Half bevroren en liggend?

Een lezer/luisteraar had een nieuwe tv. Dat is op zichzelf niet heel bijzonder, maar hij had met die tv ook een enorme uitbreiding aan kanalen en daar zat één kanaal tussen dat regelmatig opera uitzendt. Wij hebben dat kanaal ook, maar het komt er niet altijd van…. Opera kijkend is er zo een middag om en uw Vocalies leidt (en soms lijdt….) een druk leven.

Het had hem verbaasd dat Mimi in Giacomo Puccini’s opera La Boheme achterover liggend en half bevroren haar laatste prachtige maten zingt… Hoe ze dat toch deed vroeg hij zich af (per mail) en of ik dat ook kon… Ik zat te grinniken terwijl ik het las. Nee, ik kan niet platliggend zingen en de meeste zangeressen kunnen het niet (dat halfbevroren valt wel mee: meestal is het in het theater niet zo heel koud…).

In mijn conservatoriumtijd (al weer drie levens geleden) kregen we nog weinig ondersteuning bij het zingen van opera. Je sprak het talent en gevoel voor drama wat je had aan en woekerde van daaruit verder. Af en toe kwam je een pedagoog tegen die er wat meer van wist en die wrong je dan uit… Ik had lessen bewegingsleer van mevrouw Ans Samama (die was toen al bijna met pensioen) en we mochten een deel van de les besteden aan dingen die we extra wilden. Ik weet nog dat ik in die tijd de operette Gasparone deed en de slaapkamer-scène wilde repeteren. Geduldig leerde ze me vallen (zelfs terwijl ik zong) en ze leerde hoe mijn tegenspeler mij naar de grond kon dringen zonder de zangstroom te onderbreken. Het leverde wat blauwe plekken op, maar alles voor de muze. Ik herinner mij dat de regisseur van de operette vol bewondering stond toe te kijken in de coulissen terwijl wij de slaapkamer-scène deden (die opera-gehalte had qua moeilijkheidsgraad); hij had voorgesteld die scene maar over te slaan…. moest je net ons hebben, als ‘young angry men’

De truuc is om ervoor te zorgen dat je middenrif de kans krijgt voor je ademsteun te zorgen. Met andere woorden je moet jezelf in een zodanige positie manouvreren dat je een beetje rechtop ligt, bij voorbeeld half steunend op een elleboog (die ooit gemeen kan gaan ‘slapen’, kan ik u melden, uitkijken dat je er dan niet doorheen knakt). Ik heb ooit Vissi d’Arte (de grote aria uit Tosca) gezongen terwijl ik op een ouwe bontjas (van een oud-tante) gesmeten was door de boze bijrol: Scarpia. Die aria eist nogal wat ademsteun en kracht en dus richtte ik mij half op, de suggestie wekkend nog te liggen. Helemaal plat ergens op liggen is trouwens voor de zaal ook vervelend, want die kunnen je gezicht dan niet zien en missen dus een heleboel emotie en contact.

Dat is de reden waarom u zoveel zangers, half tegen een trap of een pilaar op het podium ziet liggen, of tegen het bed in plaats van erop, of in de armen van een tegenspeler waar ze op kunnen steunen… het ligt er maar aan of de regisseur creatief is. Voor de zanger is het een kwestie van uitproberen, welk ‘standje’ zingt het lekkerst en hoe ver kun je gaan, waarbij je natuurlijk de klank op de eerste plaats zet. Regisseurs zijn soms halsstarrig in hun concepten, ze denken lang niet altijd met de zanger mee. In Salome van Richard Strauss zag ik ooit een zangeres op handen en voeten van een plexiglazen trap afkomen, hoofd eerst… Dat zou ik niet durven en niet kunnen en niet willen. Mijn hoofdvakdocent vertelde over die productie destijds dat hij op dat bewuste moment opgestaan was, luid ‘foei’ had geroepen (dat was het ergste wat de beschaafde ziel kon bedenken op dat moment) en de zaal verlaten had. Er zijn regisseurs die berucht zijn om hun buitensporige eisen aan zangers. Ik vind altijd dat het product voorop moet staan. Het komt echter het product helemaal niet ten goede als je je mensen dingen laat doen die ver buiten hun natuur en kunnen liggen.

Over de slotscene van Mimi heb ik nog een anekdote. Een van mijn eerste zangpedagogen was een niet onverdienstelijk opera-zangeres. Dat kon ze waarschijnlijk beter dan lesgeven: ze heeft mijn stem net niet naar de gallemiesen geholpen, ik was er op tijd bij en we zijn niet leuk uit elkaar gegaan, maar aangezien dat al bijna 30 jaar geleden is, zand erover… Ze zong de rol van Mimi (met haar topzware gestalte al nauwelijks geloofwaardig, maar alla, het is opera) en kwam aan het einde dus op een sofa te liggen. Ze zingt haar paar prachtige laatste noten en sterft… Haar minnaar wordt op dat sterven geattendeerd door de overige spelers en moet dan snikkend aan haar bed vallen. Einde, doek… alleen… die minnaar berekende zijn vallen aan het bed niet helemaal goed en kwam op Mimi’s maag en middenrif terecht. U raadt het al: Mimi moest overeind om naar adem te snakken. Ik weet niet of het publiek destijds gelachen heeft, wat zou u gedaan hebben????

In het filmpje Rolando Villazon en Kristine Opolais; hoewel bedonderd gefilmd verkoos ik deze opname boven die van Alagna en Gheorghiu. Ik vind Alagna als hij huilt net een kind dat zijn zin niet heeft gekregen, maar dat zal wel nijd zijn…. Surft u vooral zelf!

Zingen!

Ik was er effe niet, vorige week zaterdag. Ik was nog net niet aan de andere kant van de wereld, maar wel een heel stuk zuidelijker dan ons kikkerlandjes ligt: in Gambia. Het was er heerlijk. Mijn hoofdredacteur kan daarover veel beter schrijven dan ik en dat heeft hij ook al gedaan. Ik hoef er slechts aan toe te voegen dat wat mij betreft we ieder jaar ergens halverwege de winter even er tussenuit piepen naar ‘the smiling coast of Africa’. Hoewel, ‘er tussenuit piepen’ is een eufemisme. Ik ben gek op vliegen, maar vond de vliegreis van 8 uren heen en 6 uren terug (op de heenreis is er een tussenlanding op Las Palmas, waar men bijtankt en van bemanning wisselt en dat kost tijd, tijd waarin je niet van je plek mag) een bezoeking. Maar ik ga het er ook volgend jaar weer voor over hebben.

Terug gekomen nestelde ik mij voor de tv om daar wat van de gemiste programma?s in te halen. De twee meest recente Volkskranten rammelde ik even door, ‘De wereld draait door’pik ik vanavond wel weer op en mijn echtgenoot riep de belangrijkste nieuwsitems van de afgelopen week even over de keukentafel. Ik bleek ze allemaal te kennen, dus dan zal ik wel goed gescand hebben!

Ik had gevraagd een vreselijk leuk programma van de VPRO op de zondagavond, ?Zingen?, voor me op te nemen. Karin Bloemen mocht als eerste vertellen over haar stem en hoe ze daarmee omgaat. Henk Poort volgde in de tweede aflevering. Presentator Jellie Brouwer (ik moest echt effe zoeken voordat ik zijn naam te pakken had?.) blijft bescheiden buiten beeld en laat zijn gasten heerlijk hun gang gaan. Ik heb zitten smullen. Ik was het niet altijd met de uitspraken eens, maar dat hoeft ook niet. Wat mij trof was dat men eindelijk een keer duidelijk maakt hoe zangers met hun stem verstrengeld zijn. Ik las in Gambia een deel van de biografie over Keith Richards waarin hij ergens zegt dat hij altijd en overal, (maar dan ook echt altijd en overal, ook als hij high is en ook als hij neu… ehhh? de liefde bedrijft) een melodietje hoort, altijd zich voorstelt hoe hij dit of dat rifje eens zal spelen en verbeteren, altijd in songteksten denkt en in akkoorden. Zijn grote kracht is dat hij horizontaal kan denken, harmonisch dus, voor de kenners onder u. Ik kan ‘slechts’ melodisch denken, ‘lineair’ zo u wilt). Het stukje trof me zo dat ik het mijn echtgenoot voorlas, die naast me op een strandstoel lag te dutten; hij had ‘Life’ (want zo heet het boek) al uit en had me aangespoord ondanks mijn weerzin tegen de boeven die met zijn vieren The Rolling Stones vormen het boek te lezen. Gelukkig maar, ik ga het vóórdat het leven weer in mijn nek springt proberen uit te lezen.

Diezelfde verbondenheid met muziek, met zang en stem zag ik bij Karin Bloemen en Henk Poort (en bij zijn twee ‘slapies’, baritons Marco Bakker en Ernst Daniel Smid): je bent je stem. Poort bleek over veel meer diepgang te beschikken dan ik wist… sorry Henk…. Hij kan naar believen zijn dikke, Jordanese ‘l’ uitzetten en het lichtste Italiaans zingen dat je maar wil. Hij zong van allen ook het meest technisch verantwoord, vond ik. Prachtige zanger hoor. Hij maakte een mooie opmerking over opera tegen de presentator: opera is helemaal geen hogere kunst, zei hij, je moest es weten hoeveel opera hier in de Jordaan gedraaid en gezongen wordt (zou het zondagochtendprogramma ‘Opera Pietje’ nog bestaan trouwens?). En hij had gelijk, Henk… Stien Deutekom zei het ook al eens met die lekker dikke ’l’ in haar spreekstem: ’opera is voor Jan en alllleman’. En zo is het.

Kijken dus, aanstaande zondag (23 januari) zijn Acda en De Munnik aan de beurt en ook Charlotte Margiono zag ik in het lijstje staan. En mocht u de eerste twee afleveringen niet gezien hebben: zoek ze op bij uitzending gemist of op You tube

In het filmpje een stukkie uit de aflevering met Henk Poort. Mocht u zanger zijn, probeer die truuc met de kaars maar eens na te doen. Kan nooit kwaad. Denk aan uw lage ademhaling!

We zingen te weinig!

Waar zijn de tijden dat op de lagere school alle kinderen minstens een kwartier per dag naast hun schoolbankjes staan en lekker zingen? Ik geef u op een briefje dat er heel wat minder ad-hd en aanverwante artikelen hun middelbare schooltijd ingaan en dat allerlei stress-related-diezziezezz ook veel minder kans krijgen.

Toen ik in de zesde klas zat (ja, ja kinderen, dat was vóór de tijd dat we ‘groepen’ hadden) zongen wij (we hoefden er trouwens niet voor naast de bankjes te gaan hoor, het was geen strafkamp meer sinds de nonnen de leiding hadden overgedaan aan een profane ‘leider’, meester Van der Linden) en we zongen moeiteloos tweestemmig en canons. We hadden de boekjes van Valerius Gedenck-klank en ‘Kun je nog zingen, zing dan mee’ en nog zo’n klein donkerrood boekje met een stoffen kaft, dat eigenlijk mijn lievelingsboekje was, maar waar ik de titel niet meer van weet.

Welk kind kan er nog liedjes uit het hoofd, anders dan die krijs-ellende van ‘kindeje voor kindeje’
Wij zongen liedjes als:
Hannes loopt op klompen, zimpe, zampe, zompen.
Door de plassen, dat het spat. Broek en kousen worden nat.
Moeder roept, Hannes laat dat hoor, Hannes trapt maar dapper door.
Hij laat zich niet lompen.

Ja, duh, zou een kind van deze tijd zeggen, klompen? Broek en kousen? Wèsdè??? Nee, dan tegenwoordig:

Ik heb zo waaa-waaa-waaa-waanzinnig gedroomd.
Ik was zo mooi, mooi, mooi.
‘t Was echt niet gewoon.
Iedereen riep: Hieperdepiep!
Daarna werd ik gekust en gekroond.
Waaa-waaa-waaa-waanzinnig, maar heerlijk gedroomd.

Typisch liedjes voor kinderen uit de managers-cultuur en dan die schelle gggooise stemmetjes erbij, Vreselijk!

Uw Vocalies heeft ooit gescoord met een liedje dat niemand kende. Wij waren in Salzburg aan de masterclass zang bezig en daar hoort drank bij natuurlijk, zonder drank genen klank, wat u! Een van ons had de Augustiner Bräugarten ontdekt. Hij loodste ons mee. Ons, dat waren een stuk of twintig, vijfentwintig zangers uit alle hoeken van de wereld. Een meerderheid overigens uit de Scandinavische landen. Die hebben een uitgebreide cultuur aan volksliederen, maar dat wist ik toen nog niet. Aardige mensen en goed Engels sprekend, dus je kon het ook nog eens ergens over hebben, in tegenstelling tot praten met Aziaten: dat lukte ten enenmale niet, hoe vriendelijk en creatief je ook probeerde.

Affijn, wij naar de Biergarten. En daar onder de bomen vond iemand (ik weet niet meer wie) dat we maar es een liedje uit ons eigen land moesten zingen in plaats van al die pretentieuze opera-aria’s en moeilijke liederen. Samen met een meisje uit Den Bosch was ik de enige Nederlandse bij de cursus. Het meisje uit Den Bosch kwam niet van oorsprong uit Den Bosch, anders had ze wel een grotere mond gehad en bij een verzoek om een liedje uit Nederland haalde ze verlegen de schouders op. Volgens mij is het daar ook nooit van een carrière gekomen: je moet je manifesteren, anders kom je er niet… Het enige lied dat we allebei kenden was ‘Tulpen uit Amsterdam’ en dat ontlokte verontwaardigd gesnuif aan de Scandinaviërs: blijkbaar was de melodie afkomstig van een van hun volksliederen.

Een van de tenoren ging staan, tikte op een tafeltje als was het een lessenaar en gaf een majeur-accoord aan (opletten hè, ik leg niet alles uit…) en daar klonk door de tuin een vierstemmige versie van ‘Tulpen uit Amsterdam’ die zanger/presentator Herman Emmink in de verste verte niet benaderd heeft, ooit, al was het nog zo’n aardig man. Het ene na het andere volkslied passeerde de revue. De tuin, vol met toeristen, werd steeds stiller en de muzak op de luidsprekers ging uit. Na het spontane concert van de Scandinaviërs en het terechte applaus daarvoor, gingen de blikken andermaal in de richting van mijn Bossche collega en mij. Zij haalde weer haar schouders op… ik zocht in mijn herinnering en vond wat: mijn vader leerde mij vroeger andere liedjes dan die we op school leerden. Kent u ‘De Gansjes’? Niemand???? Eenmaal, andermaal…. Ik ben in mijn hele leven één persoon tegengekomen die het liedje ook kende: de moeder van een vriendin. Affijn: zie hieronder. Ik kan u melden dat ik toen met het zingen van dat liedje minstens evenveel succes had als zou het een opera-aria geweest zijn. Het bevat bovendien een levenswijsheid van de bovenste plank: brommen is goed voor de dommen en zingen is zo gek nog niet.

Drie gansjes die kuierden blij in de wei.
En riepen van gakkerdegak.
Toen kwam er een boertje op klompen voorbij,
die bromde, toe, hou je gemak!
De gansjes die riepen: We zijn er zo blij!
De lucht is zo blauw en zo groen is de wei,
en hoe je nu ook mag praten,
We kunnen het zingen niet laten!
Toen werd er dat boertje toch vreselijk boos!
Hij zei, Wel sapperdekriek!
Noemen jullie dat zingen? Het is me wat moois,
Och, och, wat een fijne muziek!
De gansjes die lachten het boertje wat uit
En riepen: Wij geven voor ‘t zingen geen duit?
Maar het is toch nog beter dan brommen
Want brommen is goed voor de dommen!

Wij dus naar Otello

Als je als echtpaar (wat een woord, ik zal er nooit aan wennen….) al een aantal jaren samen bent weet je niet goed meer wat je elkaar moet geven bij verjaardagen. Bij jonge liefde horen sieraden en gebruiksvoorwerpen zodat je aan elkaar denkt als je in het dagelijks leven even niet bij elkaar bent. Oudere liefde heeft dat minder nodig. In de loop der jaren kruip je in elkaars bloed en wezen en heb je het minder nodig steeds kunstmatig aan elkaar herinnerd te worden. Bovendien (sprak zij praktisch) heb je dan die sieraden nog uit het begin van je relatie om de herinnering te ondersteunen. Maar je wil wel attent voor elkaar blijven (dat is nodig hoor, dat u dat maar even weet: neem elkaar vooral niet als vanzelfsprekend, voor je het weet slaat sleur en onverschilligheid toe en de grootste vijand van de liefde is de onverschilligheid, niet de haat). Dus wat geef je elkaar dan op verjaardagen? Juist: iets waar je beiden plezier van hebt: een etentje, een dagje sauna om uit te rusten en bij te praten, een weekendje weg. En die weekendjes kosten ginne kneup meer sinds je vanaf vlieghaven Eindhoven met de prijs-stunters de halve wereld over kunt vliegen. Wij dus naar Praag, vanwege de zoveel-en-vijftigste verjaardag van mijn lief.

Mijn lief is gul, dus hij tracteerde ook: op een avond een paar weken vóór vertrek stak hij zijn hoofd om de hoek van de keukendeur; ‘wil je in Praag naar Tosca of wil je naar Otello?’ vroeg hij. Ik koos Otello, Tosca ken ik van binnen en van buiten en Otello niet… Je kan maar een reden voor een keuze hebben, nietwaar?

Zondagmiddag in Praag: op tijd terug van de laatste struinronde door de stad (prachtig, prachtig prachtig! we gaan er ooit terug), netjes in het pak gestoken (met wandelschoenen eronder; ik was niet van plan mijn nek te breken over de sneeuw die er gevallen was); te voet naar de Staatsopera. Heerlijk! De kaartjes zijn voordelig (ik denk dat vadertje staat nog zwaar subsidieert), een uitvoerig programmaboekje kostte nog geen twee euro en word je aangereikt door een keurig oud dametje dat daar wel geboren lijkt te zijn… een klauw-achtig rimpelhandje vertrouwelijk op je arm om je de goeie kant op te wijzen… We zaten in de zaal, de loges zijn voor de plaatselijke bevolking en abonnementhouders… Ik keek mijn ogen uit: de Staatsopera is er nog zo een met krullen en veel bladgoud en spiegels en het publiek is zo divers dat je je met kijken daarnaar alleen al zou kunnen vermaken: ouwe sjiek, verkeerde sjiek, echte sjiek, toeristen, oostblok-representanten (ouwerwetse kapsels, lange parelkettingen (zó vorige eeuw!), dikke panty’s met naad en galajurken uit het jaar stillekes). Ik genoot al met volle teugen vóórdat er ook maar een noot geklonken had.

Over de opera zelf heb ik wel wat aanmerkingen. Een heleboel was er goed: er was boventiteling in het Tsjechisch en het Engels, er werd keurig verstaanbaar Italiaans gezongen, het was overwegend zuiver. Desdemona kwam hier en daar een beetje merkwaardig op haar hoge noten aan: de weg naar boven was moeizamer dan de weg naar beneden; bij de anderen heb ik geen gekke dingen gemerkt. De tenor was een tenor zoals die in het Oostblok zich voorlopig nog staande kunnen houden: klein menneke, weinig acteertalent en een blok van een stem. De bariton Jago (verreweg de interessantste rol in de opera) had het meeste te bieden: een lekker slecht ogende forse man die de hele zaak aan het schijten kreeg (sorry, ik kan soms met Brabants meer uitdrukken dan met keurig Nederlands). Het koor (of de instudeerder van het koor) moet op zijn donder: steeds te laat met inzetten en trekken aan het tempo. Ik rekte even en kon de stok van de dirigent zien: niks mis mee: het orkest volgde buitengewoon gehoorzaam.

Degene die echter het meeste op zijn/haar donder moest hebben was de regisseur. In navolging van wat er modieus is in de theaters in het westen had hij gekozen voor een modern decor, terwijl de kostuums tradiotioneel waren. Dat gaat al mank, maar daar is nog wel overheen te komen. Hij had echter alles, maar dan ook alles afgenomen van de hoofdrolspelers om mee te werken: het zakdoekje van Desdemona hebben we één keer zien flapperen en dan moest je nog goed opletten, terwijl dat ding een hoofdrol speelt in het plot. Geen bed voor de slotscene (een kleed op de grond, waardoor je Desdemona’s en Otello’s laatste noten nauwelijks hoort, laat staan hun emoties ziet…), geen kam om de bijna hypnotische werking van haarkammen in Desdemona’s grote aria mee te demonstreren, geen bidstoeltje om vol overgave op neer te zijgen. Dienstmaagd Emilia had geen enkel rekwisiet om iets mee te doen en stond dus min of meer hulpeloos te wachten en te kijken hoe het noodlot zich voor haar bazin voltrok, duidelijk niet op haar gemak. Als je de tekst in de opera volgt en je zorgt dat datgene waar ze het over hebben er is, dan is dat al genoeg. En dat je geen bed neerzet kan ik me voorstellen, maar je veroordeelt zangers niet tot de grond, een nis of een verhoging op het toneel kan dan dienst doen.

Mijn vingers jeukten in de zaal: ik zag de nood van de zangers en het niet te vermijden geklungel. Aan Verdi’s muziek ligt het niet: daar zit echt alles in wat je nodig hebt. Het enige wat je moet doen is de partituur volgen, dan scoor je al een dikke zeven. Door dit geklungel kwam het regie-technisch nog niet aan een vijf en dat doet geen recht aan de solisten en aan koor en orkest. Ik heb genoten van de middag en was dankbaar voor het cadeau van mijn lief, maar ik zou die regisseur graag eens voor vijf cent meegeven. Eeuwig zonde…>

Omdat we het er nou toch over hebben nog even kort het plot van Otello:
De succesvolle veldheer Otello heeft een van zijn volgelingen, de jonge Cassio benoemd tot zijn opvolger. Otello is moe en der dagen zat en wil zich terugtrekken met zijn jonge, mooie bruid Desdemona. Bij de promoties is Jago, een vertrouweling en vriend van Otello gepasseerd. Jago is een intrigant en een slechte vent en hij besluit zijn protesten tegen het gepasseerd zijn in te houden en wraak te nemen, Hij weet dat Otello buitensporig jaloers is en hij zet een val voor hem: een zakdoekje – eerste geschenk van Otello aan zijn jonge bruid (zoals ik boven al schreef: jonge liefde heeft geschenken nodig) – ontvreemdt hij van Desdemona en zorgt ervoor dat het in de kamers van Cassio terecht komt. Die is verliefd op Desdemona, maar besluit dat hij zijn heer niet in verlegenheid wil brengen en houdt zijn liefde platonisch. Otello raakt buiten zichzelf van woede als hij merkt dat het zakdoekje in Cassio’s kamers is aangetroffen en hij eist van Desdemona dat ze het doekje laat zien. Ze is het kwijt en snapt niet Otello zich daar nou zo druk over maakt. Enfin, eind van het liedje: Otello vermoordt zijn bruid in het huwelijksbed en pleegt zelfmoord als hij inziet dat hij door Jago is uitgespeeld tegen zijn eigen geluk.

Een dun verhaaltje eigenlijk, gebaseerd op teksten van Shakespeare, die vertaald zijn door Arrigo Boito. Er zit een pracht kwartet in voor enerzijds Desdemona en Otello en anderzijds Emilia en Jago, Verdi’s specialiteit. Otello heeft een aria, waarin hij zichzelf opliert tot grote drift (er zijn theorieën die beweren dat Otello epilepsie had); er is een te weinig gezongen drinklied voor Jago en de lange, lange aria van Desdemona, die lastig concertant te doen is, omdat-ie teveel in de handelingen van de opera verwikkeld is, maar waarvan het slot-Ave Maria weer wel prachtig is om apart te zingen. Ik zong dat Ave Maria ooit op verzoek in op een bandje met begeleiding van kerkorgel. Ik kan me nog herinneren dat de kerkklokken sloegen in het naspel, dat wij daarvan schrokken, maar dat we later besloten die bim-bam erop te laten staan omdat het prachtig uitkwam. Waar zou dat bandje toch gebleven zijn?

Voor u en voor mij (omdat dat bandje zoek is) een opname van het Ave Maria door Renee Fleming. De opname ondersteunt mijn standpunt: geef je zangers wat om mee te werken, beste regisseurs en het wordt prachtig…. Zap vooral niet te snel weg: het naspel is werkelijk prachtig.