen’. Ga d’r maar aan staan.

Denk niet dat u kunt zingen nadat u het boek hebt doorgeploegd en alle oefeningen minstens één keer gedaan hebt. Echt zingen is geen optelsom van truucjes. Er komt meer bij kijken: karakter, een gezonde, open psyche, een gezond lijf, humor, relativeringszin, discipline… en zo kan ik een alinea vol schrijven.

In een krantenartikel over haar boek noemt Ineke van Doorn een aantal (pop)zangers met een speciale stem; ik zet ze hieronder op een rijtje, zodat u ze zelf eens kunt googelen:

– Ella Fitzgerald (How high the moon)
– Billy Holiday (Don’t explain)
– Amy Whitehouse (Moody’s Mood for live)
– Janet Jackson (Again) (over hoe het niet moet)
– George Michael (You have been loved)
– Al Jarreau (Take five).

Klassiek lijstje van (een deel van) mijn favorieten in willekeurige volgorde:

– Renata Scotto (vooral haar Madama Butterfly)
– Cecilia Bartoli (coloratuur, coloratuur, coloratuur)
– Joan Sutherland (zingt jammer genoeg niet meer)
– Rolando Villazon
– Nicolai Gedda
– Boris Christoff (al lang dood)
– Bryn Terfell

Ik hou op: ga er maar mee achter You tube zitten als u tijd hebt. Vooral als u tijd hebt want voor je weet ben je uren verder…

Hulde voor Ineke van Doorn en hulde voor het initiatief van de Dag van de Stem, al vond ik er weinig van terug in kranten en op internet. We zouden er meer heisa over moeten maken, onze stem verheffen bijvoorbeeld… maar ach, in deze turbulente tijden van crisis…

Ineke van Doorn, Professioneel zingen voor iedereen
ISBN 978904940035

Wees gegroet

Merkwaardige première vandaag in 1853 en een leuke, want het is koren op mijn molen: de première van het Avé Maria van Bach/Gounod geeft mij de gelegenheid om mijn in jaren opgebouwde gram over het stuk eens lekker op u bot te vieren. Ik vind het een draak van stuk namelijk, het gaat aan alle kanten mank en het is bijna onmogelijk om het goed te zingen. Bovendien is het larmoyant en in de tijd tussen 1853 en nu al vele malen door mensen verkracht. Dus we gaan meneer Gounod postuum eens flink onder handen nemen, wat heeft hem bezield.

Johann Sebastiaan Bach completeerde in 1722 het boek Das Wohltemperierte Klavier (in 1742 kwam er een tweede boek met dezelfde titel, maar volgens mij hebben we het hier over het eerste, uit 1722 dus), vooral voor studie-doeleinden. Kon hij bevroeden dat er in 1853 (bijna anderhalve eeuw later) een goof in Frankrijk een melodie overheen zou schrijven, hij had er wellicht iets anders van gemaakt.

Ik ga het u uitleggen.
Als je als beginnend zanger wat ervaring wil opdoen, zing je nog al eens wat wij hier in het zuiden ‘rouw- en trouwmissen’ noemen: diensten ter gelegenheid van een huwelijk of een uitvaart. Dan komen de kaskrakers langs en van de kaskrakers is het Avé Maria van Bach/Gounod er een van, zo niet de grootste. De meeste mensen weten niet eens dat het door Bach en Gounod geschreven is, maar vragen om het Avé Maria ‘dat aan het einde zo lekker hoog gaat’. En inderdaad: als je het gedrocht in F zingt is de hoogste noot, vlak vóór het einde een a-2 (de wat minder hoog-gestemden onder u kunnen gerust zijn: er bestaan ook versies in E en in D). Ik heb het Avé Maria een paar keer gezongen en probeerde daarna (vaak vruchteloos) mensen te bewegen in de richting van Schubert, Mozart, Verdi (prachtig Avé Maria, uit Otello), Caccini, Tosti, affijn je noemt maar een componist; bijna allemaal schreven ze een (variant op) het Avé Maria en bijna allemaal zijn ze beter gecomponeerd dan de variant van Bach/Gounod.

Het is niet de hoge noot aan het eind die mij een hekel aan het stuk deed krijgen; ik heb een makkelijke hoogte en vanaf g-2 gaat het mij pas echt lekker: tot en met de hoge c is er geen enkel probleem en als rechtgeaarde sopraan hoor je het lekker te vinden om hoge noten te tetteren. Het is het ritme, oftewel de combinatie van twee onmogelijk samen te voegen ritmes die mij (en de begeleidende organist) irriteert. Bach schreef een regelmatig oefening, steeds twee sprongetjes in de linkerhand van de piano (eigenlijk clavecimbel, zo lees ik ergens) en drie in de rechterhand. Gounod schrijft daar een vloeiende lange lijn overheen, die op gezette tijden strijdt met de begeleiding en wat doe je op zo’n punt als intuïtief zanger: je gaat rommelen met het ritme, achter of voor lopen op de begeleiding en het wordt een zootje. Na enig oefenen komt er dan wel weer een moment dat je de kans krijgt even te wachten op je begeleider (meestal andersom trouwens: de begeleider moet maar op jou wachten, je bent tenslotte solist of je bent het niet; why be difficult, when with a little more effort you can be bloody impossible…) zodat het geheel weer even in de pas loopt, maar even later gaat het weer mis en ergens halverwege raak je elkaar voorgoed kwijt als de begeleider er niet een paar tellen bij maakt. Nou weten de meeste begeleiders dat en als ze je welgezind zijn wachten ze ook inderdaad en frummelen er een paar telletjes tussen, maar DAT STAAT ER NIET!!!!! En wat er staat is voor de meeste begeleiders wet en die gaan ze echt niet met voeten treden, al helemaal niet voor zo’n eigenwijze sopraan. Ik heb eens met een begeleider precies proberen te doen wat er stond en we kwamen bijna twee maten na elkaar uit (ik mag eraf wezen wie er het eerste de finish haalde, het is een tijdje geleden).

Dus mijn boodschap aan u: vraag niet om die draak, maar kies een harmonisch en in één keer gecomponeerde versie van een andere goeie componist; mijn advies aan Charles Gounod: frommel de partituur op en smijt hem zo hard je kunt in de prullenbak en mijn advies aan Bach: keer je niet om in je graf als je het gedrocht weer eens lang hoort komen, want dan blijf je aan het draaien.

Geen filmpje dit keer: in alle versies die ik beluisterde wordt het probleem weggemoffeld, meestal door de begeleiding zo wollig te maken dat je het niet kunt horen, of door de zangpartij mee te laten spelen doorstrijkers (die je als b-circuit-zanger nou eenmaal niet tot je beschikking hebt), waardoor het ritme volkomen zoek is. U mag zelf eens surfen en uw oren trainen… wie weet hoort u het. En ik hoor het uiteraard graag als u het met me oneens bent.