Elitair?

De Volkskrant gelezen afgelopen woensdag? (dit is weer zo’n retorische vraag van mij om een stukkie in te leiden, let er maar niet op).
Elmer Schönberger, componist en essayist (dat betekent dat je stukkies kunt componeren èn stukkies kunt schrijven….) haalt uit naar Radio 4. Hij zat in de auto naar Radio 4 te luisteren (daar maakte-n-ie al zijn eerste fout: Radio 4 is lastig te beluisteren in de auto, want daar heb je het geluid van de motor en het verkeer erbij en mis je alle subtiliteit die de klassiek muziek nou eenmaal vóór heeft op de pop-muziek) en kwam ‘toevallig’ uit bij De Top 400 die Radio 4 vorige week uitzond. Even geen geld voor reguliere programmering, even veel presentatoren op vakantie, dus hup de Top 400 erin, die je inderdaad zonder enige vorm van enquête onder luisteraars kunt samenstellen, uit de bijna tien keer dat je de Radio-4-daagse hield, uit de Zomerprogrammering en door af en toe – eventueel tandenknarsend – naar Classic FM te luisteren; sterker nog: als je wil stel ik ‘m voor je samen… zo gebeurd).

Hij voelde zich aangesproken, Elmer Schönberger, want men repte op de radio van ‘u’, ‘gekozen door ‘u’ ‘(sinds kort mogen ze de luisteraar weer gewoon beleefd met ‘u‘ aanspreken, toen ik er zat, nog niet zo heel lang geleden, kreeg je op je donder als je ‘u ‘ zei, maar dat terzijde).

Ik ben geen grote fan van Radio 4; men bezorgde mij een van de lastigste periodes in mijn leven toen ik afscheid moest nemen van de kans ooit een presentator van klassieke muziek te worden en toen mij weghaalde bij wat het centrum van mijn leven destijds was: een omgeving die doordrenkt was van klassieke muziek. En dat allemaal zonder enige vorm van overleg of aankondiging. Het doet nog zeer, maar ik krabbel langzaam op, dank u… Ik word ibbel van de meeste presentatoren op onze nationale klassieke zender en ik word af en toe ronduit nijdig als ik bedenk hoe in-crowderig ze zijn daar in Hilverdorp, alsof er geen provincie bestaat (waar u onterecht ook naar uithaalt meneer Schönberger), terwijl het achterland ongeveer 96 procent van Nederland beslaat.

Hier moet ik echter toch een lans voor ze breken…. Radio 4 wordt (inderdaad) niet voor u gemaakt meneer Schönberger, u bent een eenzame exponent van de hedendaagse klassieke muziek, die alle aansluiting met de ‘gewone’ mens (en daarmee bedoel ik in het geheel niet Jan met de pet uit de Graafsewijk in Den Bosch, maar de enorme grote middenklasse die ons land kent) ten enenmale mist. Die zich op een eiland begeeft (en dat zij u gegund, begrijp me goed; ik zou me af en toe graag op datzelfde eiland verschansen maar dan met medeneming van onder andere Mozart, Verdi en Puccini) waar de hedendaagse componisten zitten, die(meestal) muziekstukken maken die niet van neo-middeleeuwse makelij zijn, maar van een piep-knor-gehalte waar een mens psychische stoornissen van krijgt in plaats van troost).

Ik weet dat ze bij Radio 4 zich het hoofd (moeten) breken over luistercijfers, over hoe meer mensen te bereiken, over hoe rond te komen van steeds minder geld, over hoe het maximale uit hun medewerkers te halen (met soms desastreuze gevolgen voor die medewerkers) om bij te blijven in de media-ontwikkelingen en ZE DOEN HET NOOIT GOED! Zeker bij de Volkskrant niet; De Volkskrant en Radio 4 lijken niet compatible te krijgen: in plaats van zich te verenigen en goeie dingen samen te doen blijven ze ieder in hun eigen hoek zitten loeren op wat de ene partij uitzendt en wat de andere partij daarover te ‘azijnpissen’ heeft… En ja, ik weet het wel: De Volkskrant schreef het stukkie niet, dat deed u, meneer Schönberger, maar de Volkskrant ruimde er wel een drie-kolommertje voor in en zal mijn reactie daarop waarschijnlijk afdoen met ‘gezeur uit de achterlanden’ en het niet plaatsen.

Kortom meneer Schönberger: hou op dat elitaire gezeur dat u ‘het niveau’ van Radio 4 te laag vind. Koop een CD-tje met dat stuk van viereneenhalf uur van Philip Glass, luister het helemaal uit (niet in de auto, want dan knalt u echt op een voorganger!) en bel vervolgens met de zendercoördinator van Radio 4 en bied (om niet) uw diensten aan als samensteller van ‘echte’ klassieke muziek, en daar zitten een heleboel hedendaagse stukken bij, geloof me!

Vier Letzte Lieder

Vandaag, 22 mei in 1950 werden voor het eerst de Vier Letzte Lieder van Richard Strauss gezongen. Ze waren zijn zwanenzang, hij schreef ze in 1948, toen hij 84 was. In 1949 overleed hij. Bij het componeren moet hij geweten hebben dat zijn dood nabij was, want de liederen stralen een sereenheid en kalmte uit die hij tot dan toe niet gehad had.
De première was in Londen en werd gezongen door sopraan Kirsten Flagstad, begeleid door het Philharmonia Orchestra onder leiding van Wilhelm Furtwängler.

Drie van de vier liederen zijn op teksten van Hermann Hesse, het vierde is op een tekst van Joseph von Eichendorff. Dat laatste lied schijnt de aanleiding geweest te zijn voor het componeren van de cyclus. Prachtige dichter die Von Eichendorff, ook Schumann en Schubert gebruikten zijn teksten. Hij maakte prachtige beelden met het ritme van zijn woorden en sommige componisten kunnen die woordritmes uitstekend verklanken … dan onthou je de noten als zanger ook veel makkelijker. Het geheel ‘klopt’ en dan zing je als vanzelf zuiver en de juiste tekst.

Er schijnt nog een vijfde lied te zijn…. of eigenlijk zijn er twee kandidaten om het vijfde lied te zijn: er is een lied met de titel ‘Malven’ en eentje met de titel ‘Nachts’. Die laatste titel komt meer in aanmerking het vijfde te zijn, want dat orkestreerde Strauss; van ‘Malven’ bestaat alleen een versie voor sopraan en piano.

Niet iedereen kan de liederen zingen: je moet een stevige stem hebben en die stem sereen laten klinken, terwijl je toch gas geeft…. Als je dat niet doet kom je namelijk niet door het orkest heen… Da’s niet te onderschatten hoor, sereen zingen en gas geven tegelijk… het geheel wordt gauw te wild. Ik weet zeker dat mijn hoofdvakdocent zijn hoofd geschud zou hebben als ik in mijn conservatoriumtijd met deze liederen aangekomen zou zijn…. veel te wild zong ik in die tijd en de berusting die Strauss gewild heeft, zou ver te zoeken zijn geweest.
Voordeel van ouder worden is dat je je energie beter leert inzetten (en beteugelen). Misschien zou het nu wel gaan, al ga ik het niet uitproberen…

‘Lied voor gevorderden’ dus die Strauss-liederen. Ik heb er een paar opnamen van, eentje met Jessey Norman die je de haren te berge doet rijzen: Norman demonstreert haar enorme ademtechniek en lijkt alleen daarop uit te zijn: ‘luister eens, ik kan wel twee frases achter elkaar zingen en nog hoef ik niet bij te ‘snappenҒ. Maar zit ‘m de essentie niet in. Diezelfde hoofdvakdocent zei altijd, als ik weer eens met Mozart aan het donderjagen was (die is namelijk helemaal niet geïnteresseerd in het fysiek van een ademhalingsapparaat, die schrijft gewoon wat-ie mooi vindt en jij hebt het maar te zingen….): ’Mens, haal nou gewoon adem en zoek een goeie plek om dat te doen, als het maar logisch is en niet vlak vóór een hoge noot of midden in een woord!’ Ik ken zangers van populaire muziek, die er een potje van maken, luister maar eens naar André Hazes (of kan ik u dat niet aandoen?), die kan er echt wat van…
Hij had gelijk, die hoofdvakdocent, je leidt mensen alleen maar naar je nood toe als je benauwd probeert het einde van een frase te ‘halen’. Daar zit ‘m de essentie van de muziek namelijk niet in.

Persoonlijk vind ik de vertolking van Karita Mattila een mooie, die heb ik ook op CD en eens gedraaid in een van mijn Vocalies-podcasten. Het is leuk om de zangeressen met elkaar te vergelijken en je eigen favoriet te kiezen. Je moet wel kunnen motiveren waarom die favoriet je favoriet geworden is…

Zo, nou hebt u niet alleen een klein aanvullend zanglesje gehad, maar ook een klein, piepklein lesje in luisteren naar klassieke muziek.
Ik kopieer hieronder de tekst van het laatste lied, ter filosoferinghe ende vermaak. En wie durft nou nog te beweren dat Duits geen mooie taal is?

Wir sind durch Not und Freude
Gegangen Hand in Hand,
Vom Wandern ruhen wir
Nun überm stillen Land.
Rings sich die Täler neigen,
Es dunkelt schon die Luft,
Zwei Lerchen nur noch steigen
Nachträumend in den Duft.
Tritt her, und laß sie schwirren,
Bald ist es Schlafenszeit,
Daß wir uns nicht verirren
In dieser Einsamkeit.
O weiter, stiller Friede!
So tief im Abendrot.
Wie sind wir wandermüde –
Ist dies etwa der Tod?

In het fimpje Renée Fleming die een prachtige versie zingt. Met dikke complimenten voor de muziekregie, die u in staat stelt nog meer te genieten:
– Kijk hoe de dirigent al in het voorspel naar de zangeres toe dirigeert, alsof hij haar wil doordrenken met de muziek, voordat haar eerste inzet klink…- Luister naar de leeuwerik die in de dwarsfluit zit en later, als-ie verder weg is, in de piccolo’s;
– Luister naar de lange, lange lijnen van de zinnen, die een ijzeren ademhalingstechniek vereisen (die Fleming in huis heeft, chapeau!);
– Hoor hoe even de eerste violist erdoorheen klinkt in een zeer serene passage.
Prachtig, prachtig, prachtig!

Covent Garden

Een bijzondere verjaardag vandaag, het is namelijk de verjaardag van een gebouw: het Royal Opera House Covent Garden, meestal kortweg ‘Covent Garden’ genaamd, werd vandaag in 1865 geopend. Niet dat het er al niet was…

In 1728 nam een impresario, John Rich, The Beggars Opera van John Gay op het repertoire. Dat was zo’n succes dat hij genoeg kapitaal vergaarde om een theater te bouwen. In 1732 al geopend, maar door vuur en ander ongerief een paar keer geheel of gedeeltelijk verwoest, werd het in 1858 op 15 mei weer geopend. In 1990 heeft men een echte stevige reconstructie doorgevoerd en nu is het al twintig jaar rustig, tenminste wat hamergeklop en gezaag betreft: voor de rest bruist het van de activiteiten.

Covent Garden is de thuisbasis voor The Royal Opera, het Royal Ballet en het bijbehorende orkest. In de eerste honderd jaar van haar bestaan was Theatre Royal zoals het toen nog heette, vooral een theater voor toneelstukken.

In 1734 werd het eerste ballet (Pygmalion) er opgevoerd en een jaar later begon men opera’s van Händel uit te voeren. Händel schreef veel van zijn werken speciaal voor Covent Garden.
In 1734 was er de eerste opera te zien: Il pastor fido van Händel. Niet zo’n succes, maar er kwam meer opera: Ariodante (ook van Händel). In 1743 ‘ging’ de Messiah, een groot succes.

Tot aan de brand in 1808 was het druk in The Royal Theatre. Men begon de herbouw in december 1808 en al in september 1809 (!) speelde Shakespeare’s Macbeth er.
Leuke anekdote uit die tijd: de manager John Philip Kemble verhoogde de prijs van de kaartjes om de kosten voor het herbouwen te verminderen. Dat pikte zijn publiek niet en die begonnen uitvoeringen te saboteren door stokken tegen elkaar te slaan, te sissen en boe te roepen en door tijdens de uitvoeringen te dansen in de zaal (lekker stelletje, dat publiek!) Ze hielden dat gedrag meer dan twee maanden vol en uiteindelijk kregen ze hun zin: de prijs van de kaartjes bleef bij het oude bedrag.

In 1856, zoals gezegd brandde het zaakje weer eens af en werd heropend op 15 mei 1858. Meyerbeer’s Les Huguenots was de opera waarmee de opening gestalte kreeg.

Tijdens de tweede wereldoorlog was Covent Garden nog even een danszaal en dreigde dat na de oorlog te blijven, maar na lang onderhandelen kregen muziek-uitgevers Boosey & Hawkes het vruchtgebruik van het gebouw.

De versie van 1865 hield het vol tot in de zestiger jaren van de vorige eeuw. Toen werd er hier en daar al gerenoveerd en uitgebreid. Men kreeg wel in de gaten dat er een grote renovatie nodig was en die startte dus in de negentiger jaren van de vorige eeuw.

En ze gaan met hun tijd mee daar in Covent Garden. Ze hebben een hele leuke overzichtelijke website, waar je ook nog wat kunt leren over klassieke muziek en het puilt er uit van de activiteiten. Hopelijk kan dat zo blijven, ook in de turbulente tijden waarin Groot Brittannië nu verkeert. Het eerste waar zo’n regering op gaat bezuinigen zou wel eens de kunst kunnen zijn…

Hoe dan ook: happy anniversary Covent Garden! (al is het maar de vraag of ze er zelf bij stilstaan!)

Dame Flott

Vandaag in 1947 werd Dame Felicity Lott geboren. Ze is ook wel bekend als ‘Flott’ en daar hou ik van: van iemand die zichzelf genoeg kan relativeren om het niet erg te vinden dat ze ‘Flott’ genoemd wordt. Ik ga er tenminste vanuit dat ze dat niet erg vindt, want het staat op haar eigen website… ‘Flott’ in het Duits betekent net zo iets als elegant, een beetje hetzelfde als ons ‘vlot’. Felicity Lott is Engels, en in het Engels heb ik andere beelden bij de term ‘Flott’ U ook? Als je de foto’s bekijkt lijkt ze een dame die het hart op de tong heeft, of zoals de Engelsen zeggen ‘she speaks her mind’.

Ik voel me een beetje met haar verwant, want iemand dierbaars die er nu niet meer is, heeft onze stemmen ooit gekwalificeerd als op elkaar lijkend en ik wil best op Felicity Lott lijken, vooral als ze haar ‘Flott’ noemen… ook ik heb het hart op de tong en ben bij vriend en vijand bekend als direct (en dan zeggen ze het nog voorzichtig… ahem).
Ze is van alle markten thuis, onze Dame Flott… ze zingt wonderschoon Vaughn Williams (alsof het voor haar geschreven is, zo transparant en klaar van klank) en ik heb een CD van haar van ‘La grande Duchesse de Gerolstein’ (in het Frans gezongen Offenbach) waarop ze stralend van pret (en niet meer jong, maar wat doet dat ertoe?) op de voorkant staat en als je de cd draait hoor je de pret (een soort duivels genoegen) in haar stem terug. Dat is knap, als je dat kan… daarom: gefeliciteerd Dame Flott, en hieronder nog even je CV als eerbetoon…

“Flott” werd geboren in Cheltenham. Op haar vijfde ging ze piano studeren, leerde daarnaasr viool spelen en begon op haar twaalfde met zanglessen . In eerste instantie besloot ze om niet een professionele carrière als zangeres na te streven, ze ging Frans en Latijn studeren. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en in 1969 ging ze toch in Londen aan de Royal Academy of Music zang studeren. Ze verliet met diploma en prijzen in 1973 die leerschool en maakte haar debuut als Pamina in Mozart’s Die Zauberflöte (ik heb daar eens een Engelse versie van gehoord die je de haren te berge doet rijzen, maar alla, het zij haar vergeven).

Ze had een lange en wat merkwaardige relatie met het Glyndebourne Festival: die wezen haar drie keer af voor het koor, maar boden haar uiteindelijk een solorol aan. Dat was het begin (zoals Glyndebourne dat vaak is) van een internationale carrière: Wenen, Milaan, Parijs, Brussel, München, Hamburg, Dresden, Berlijn, New York en Chicago. Haar rollen: Marschallin in Der Rosenkavalier van Strauss, Gravin Madeleine in Capriccio van Strauss, Arabella, ook van Strauss, de gravin in Le Nozze Di Figaro van Mozart en hier eindig ik het lijstje, anders wordt het te lang…

Ze ging van operette houden (ik ook) en zong de titelrol in Die Lustige Witwe van Lehar; ze zong Rosalinde in Johann Strauss’ Fledermaus (ik ook) en Hélène in Offenbach’s La Belle Hélène (ik ook).
En terwijl zo’n carrière vordert ga je steeds meer lied zingen, omdat je leert met de fijn-penseel te schilderen, in plaats van met de witkwast (dat kan zij beter dan ik) en dus zingt ze de liederen van Vaughn Williams en van Britten zo goed. Ze heeft het geluk dat Graham Johnson al eeuwen haar begeleider is: die kan dat uitstekend en naarmate je langer samenwerkt leer je elkaar beter verstaan. Kortom: een arbeidzaam leven dat hopelijk nog lang in goede gezondheid duurt: dan kan ze nog meer moois zingen.

In het filmpje de aria van de Gravin uit La Grande Duchesse de Gerolstein. Let op de subtiele interactie met de dirigent; Geweldig!

Willy Caron

Willy Caron is dood. Afgelopen week stuurde mijn echtgenoot mij een bijna onbeduidend berichtje uit een regionale krant. Willy Caron is dood. Oeps, dacht ik, Willy Caron, waar ken ik die naam ook al weer van… ? Oh ja, met een van mijn bazen uit het verleden had ik het wel eens over hem. Die baas kwam ook uit Limburg en hield ook van klassieke muziek. We hadden verder weinig raakvlakken en na korte tijd scheidden onze wegen zich weer, maar over Willy Caron konden we het wel eens hebben. De baas floept nog menigmaal mijn gedachten in, om zonderlinge redenen en dan floept Willy Caron mee. En ik glimlach dan.

Ik kende Willy Caron niet persoonlijk. Wist dat het een goeie zanger was, een beetje van de oude stempel en dat-ie nu toch wel boven de zeventig moest zijn. Zijn goeie tijd lag in de tachtiger jaren van de vorige eeuw, samen met de Anneliese Rothenbergers, de René Kollo’s en de Rudolf Schocks. Toen het genre nog in het concertgebouw mocht, pardon, kwam, toen ‘Ein Abend in Wien’op de Duitse televisie nog stilte op straat veroorzaakte, toen operette nog operette was: soms platvloers en banaal gebracht, maar bijna altijd goed gecomponeerd en meeslepend, goed voor een avond zonder zorgen met mooie zang, zonder de zwaarte van opera.

Ik zoek op internet iets over hem op om dit stukje te kunnen onderbouwen en kom verrassend veel tegen: een website waar ik zelfs condoleance-berichten achter kan laten als ik dat wil. Een gezelschap dat de traditie van operette en aanverwante genres verder draagt poseert voor een foto. Het is een hele flinke club, de hoofden grijs (en de jurken lelijk, maar ach, wie maalt daarom…?). Willy Caron blijkt tot vlak voor zijn dood actief te zijn geweest en verdraaid een van zijn stokpaardjes is ook het mijne: ademhaling en zangtechniek!

Hieronder kort zijn levensloop, als een soort eerbetoon.
Willy Caron werd geboren op 15 juni 1934 in Venlo . Hij groeide op in een muzikaal gezin en bespeelde, voordat zijn stem werd ontdekt, al op jeugdige leeftijd diverse instrumenten, dat zullen wel blaasinstrumenten geweest zijn: meer dan de helft van Limburg is lid van een of ander blaasmjuziekgezelschap en er wordt vaak op hoog iveau muziek gemaakt.
In 1964 studeerde hij af aan het Mozarteum in Salzburg en in 1966 aan het conservatorium in Amsterdam. Toen haalde hij prijzen: als je in Italië vergeleken wordt met Caruso, heb je het daar wel gemaakt. Hij zong en zong en zong: in Hamburg, in München, in Salzburg, in Wenen, in Moskou (in het Russisch!)
Hij zat in de verfilming van ‘Le Nozze di Figaro’ was in Keulen zeventien jaar lang verbonden aan de Städtische Oper. Hij schijnt buitengewoon betrouwbaar geweest te zijn qua stem. Die deed het altijd, waarschijnlijk had hij een ijzeren techniek.

In 1998 richtte hij het Willy Caron Muziektheater op en leert hij zijn enthousiaste koor en solisten op een professionele manier zingen in gevarieerde programma’s en optredens.
Ik hoop dat de dames en heren van het Willy Caron Muziektheater doorgaan en meehelpen het operette-genre levend te houden tot het misschien ooit weer eens een bloei-periode gaat kennen. Hopelijk maken u en ik dat nog mee, Willy Caron helaas niet meer.

Ik zocht op You tube naar een filmpje voor u, Caron zingt met overtuiging ‘Ich haij van Limburg’ maar dat vond ik niet zo geschikt voor deze website… Hoewel je hoort dat er een stevig, rechttoe-rechtaan geluid in hem zit. Er is een Robert Stolz medley, maar van de sopraan daarbij krijg ik jeuk, dus dat ga ik u niet aandoen. Misschien verschijnen er binnenkort, naar aanleiding van zijn dood wat meer filmpjes, zou leuk zijn.