La Marseillaise

Vandaag in 1792 werd voor het eerst de Marseillaise gezongen. Hoewel uitermate bloedig van tekst vind ik het altijd nog zo?n pakkend ritme dat ik het niet kan laten mee te zingen als het gezongen of gespeeld wordt.

Het oorspronkelijke lied werd lied werd geschreven en gecomponeerd door Claude Joseph Rouget de Lisle en hij gaf het de eerste naam mee: Chant de guerre de l’Armee du Rhin (marslied van het Rijnleger). Dat ‘Rijnleger’ waren de troepen uit Marseille die het lied zongen tijdens de Franse Revolutie bij hun intocht in Parijs, vandaar de Marseillaise, eigenlijk een bijnaam dus.

Een groot componist was hij niet, die Rouget de Lisle: het geheel is een nogal horkerig gecomponeerde opeenvolging van verschillende deunen; het enige dat onweerstaanbaar is (vind ik hoor, u hoeft het niet met me eens te zijn) is het ritme: het marcheert buitengewoon lekker op de Marseillaise Erg geschikt om die laatste kilometer van je wandeling te gebruiken als je echt zo moe bent dat je bijna niet meer voort kunt, zo heb ik ondervonden: fluit de Marseillaise en huppekee, er komt nog een laatste beetje kracht in de benen.

In 1830 is de Marseillaise door componist Hector Berlioz opnieuw gearrangeerd.

Op 14 juli 1795 werd de Marseillaise tot volkslied van Frankrijk verklaard. Later, tijdens het keizerrijk, werd het lied door Napoleon verboden. Pas ten tijde van de Derde Franse Republiek werd de Marseillaise in ere hersteld.

Ook buiten Frankrijk schreef het lied geschiedenis: in Rusland werd het tijdens de Revolutie gebruikt (later vervangen door de Internationale) en in de Amerikaanse burgeroorlog werd het lied gezongen door de zuiderlingen toen hun staten uit de Unie der Verenigde Staten traden en zich bij de Geconfedereerde Staten van Amerika aansloten. En Chinese opstandelingen zongen in 1989 de Marseillaise rond een zelfgeknutseld beeld van papier maché op het Plein van de Hemelse Vrede tijdens het Tiannanmen-protest. Er is bijna geen lied te bedenken dat zoveel heeft losgemaakt door de geschiedenis heen (misschien het Slavenkoor van Verdi, schiet me nu te binnen).

Hieronder de tekst van het eerste deel, het meest gezongen deel, en (mijn) de vertaling.
Allons enfants de la Patrie / Kom kinderen van het vaderland
le jour de gloire est arrivé! / de dag van de glorie is aangebroken!
Contre nous de la tyrannie / Tegen ons
L’étendard sanglant est levé / is het bloedige vaandel van de tirannie gehesen
Entendez-vous dans les campagnes / Hoort ge in de velden
Mugir ces féroces soldats? / het schreeuwen van die vreselijke soldaten?
Ils viennent jusque dans vos bras / Zij naderen tot in uw armen
Égorger vos fils, vos compagnes! / om uw zonen en echtgenoten te kelen
Aux armes, citoyens, / Te wapen, burgers!
Formez vos bataillons. / Vormt uw bataljonnen!
Marchons! Marchons! / Laten we marcheren
Qu’un sang impur / zodat het onreine bloed
Abreuve nos sillons / onze goten doordrenkt.

Ik vond op zoek op You tube weer van alles wat ik u wilde laten zien, maar het is te veel om in te sluiten, dus u mag zelf surfen. U kent de gebruikelijke waarschuwing: doe het alleen als u tijd hebt, want wat je allemaal niet tegen komt: van scènes uit films tot een werkelijk wanstaltige uitvoering met Jessey Norman die op een platform door het publiek geschoven wordt, vreselijk!

Uiteindelijk toch maar Roberto Alagna ‘opgeladen’. Ik heb het niet zo met hem, maar hier zingt-ie erg to the point en steviger dan hij normaal doet. Let erop hoe het publiek als een man uit de stoelen komt, zodra het merkt wat er gezongen gaat worden. Zoveel nationaliteits-zin is mij vreemd, al moet ik bekennen dat ik bij meerdere gelegenheden het Wilhelmus gezongen heb en het dan niet gek vond als het publiek ging staan.

Huilbui?

Vandaag in 1866 werd Francesco Cilea geboren, tijdgenoot van Verdi, Puccini, niet zo’n hele grote als die twee, maar wel een die een van de mooiste tenoraria’s ooit geschreven heeft (valt het u op dat er heel veel aria’s zijn die ik ‘een van de mooiste aria’s ooit’ noem? Mooi, da’s de bedoeling, want er is zoveel moois!) De aria komt uit de opera L’Arlesiana en is getiteld ‘E’ la solita storia’. Het is het lamento van Federico en het is inderdaad een soort van gecultiveerde huilbui die, als je niet uitkijkt, larmoyant wordt; vals sentiment ligt op de loer. Oppassen geblazen dus voor tenoren. Op de eerste plaats zing je je erop kapot als je in het begin te veel geeft en als je er teveel emotie in stopt en op de tweede plaats gaat ook je publiek het niet leuk vinden als er valsigheid in voorkomt, beide soorten valsigheid dan: in de tonen en in de emotie. Publiek heeft daar een haarscherpe antenne voor, onderschat het nooit!
Maar o wee als de aria goed gezongen wordt, dan hou ik het niet droog.

Het verhaal van de opera kan ik in één zin vertellen, let op: Federico is verliefd op een meisje uit Arles (vandaar de titel van de opera), maar zijn familie wil dat hij trouwt met Vivetta, die al vanaf haar jeugd verliefd is op hem en dus erg teleurgesteld is als blijkt dat hij niet op haar is.

De aria wordt gezongen in de tweede acte, als Federico het niet meer houdt en zijn leed uitschreeuwt, pardon, zingt…

È la solita storia del pastore… \ Dit is het verhaal van de herder;
Il povero ragazzo voleva raccontarla \ de arme jongen wilde het vertellen
E s’addormì. \ en viel in slaap.
C’è nel sonno l’oblio. \ Er is vergetelheid in een droom.
Come l’invidio! \ Wat benijd ik hem daarom!
Anch’io vorrei dormir così, \ Ook ik zou ook wel zo willen slapen,
nel sonno almen l’oblio trovar! \ om alles te vergeten in een droom,
La pace sol cercando io vo’. \ De vrede zou ik willen vinden.
Vorrei poter tutto scordar! \ Kon ik maar alles vergeten,
Ma ogni sforzo è vano. \ maar iedere poging is vergeefs,
Davanti ho sempre \ want steeds zie ik voor mij
di lei il dolce sembiante. \ haar mooie gezicht.
La pace tolta è solo a me. \ De vrede wordt van mij weggenomen.
Perché degg’io tanto penar? \ Waarom moet ik zoveel lijden?
Lei! Sempre lei mi parla al cor! \ Altijd is zij het die in mijn hart spreekt!
Fatale vision, mi lascia! \ Vreselijk visioen, laat mij,
Mi fai tanto male! Ahimè! \ je doet mij zo vreselijk pijn!

Ik joetjoepte de aria van een paar grote: Domingo zong hem op latere leeftijd en het vibrato begint naar beneden door te slaan; naar Pavarotti kan ik niet luisteren; Kaufman is mij niet zo bekend, maar ik was aangenaam verrast door zijn baritonale timbre, al ligt daar wel vals sentiment op de loer… Het filmpje met Carreras liep steeds achter met het geluid. Hij nam het tempo ook wel erg langzaam, waardoor de onderstroom niet gaande bleef. Uiteraard was ik het meest gegrepen door Villazon, die beleeft het het meest intens zonder dat er vals sentiment langskomt. Kijk vooral of u het met me eens bent.

Die Entführung aus dem Serail

Op 16 juli 1782 ging Mozart’s komische Singspiel ‘Die Entführung aus dem Serail’ in première in het Burgtheater in Wenen. Hij dirigeerde ‘m zelf.
Die Entführung is op een paar manieren bijzonder: het was in die tijd mode om Italiaanse libretti te schrijven. Mozart vormde met dit Duits-talige libretto een uitzondering. Waar hij wel aan meedeed was de mode om reddings-operatie-opera’s te schrijven. De hoofdpersonen redden elkaar uit uitzichtloze situaties, of van de dood. In het komische geval loopt alles goed af, in het dramatische geval komen ze er zelf bij om, al dan niet samen met hun gelieven, tismewat…. Voorbeeldjes? Fidelio (Beethoven), Rinaldo (Handel), Tancredi Rossini

De zangpartijen van Die Entführung zijn om de donder niet makkelijk: veel coloratuur en hoog en lange lijnen te zingen. Mozart liet zich sowieso niet veel gelegen aan de fysiek van een zanger: hij benaderde zijn vocale muziek precies hetzelfde als zijn instrumentale. Hoezo?, moet een zanger ook nog ergens ademen? Welnee. Als ik ‘m nog eens ergens tegen zou komen (gesteld dat ik in zulke situaties zou geloven…) zou ik het er nog wel eens met hem over willen hebben, zo in de trant van “Zeg Woolfie, (en dan een significant witje laten vallen), die zangpartijen die je geschreven hebt hè, kunnen we het daar nog eens effe over hebben? Nooit gehoord van inademen zeker? En dat dat tijd kost? En dat er zoiets is als een middenrif dat afgeplat dient te worden en dat kost tijd. En wij zangers kunnen wel leren dat wat sneller te doen dan een gewone sterveling, maar de natuur moet zijn loop hebben… had je nou niet wat organischer kunnen schrijven, zoals Verdi bijvoorbeeld?”

En hij dan, goed arrogant… “Verdi? Verdi? Wie is dat? En organisch? Hoezo? Je ziet maar dat je ergens lucht bijsmokkelt!”
En ik dan, minstens even arrogant… “Da’s precies wat ik gedaan heb: lucht bijsmokkelen!”

Ik worstelde mijn eerste conservatoriumjaren erg met Mozart’s instrumentale schrijven. Wilde maar wat graag zijn prachtige muziek zingen en sommige rollen en liederen waren ook erg geschikt, voor de rest van mijn stem. Maar hoewel ik over een tamelijk ijzeren ademhalingstechniek beschik (dat is ook wel eens anders geweest, maar dat is een ander verhaal) bleef ik moeite houden met die lange Mozart-lijnen. Ik raakte soms te vol met ‘gestapelde’ lucht (zangers onder u zullen begrijpen wat ik bedoel) als hij veel tekst schreef, met daartussen erg weinig tijd om te ademen (gebeurt in zijn liederen nogal eens) en ik kwam altijd te kort (soms zelfs zoveel dat ik sterretjes zag tijdens het zingen) als hij weer eens drie lange lijnen achter elkaar schreef. Mijn docent hief regelmatig zijn ogen ten hemel en zei dan: ”Mens, adem dan ergens bij, als je het maar stiekem doet en wij toehoorders er geen last van hebben…” Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan… en langzaam ging het beter en ik heb zelfs sommige aria’s en liederen concertant kunnen zingen.

Goed, terug naar Die Entführung. Hieronder het plot, dunnetjes, maar toch…
Belmonte is op zoek naar zijn geliefde Constanze, die door zeerovers is ontvoerd, samen met haar kamermeisje, Blondchen, en Belmontes vroegere bediende, Pedrillo. Hun ontvoerder, de pasja Bassa Selim wil het hart van Constanze veroveren, maar heeft blijklbaar niet in de gaten dat vrijheidsberocing daar niet echt bij helpt… Ze blijft haar Belmonte trouw. Da’s ook wat, want ik vind die Belmonte nogal een zije sok, maar alla, ik zou er ook geen prijs op stellen als iemand me eerst zou ontvoeren en vervolgens zou commanderen: hou van me! Dus als ik moest kiezen tussen Bassa Selim en Belmonte zou ik uiteindelijk ook liever Belmonte hebben…

Hoe dan ook: Belmonte doet zich voor als een beroemd architect en mag als zodanig het paleis binnen.
Bassa Selim gaat wat ver in zijn veroveringspogingen: hij dreigt Constanze te martelen als ze zich niet aan hem geeft… De knecht van Belmonte voert Osmin, die de harem bewaakt, dronken en ze gaan er vandoor, maar op het allerlaatste moment dreigt het nog mis te gaan.
Belmontes vader blijkt een van de grootste vijanden van Bassa Selim te zijn en uit wraak wil Bassa Selim hen allemaal terechtstellen. Maar: hij is een hele grote, die Bassa Selim: hij wil niet handelen zoals zijn vijanden en laat de vier alsnog vrij, jippie!

In het filmpje een prachtige enscenering met Diana Damrau in de aria ‘Ach ich liebte’. Zo zie je dat je niet veel decor en rekwisieten nodig hebt om er toch iets moois van te maken…. Als je maar kunt zingen…

John Mark Ainsley

Vandaag maar weer eens een rustig stukkie. Gewoon over tenor John Mark Ainsley, die vandaag jarig is en 48 wordt. In zijn goeie jaren komt eigenlijk…

Hij werd geboren in Crewe, Cheshire, Groot Britannië, zoon van een dominee en een lerares. Hij ging al gauw aan het zingen als koorknaap en studeerde ook aan zoiets als een conservatorium, maar kon met de rigiditeit van de opleiding moeilijk uit de voeten en ging privé-lessen nemen bij Anthony Rolfe Johnson, zelf tenor. Later ging hij in Amerika studeren bij Diane Forlano, die tot de dag van vandaag zijn docente is.

Ainsley debuteerde in 1987 met het zingen van de tenor-partijen in Stravinsky’s Mass. Een jaar later maakte hij zijn opera-debuut als Armindo in Scarlatti’s Gli equivoci nel sembiante. Vooral thuis in oude muziek en in Mozart dus, deze tenor, net als zijn eerste leermeester, die trouwens in 2010 overleed aan de gevolgen van Alzheimer.

Ainsley reist vervolgens de hele wereld over, zingt met de groten der aarde in de grote zalen…. Gaande de weg gaat hij zich meer en meer toeleggen op het twintigste-eeuwse repertoire. Hij werkt als een dolle, als je al die rijen met namen van opera-rollen, theaters en dirigenten ziet waar hij mee en in gezongen heeft. Je vraagt je af en toe af, wanneer zulke mensen slapen, eten en vrijen. Wat dat laatste betreft: hij is met organist William Whitehead.

Zoekend naar opnames van hem kom je een lange, lange lijst tegen van cd’s en weer dringt zich de vraag op hoe die man het voor elkaar krijgt ook nog een leven te hebben, naast zijn carrière, maar miscchien heeft-ie dat wel niet.

In de tussentijd had hij nog tijd om twee belangrijke prijzen te winnen: voor zijn vertolking van Orfeo won hij de Münchner Festival Prijs en hij won in de ‘2007 Royal Philharmonic Society Singer Award’.

Alsof het zo moest zijn vond ik op de deurmat de te recenseren cd’s van De Klassiekshop (ga vooral eens kijken op hun website) en zat er een prachtige cd bij van Händel’s Messiah, waar de tenorrol gezongen wordt… juist, door John Mark Ainsley. Het klinkt volkomen logisch: alsof het voor hem geschreven is. Ik ken dat gevoel dat iets in je bloed zit en dat je alleen maar je mond open hoeft te doen en het komt eruit. Dat is natuurlijk niet zo: er is techniek en hard werken voor nodig, maar als je het eruit kunt laten zien alsof het klopt, dan ben je een goeie! Ik herinner me een uitspraak van een beeldhouwer (mij is ontgaan welke…) die zei ‘het beeld zit al in het stuk steen dat je voor je krijgt, je hoeft alleen maar de rommel erom heen weg te hakken….’ Zo’n soort gevoel is het wel eens met het zingen van een stuk dat in je ziel zit.

Ik zocht de aria ‘Ev’ry valley’ uit de Messiah op You tube en luisterde ernaar: prachtig. Toch besloot ik niet die aria in te sluiten, maar eerder een ander stukkie Händel ‘Thou shalt break them’. Er staat op You tube een hele discussie onder over Ainsley’s al dan niet geaspireerd (met lucht) gezongen coloraturen. Oordeel zelf, volgens mijn bescheiden mening kan het niet anders gezongen worden dan zo…. Het Hallelujah dat erachteraan komt is inderdaad wel in een sneltreinvaart. Ze zullen de trein wel gehaald hebben, maar het heeft wel wat! En ook daar: oordeel zelf!

L’Elisir d’amore

Een extra stukkie vandaag, zeer tegen mijn gewoonte alleen ’s zaterdags te publiceren in… want… er is iets leuks aan de hand in Den Bosch: de jaarlijkse opera aan De Parade is er weer, morgen, donderdag de 7de juli. Dit jaar spelen ze ‘L’Elisir d’amore’ (‘Het liefdeselixer’, oftewel ‘De liefdesdrank’, zo u wilt). Als u kunt: ga! Het wordt een meesterlijke avond denk ik: Opera Zuid staat garant voor hoge kwaliteit en een leuke regie en op de Parade zitten, tussen het Bossche volk, is een opera apart, meestal een komische, ook wel eens een dramatisch slechte…. getuige bijvoorbeeld de belabberde gastvrijheid op de meeste Bossche terrassen en de terreur van bepaalde Bossche clubs die ik hier niet met name ga noemen, ik kijk wel uit… Het weer lijkt mee te werken dus dat komt ook wel goed.

En mocht u niet kunnen komen: doe als ik en kruip thuis voor de tv. Omroep Brabant zendt het hele gedoe live uit. Da’s ook es wat: een Regionale die live opera uitzendt! Top toch?! Ik ben benieuwd wat ze ervan maken, het is iets heel anders dan Brabant Party waar ik altijd krijsend van over mijn nek ga…. Maar kom Vocalies, niet de Regionalen pesten: het initiatief verdient lof!

Voor het geval u er naartoe gaat hieronder ultrakort het verhaal van L’Elisir, dan kunt u het beter volgen. Niet dat het veel diepgang heeft hoor, het is een twee-aktertje met een uiterst dun plot. Er zitten een paar prachtige bekende deunen in waarvan ik hier alleen ‘Una furtiva lagrima’ noem (wist u trouwens dat dat ‘een verborgen traan’ betekent?). En de finale is leuk: een deun die je naderhand in het café nog na zit te fluiten.
Aan het einde van het stukkie vindt u plaats en tijd!

L’Elisir ging in première op 12 mei 1832; ze hoort bij de meest uitgevoerde opera’s en daarmee doet Opera Zuid een slimme zet: de opera is bijzonder toegankelijk en ook makkelijk in een andere tijd te plaatsen. De versie van donderdagavond speelt zich op een middelbare school in Amerika af. Dat zou ik niet gekozen hebben, maar het levert wel kleurrijke plaatjes op en geeft de regisseur kans gekke dingen te doen.

Nemorino is een arme boer, die zijn hart heeft verloren aan Adina, een mooie landeigenaresse (hoe zouden ze dat vertalen naar een Amerikaanse school?). Zij is niet verliefd op hem, dus zoekt Nemorino troost en steun bij kwakzalver dokter Dulcamara, die hem een liefdesdrankje verkoopt. Nemorino drinkt ervan en voelt direct effect (dat haalt je de koekoek: hij was natuurlijk allang verliefd op Adina!). Die lijkt ook wat voor hem te gaan voelen, maar heeft een pompeuze sergeant haar trouw beloofd. Nemorino wordt overmoedig en behandelt in eerste instantie Adina niet echt netjes en die zegt daarop tegen haar sergeant dat ze wel meteen wil trouwen. Nemorino is in alle staten; tijdens de huwelijksvoltrekking verschijnt hij en wil nog een drankje van Dulcamare. Die wil hem dat niet geven, want Nemorino kan het niet betalen. Adina probeert de huwelijksvoltrekking uit te stellen.

Later die avond blijkt dat Nemorino een fortuin van een oom geërfd heeft en ziet Adina in dat ze hem te veel geplaagd heeft: zijn liefde is oprecht. Hij heeft uit wanhoop over zijn armoede een contract getekend voor het leger en Adina koopt hem weer vrij. Ze weet niet dat hij inmiddels een rijk man is. Als ze zegt dat ze van hem houdt vergeeft hij haar de plagerijen. Eind goed al goed. In de finale probeert Dulcamara zijn liefdeselixer aan de dorpelingen te slijten… het heeft immers geholpen?

In het filmpje een werkelijk prachtige ‘Una furtiva lagrima’, gezongen door Rolando Villazon. Volgens mij is er niemand die het op dit moment beter kan… Wat is het toch un mupke die Villazon, hij dreef me de tranen naar de ogen! Let op het slotapplaus, hij gaat aan het einde ervan de aria nog een keer zingen, wat ik u brom!

L’Elisir d’amore: op De Parade in Den Bosch, donderdag 7 juli, van 19:30 tot 22:15 uur. Vanaf een uur of vier kunt u op De Parade terecht. Neem broodjes mee en niet teveel drank, anders bent u lam vóórdat een en ander begint…grapje…!!!!
Live op TV bij Omroep Brabant, aanvang half acht. En in Den Bosch: de Parade ligt naast de Sint Jan, kan niet missen!
Veel plezier!

Me and my piano

Ik ga het doen, echt, ik zweer het u?. lang over nagedacht, maar het gaat echt gebeuren, echt wel! Ik ga ?m verkopen? echt waar? mijn piano?. Bijna dertig jaar een haat-liefde-verhouding mee gehad. Haat, omdat ik moest piano spelen zonder dat ik daar enig talent voor bezit. Het moest om mijn bijvak-examen op het conservatorium te halen en om mijn leerlingen te kunnen begeleiden (dat laatste is ondanks alle lessen en geduldige piano-pedagogen nooit gelukt), het eerste wel: ik slaagde in 1987 met een zes met een ellenlange min en het dringende advies les te blijven nemen en heb toen alle pianoboeken in een hoek gegooid en daar liggen ze nu nog (overdrachtelijk gesproken). De commissie had donders goed in de gaten dat ze me nog tien jaar les konden geven en dat het dan nog ginne kneup beter zou zijn geworden. Je kunt als zanger zonder pianospelen, echt, ik ben er een voorbeeld van? Mijn hersenhelften zijn er niet op gericht onafhankelijk van elkaar te opereren; hetgeen een randvoorwaarde is voor fatsoenlijk piano spelen. Mijn oren horen dat mijn vingers eerder tien a-muzikale pikhouwelen waren dan een vloeiend samenspelend geheel en hebben daar pijnlijk last van, mijn ego nog meer.

Liefde om een aantal redenen: het is een goed instrument. Het blijft uitstekend op toon, de bassen klinken lekker vet, hetgeen het een fijn instrument maakt om bij te zingen en de aanslag ? zo verzekerden mijn begeleiders – is prettig, regelmatig en net zwaar genoeg.

Nog een reden: ik schafte de piano aan in 1982, ik weet niet hoe oud hij toen was (is een piano ‘hij’?); de rekening heb ik niet bewaard. Het was mijn eerste daad nadat een ingrijpende verkering uit was. De oud-geliefde ging mee om hem te kopen en ik moest een duur doorlopend krediet afsluiten om hem te kunnen betalen: 4.750 gulden kostte hij, ik weet het nog precies, een enorm bedrag voor een 23-jarige. Hij moest toentertijd naar een zolderkamer getakeld worden en balanceerde in de keuken even op de rug van een van de verhuizers (ik ging bijna door de grond, ook dat vergeet ik nooit meer). Ik zwoer daar voorlopig niet meer weg te gaan en logenstrafte die eed binnen het jaar; ik ging samenwonen en dezelfde meneer had andermaal een paar seconden de piano op de rug vooraleer hij weer door het raam waar-ie door binnen gekomen was naar buiten ging, om vervolgens op de eerste etage van ons nieuwe huis terecht te komen. Sinds die tijd heeft het instrument mij op mijn levenspad vergezeld: eerst door mijn conservatoriumtijd (toen rammelde ik er nog zelf op), daarna langs alle operette-projecten waar ik aan meedeed (hij kent de rollen van Gräfin Mariza, Sylva uit Die Czardasfürstin, Carmen, Helena uit La Belle Helene, talloze liederen en koorstukken, om maar eens een dwarsdoorsnede te noemen).

Hij voegde zich naar de handen van geliefde begeleiders die het verdienen ze hier met naam te noemen: Piet Zeegers, Cees van de Weijden, Guy de Werd, Hans van den Eijnden, Ad Maas, Carl van Cuijk, Lex Wiersma, Jan van Maanen, Kees Hillen, Victor Striker en mijn excuses voor degenen die ik vergeten ben. Hij produceerde heel veel soorten muziek: jazz, zo’n beetje alle genres klassiek, carnaval-schlagers, smartlappen en zelfs incidenteel een rock ‘n roll-nummer. Hij was niet van toon of van slag te brengen, zelfs niet na verblijven in takels, in vochtige ruimtes, klem in de hoek van de trap of in een slecht huwelijk… Hij bleef op toon en hoefde eigenlijk alleen pro-forma gestemd te worden. Je zal maar zo’n kameraad hebben.

Maar nu, na bijna dertig jaar is het klaar. Ik ga mijn solocarrière beëindigen (dat u niet hoorbaar in een proest schiet hoor, er is eigenlijk nooit sprake geweest van een carrière, meer van zingen voor de lol…). Ik heb toenemende moeite met de druk die dat met zich meebrengt en ik werk 32 uur in de week, verzorg voor twee lokalo’s radio-uitzendingen, hou een website bij en maak podcasts en heb ook nog een leuk sociaal leven en ik wil niet solo-zingen alsof ik het ‘erbij’ doe, dat is de muze onwaardig. Ik ga het Brabantkoor eens lekker opzoeken, bij vriend Carl aan het projectkoor meewerken, bij de nieuwe opera’s die ze in Den Bosch ter gelegenheid van het Jeroen Boschjaar gaan maken achter de schermen meewerken en nog zo wat dingen en als ik dit lijstje lees, word ik alweer moe van het typen. Ik weet dat ik teveel hooi op de vork laad, maar dat zit in mijn aard.

Mijn vriend de piano heb ik daarbij niet meer nodig: als ik eens een lijntje voor mijn zang moet opzoeken kan dat ook op een key-boardje en de piano kan daar naartoe waar hij bespeeld wordt. Hij is van onschatbare waarde, maar hij mag de deur uit voor 750 euro, zie de foto hieronder als u wil weten of hij er nog netjes uitziet. U moet ‘m dan wel op eigen kosten uit het raam laten takelen. De meneer die dat bijna 30 en bijna 29 jaar geleden deed zal wel niet meer in de piano-business zitten.