Mozart en Jeroen Bosch

Het is wat met het leven van een weblogger… de ene keer zit je de hele week te piekeren over waar je stukkie over zou moeten gaan en grijp je in arren moede op het allerlaatst maar naar een dooie componist; de andere week gaat de telefoon en word je uitgenodigd voor een concert met prachtige muziek. Het enige dat je dan hoeft te doen is iets schrijven over die muziek en er achteraan vermelden hoe het concert was. Wie weet hengel je er nog een paar liefhebbers mee binnen ook. Dus toen een vriendin belde en vroeg of ik mee wilde in mijn eigen Den Bosch naar een concert in het (notabene!) Jeroen Bosch Art Centre (dat heet hier niet gewoon Jeroen Bosch Kunst-centrum, dat u dat maar even goed laat doordringen!) was een blik in mijn agenda voldoende: ja ik kon en ja ik wilde!

Mozart op het repertoire, en wel maar liefst drie highlights van hem: Symfonie nummer 40, de Krönungsmesse en het Requiem. Jippie! De twee laatste werken zong ik ooit in een projectkoor en beiden swingen (!) als een huis, hoewel het van het Requiem natuurlijk oneerbiedig is te zeggen: dat het swingt als een huis. Luister maar eens goed, er zitten hier en daar fuga’s in die veel makkelijker te zingen zijn als je ze een soort swing meegeeft. Voorwaarde is dan wel dat je de noten van haver tot gort kent, anders kom je niet genoeg los van je partituur. Dankzij de dirigent/repetitor van het Brabantkoor ken ik van beide partituren de noten van haver tot gort, zelfs de solistenpartijen, dus dat wordt genieten.

Eerst maar even over de (vocale) stukken:
De Krönungsmesse (ook bekend als de Missa Brevis in C groot, KV 317) is in maart 1779 gecomponeerd in opdracht van de aartsbisschop van Salzburg. Mozart vond er niks aan in Salzburg en klaagde over de kwaliteit van het muziekleven daar. ‘Salzburg ist kein Ort für mein Talent’ schreef hij in 1778 (beetje omhooggevallen, als je het mij vraagt…)
Hij doet trouwens vervolgens braaf wat men van hem vraagt: hij componeert een mis voor de hoogmis van Pasen voor de Salzburger Dom. Zijn bijnaam kreeg de mis in 1791 in Praag, toen-ie klonk ter gelegenheid van de kroning van Keizer Leopold II tot Koning van Bohemen.
Alle missen van Mozart hebben een lang ‘Dona nobis pacem’-gedeelte (geef ons vrede). Mozart wist hoe hard we de vrede nodig hadden en hebben, denk ik wel eens in een filosofische bui.

Het Requiem (KV 626) is zo mogelijk nog bekender en niet door hemzelf afgemaakt. Een aanvaardbaar einde is eraan gecomponeerd door leerling Franz Xaver Süssmayer. Een beetje kenner hoort trouwens onmiddellijk waar Mozart ophoudt en Süssmayer begint. ‘Das gewisse Etwas’ is weg. Bijna iedereen die iets verder in de klassieke muziek is ingevoerd weet dat er achter de opdracht voor het Requiem een mysterieus verhaal zit. Filmregisseur Milos Forman maakte daar in zijn film Amadeus handig gebruik van. Wat er van waar is en wat uit de duim gezogen, daar komen we nooit meer achter.
Goed, wij dus na een prima Italiaanse maaltijd in uitstekend gezelschap genuttigd, naar het Jeroen Bosch Artcentre. Mooie lokatie. Ik ga er binnenkort eens op mijn gemak kijken. Het is een voormalige kerk, dus over akoestiek niet te klagen; het klonk niet galmerig, waarschijnlijk mede doordat wat voorwerpen uit Jeroen Bosch’ schilderijen drie-dimensionaal in de kerk hangen te bungelen. Leuk.

Klein koor, klein orkest, authentieke instrumenten, ook prima. Ik hou van een wat voller groter geluid en ben niet zo’n fan van dat ouwe-instrumenten gedoe, maar wie ben ik? Een countertenor (onze eigen Syste Buwalda) in plaats van de alt. Ook al prima, de man zingt als een god, maar ik heb hem nauwelijks gehoord. Voor zover ik het kon zien werd er niks doorversterkt, geen microfoon of geluidstechnicus gezien. Het orkest was te luid voor het koor, in de Krönungsmesse hoorde ik geen alten en de tenoren alleen als ze echt ‘hun’ hoogte ingingen; in het Requiem hoorde ik ze af en toe wel. Prima bassen trouwens!

Mijn grootste bezwaar gold de dirigent. Lieve deugd wat een gedoe en wat een gejakker. Kreeg ik bij het zien van het programma al de indruk dat het een latertje zou worden (drie tamelijk stevige werken op een avond mèt pauze), hij zorgde ervoor dat we om kwart over tien ruim buiten waren en ruim op weg naar mijn stamcafé. Er is misschien een muziektheoretische regel waar ik niet van weet voor de overgang van de verschillende Requiem-gedeelten, maar die had ik dan als ik hem was aan mijn laars gelapt. We donderden bijna letterlijk in het Dies Irea (dat als misplaatste toegift werd gezongen, ook allemaal binnen de tijd). Ik heb (even) zitten kijken naar het gedoe van de dirigent; ik wil altijd weten of ik het zou kunnen volgen. Wat meer bescheidenheid zou hem trouwens passen. Een misdeel eindig je niet met je beide handen in de lucht alsof je net een doelpunt gescoord hebt. Behalve steeds zijn eerste inzet was er geen chocola van te maken (hoewel het er af en toe uitzag alsof hij in een enorme kookpan stond te roeren of de keukenvloer aan het dweilen was, één van de twee, dus misschien was hij wèl chocola aan het maken). Nergens kreeg het Requiem de tijd om te beklijven, of te ontroeren, of de ‘swing’ te krijgen die ik er zo aan waardeer. De Krönungsmesse was aanvaardbaar (mooi Agnus Dei, sopraan!), het Requiem zal ik vandaag nog eens draaien om het weer in mijn hoofd te krijgen in het tempo dat ik er zo aan waardeer.

Daarom in het filmpje een opname met John Elliot Gardiner als dirigent, die een tempo kiest waarbij je wel alle noten kunt horen. Geniet ervan!

The King’s speech

Voor liefhebbers van film zijn het gouden tijden: binnenkort is de Oscaruitreiking en daaraan voorafgaand zijn er de prachtigste films van het jaar te zien. Ieder jaar denk ik, we zullen wel niet beter uitkomen dan vorig jaar en alles zal wel een keer langs geweest zijn, maar toch flikken ze het hem ieder jaar weer: er zit altijd wel een uitschieter tussen, twee jaar geleden ‘Slumdog millionaire’ vorig jaar ‘The curious case of Benjamin Button’ (het kan trouwens ook respectievelijk twee en drie jaar geleden zijn hoor, daar mag ik af wezen, ik noem er maar twee die in positieve zin zijn opgevallen). Dit jaar valt er ook weer het nodige te smullen. U zult wel denken dat ik het over ‘Black Swan’ wil hebben en die was mooi, maar mij gaat het om ‘The King’s speech’, die komt natuurlijk nóg dichter bij een weblog en podcasts over vocale klassieke muziek.

Ik heb van begin tot eind geboeid zitten kijken en herkende veel van de oefeningen. Een logopedist en een zangdocent (tegenwoordig ben je trouwens stemcoach, maar aan die term kan ik niet goed wennen; ik vond het al moeilijk genoeg van mezelf te zeggen dat ik zangdocent, of zangpedagoog ben) liggen niet zo heel veel uit elkaar, al zijn er lieden in beiden vakgebieden die anders willen beweren. Ik beweer zelfs dat een yoga-docent en een logopedist en een pycholoog en een zangdocent allemaal zeer aan elkaar verwant zijn en vakgebieden hebben die elkaar raken. Toen ik nog studeerde keken de logopedisten naar ons zangers alsof we wezens waren met wel stemmiddelen maar zonder hersens en wij naar hen alsof ze allemaal gesjeesde solisten waren, zonder ‘das gewisse Etwas’. ‘Those who can do and those who can’t teach’ is een gevleugelde uitdrukking en hij is volgens mij niet waar, hoe vaak er ook mee gesmeten wordt…

Je ging als zanger pas naar een logopedist als je echt niet anders kon en als de collega’s (met of zonder ervaring) je niet konden helpen. Op hun beurt vonden logopedisten dat zij en zij alleen mensen konden helpen die stem- en stotterproblemen hadden en dat is evenmin waar: het kan zeer heilzaam zijn eens lekker te zingen en bijna iedereen weet dat veel stotteraars baat hebben bij zingen.

Geoffrey Rush zet in de film een heerlijk excentrieke logopedist neer, die geen enkel middel onbenut laat om de aankomende koning George te helpen. Hij zingt met hem, laat hem dansen, over de vloer rollen, schelden en tieren als hij denkt dat dat nodig is en hij krijgt hem los. Hij is daarbij inderdaad zowat een halve psycholoog en een kwart yogaleraar. Hij krijgt een instrument aangereikt dat hij niet kan zien en dat geklonken is aan de geest van een man die een vreselijke jeugd heeft gehad en die vanwege zijn positie zich eigenlijk niet kan laten gaan. De twee worden levenslange vrienden. Ik zat af en toe met tranen in de ogen. Het is een geweldige film. Zangpedagogen en logopedisten aller landen verenigt u: hou op met het kweken van eenheidsworst om de talentenjachten te kunnen vullen en ga terug naar de eigenheid van uw leerlingen/patiënten. Spits uw oren: wees zuinig op de zielen die zich bij u op de vleugel of aan tafel voor u openen. Wees geen zachte heelmeester want die maken stinkende wonden, maar wees streng en rechtvaardig en hou in de gaten dat het om uw pupil gaat, niet om u.
En neem een voorbeeld aan Lionel Logue.

In het filmpje de trailor van de film.

Don Quichotte

Vandaag in 1962 (niet eens zo heel lang geleden dus) stierf componist Jacques Ibert. Ik grijp die gelegenheid aan om u te attenderen op een setje liederen door hem gecomponeerd, die horen bij de mooiste liederen ooit geschreven. En dat gecombineerd met de stem van bariton José van Dam, die ervoor gemaakt lijkt te zijn ze te zingen. Bovendien heeft ook Maurice Ravel over hetzelfde onderwerp liederen gecomponeerd en die zijn ook wonderschoon, dus twee (dooie) vliegen in één klap, zou ik zeggen.

Het gaat om de Don Quichotte-liederen, of liever, om twee setjes liederen met de volgende correcte titels:
Jacques Ibert: Don Quichotte, bestaande uit 4 liederen:
1. Chanson du depart
2. Chanson a Dulcinee
3. Chanson du Duc
4. Chanson de la mort de Don Quichotte

Maurice Ravel: Don Quichotte à Dulcinée, bestaande uit 3 liederen:
1. Chanson romanesque
2. Chanson épique
3. Chanson à boire

Ibert (1890-1962) en Ravel (1875 -1937) zijn min of meer tijdgenoten, als je naar hun geboorte- en sterfdata kijkt zie je dat Ravel vóór de tweede wereldoorlog gestorven is; zijn leven is wat minder heftig geweest dan dat van Ibert, zou je zeggen…. Beiden in de hoog-romantiek, maar Ravel heeft de overgang en het gedonder omtrent de intrede en ontwikkeling van het hedendaags klassiek minder meegemaakt dan Ibert. Toch lijkt de muziek van Ravel wat hedendaagser, uitgesprokener, feller dan die van Ibert… Daar kan een deskundige op het gebied van muziekgeschiedenis zich op stuk bijten en als u daar interessants over te melden hebt hoor ik het graag. Tenslotte ben ik slechts een geduldig uitvoerder, geen schepper van klassieke muziek. En op internet kunt u van beide componisten levenslopen vinden.

Ik programmeerde de Don Quichotte-liederen van Ibert al eens voor mijn podcast (zie Vocalies, aflevering 21) omdat ik ze zo mooi vond. Vooral het Chanson de la Mort, drijft me de tranen naar de ogen en dan inderdaad vooral als José van Dam het zingt. Ik schreef het al eens eerder: doe mij maar bariton, any time!!!

Van die van Ravel vind ik de Chanson romanesque (vooral vanwege het aparte ritme) het mooist en de Chanson à boire is lekker liederlijk, ook leuk!
Je gaat door die liederen zowaar een beetje houden van die rare kwiebus die Don Quichotte geweest moet zijn. Kijkt u vooral zelf op You tube en in uw cd-kast en op Vocalies. Juweeltjes!

Hieronder een opname van Chanson de la mort de Don Quichotte. Je hoort de moeheid in de stem, maar het wordt nergens vals… ik vind het de beste DonQuichotte-zanger ooit. Hij heeft ook de opera gedaan, daarvan staan ook opnames op You tube.

Dame Emma Kirkby: Congratulations!

Vandaag geen dooie componist, maar een nog zeer levende sopraan: het is vandaag 62 jaar geleden dat Dame Emma Kirkby geboren werd in Camberley, Groot Brittannië. Ik wist niet dat ze al ‘Dame’ was en ik wist ook niet van haar middelste naam: Carolyn. Op internet waar ik (net als u en ik schaam mij er niet voor) nogal eens wat informatie afvis staat ergens een beetje denigrerend geschreven: ‘haar vibrato-arme sopraan’, alsof het niet hebben van een vibrato een gemis is. Niet zo aardig vind ik dat. Maar goed: Kirkby heeft een strak geluid (dat klinkt toch al wat sympathieker, nietwaar?) en dat maakt haar stem buitengewoon geschikt voor het zingen van oude muziek.

Bovendien was Emma student klassieke talen aan het Somerville College van de Universiteit van Oxford en docent Engels voor ze begon aan haar carrière als solist. Ook al goed voor het interpreteren van oude muziek. Ze heeft niet een hele grote stem, hetgeen betekende dat het wat langer duurde vóórdat men inzag dat er misschien toch wel een professionele carrière mogelijk was.

Haar Britse debuut was in 1974 in Londen; haar Amerikaans debuut in 1978. Ze werd benoemd tot Dame Commandeur in de Orde van het Britse Rijk ter gelegenheid van de Queen’s Birthday Honours lijst in 2007.

Kirkby richtte in 1973 mede het Taverner Choir op en rond die tijd begon ook haar verbintenis met het Consort of Musicke. In een tijd dat het mode was een grote stem te hebben en vooral zwaar opera te zingen wist Kirkby haar grenzen te bepalen en te houden: ze liet zich niet in een vak wringen en bleef kalm doen waar ze goed in was: een geluid ontwikkelen dat geschikt was voor het zingen van oude muziek. Die zangers die oude muziek zingen zijn meestal ook uitstekende lezers; ze kunnen zich niet achter enorme emoties verstoppen zoals die dramatische sopranen als ik (). Merkt u hoe handig ik verdoezel dat een slechte (luie) notenlezer ben?

Kirkby heeft meer dan honderd werken opgenomen, bestaande uit werken van onder andere Hildegard van Bingen, Mozart, Haydn, Bach, Vivaldi en Henry Purcell.
In 1999 werd ze verkozen tot Artist of the Year door Classic FM Radio-luisteraars en in November 2000 kreeg ze de Order of the British Empire (volgens mij betekende dat dat ze ‘Dame’ Enmma Kirkby werd). Het BBC Music Magazine publiceerde in april 2007 een lijst van de twintig beste sopranen van de eeuw: Emma Kirkby eindigde op de tiende plaats (duh…).

21 januari jl. kreeg Kirkby de ‘Queen’s Medal for Music’, een prijs die wordt uitgereikt aan mensen die veel invloed hebben gehad op het muziekleven van Engeland.
Mooi verjaardagscadeautje!

Ik kende Kirkby van een van de mooiste opname van het Stabat Mater van Pergolesi ooit. Daarna heb ik het nooit meer iemand zo horen zingen. Daarom in het filmpje een opname uit dat Stabat Mater, waarin ze samen met countertenor James Bowman zingt. Mooie stem trouwens (ook) die Bowman.