Umberto Giordano

Vandaag in 1867 werd Umberto Giordano geboren. Hij werd musicus zeer tegen de wil van zijn vader die een bekend apotheker was. Grappig, dat Wikipedia – en meer bronnen trouwens – menen te moeten vermelden dat zijn vader apotheker was. Waarschijnlijk omdat apothekers toentertijd rijk, gestudeerd en dun-gezaaid waren. Rijk zijn ze volgens mij nog steeds en de studie schijnt ook nog steeds een pittige te zijn, maar hetzelfde aanzien hebben ze volgens mij niet meer.

Goed, Giordano werd dus componist. Tot 1890 studeerde hij met onderbrekingen aan het Conservatorio di San Pietro a Majella di Napoli. Zijn tweede werk, ‘Mala Vita’ werd populair in Duitsland en Oostenrijk, niet in Italië. Ik had er ook nog nooit van gehoord. Toch eens iets over opzoeken…

Ik ken Giordano van zijn grootste en blijvende succes, de opera Andrea Chénier gebaseerd op het leven van de Franse dichter André Chénier. Andrea is dus een man, vergis u niet. Ik kan er als Hollandse van de kouwe grond maar niet aan wennen dat de Italianen hun mannen doodgemoedereerd Simone, Andrea of Gian Maria noemen. Voor mij heeft de uitgang ‘a’ iets vrouwelijks, maar nogmaals: ik kom uit het koude kikkerland Ollanda, wat snap ik nou van Italiaanse logica waar het naamgeving betreft?

Met het libretto van Arturo Colautti componeerde Giordano later nog de opera Fedora, die in première ging in het Teatro Lirico in Milaan. Fedora had zo’n succes dat dit in Italië leidde tot het gezegde ‘Fedora fe d’oro’ , oftewel Fedora levert goud op (alweer zo’n leuke woordspeling met a’s en o’s).

Ik vind Andrea Chénier zijn interessantste opera, ook al omdat ik via die opera José Carreras leerde kennen (niks bijzonders hoor, ik kwam gewoon langs een opera-zender gezapt en zag daar een opname van Carreras; dat u niet denkt dat ik voortdurend in opera-kringen verkeer…). En de thematiek is een mooie. De minnares van Chénier, Maddalena, houdt zoveel van hem dat ze bereid is hem naar de guillotine te volgen. Kijk, dan ben je een vrouw uit één stuk (en na de onthoofding uit twee stukken, sorry, hij was te leuk om niet te maken).

In het kort het verhaal van Andrea Chénier.
Maddalena en de dichter Andrea Chénier komen elkaar tegen op een feest, waar Maddalena hem een eigen gedicht hoort opzeggen. Ze raken in discussie over de manier waarop het woord liefde kan worden uitgesproken en ja hoor, de vonk springt over. Ze verlaten samen het feest; bij een latere ontmoeting verklaren ze elkaar hun liefde en worden ze snel onafscheidelijk.

Via allerlei complotten wordt Chénier gevangen genomen en ervan beschuldigd een vijand van de staat te zijn. Degene die de val voor Chénier opzet houdt ook van Maddalena en wil haar voor zich winnen. Hij had niks dommers kunnen bedenken: zodra Maddalena zich realiseert dat Chénier gevangen is genomen om haar hart vrij te maken voor de andere minnaar slaat ze op tilt. Ze doet wat iedere zichzelf respecterende vrouw zou moeten doen: ze blijft Chénier trouw en zegt dat ze desnoods haar lichaam voor hem zal offeren. ‘Kijk! DȒs un echte!’ zouden ze hier in Brabant stralend roepen! Ze zingt de wereldberoemde aria ‘La mamma morte’ en wil duidelijk maken dat degene die van haar gaat houden ten dode opgeschreven is, net als zijzelf.
En het verschrikkelijke geschiedt: Chénier wordt veroordeeld tot de guillotine. Maddalena voegt zich bij hem en volgt hem naar het schavot.

De aria ‘La mamma morte’ is wereldberoemd geworden door Maria Callas en… door Tom Hanks in de film Philadelphia. Hij legt ‘m uit aan Denzel Washington in de film, terwijl Callas op de achtergrond zingt. Wie daarna niet van opera houdt is een verstokte hooibaal, dat u dat maar even weet.

Daarom in het filmpje niet een opname van een aria van Chénier zelf, hoewel die ook een hele mooie zingt (‘Come un bel dí di Maggio’), maar van de scène uit Philadelphia. Het is genoegzaam bekend dat ik geen fan van Callas ben, maar in deze aria zingt ze me de tranen naar de ogen en tijdens de scène uit Philadelphia hield ik het ook al niet droog.

Prinsengrachtconcert

Vandaag 30 jaar geleden (en dat is niet helemaal waar, want het concert is niet altijd op dezelfde datum, maar wel altijd vooraan in augustus) is het dertig jaar geleden dat het eerste Prinsengrachtconcert weerklonk over de Amsterdamse grachten. Dat gegeven wordt uitgemolken door de AVRO, maar in dit geval is dat niet zo erg, want het levert prachtige televisie op! Dus ga er eens lekker voor zitten dit jaar. Het Grachtenfestival, dat voorafgaat aan dit Prinsengrachtconcert is al op 12 augustus begonnen; het Prinsengrachtconcert vormt daarvan het hoogtepunt. Het lijkt een beetje op het Festival Classique in Den Haag, alleen heeft dit festival een wat langere geschiedenis en is ook al wat meer ?ingedaald? dan het Festival Classique.
Je kunt tussen 12 en 21 augustus zomaar ergens in de stad fietsen en dan ineens klassieke klanken uit een raam horen komen waar je dat helemaal niet verwacht. Dan heeft een of andere Jordanees een kamer die net groot genoeg is voor 4 strijkers en een paar toeschouwers zijn huis ter beschikking gesteld en dan krijg je voor een paar centen een juweeltje van een concert met een pikketanussie toe (en dat allemaal bij wijze van spreken dan, dat u niet letterlijk denkt dat het zo is; zo dadelijk staat de Jordaan vol voor gratis pikketanussies die er niet zijn? U begrijpt vast wel wat ik bedoel). Het is een mooie tijd van het jaar om in Amsterdam te zijn; met een beetje geluk is het nog goed weer en de enorme toeloop toeristen is inmiddels wel weer weg.

De website van Avro klassiek vermeldt het volgende:
Dit jaar is er niet één hoofdgast, maar een vlootschouw van absolute topmusici van eigen bodem. Sopraan Eva-Maria Westbroek, cellist Pieter Wispelwey, pianist Ronald Brautigam en het Nederlands Blazers Ensemble treden op in de grootste concertzaal van Nederland. Ze spelen solo en met elkaar en laten werken horen van onder andere Chopin, Verdi, Guastavino & Rossini.

Het Prinsengrachtconcert 2011 wordt uitgezonden op zaterdag 20 augustus vanaf 21:20 uur op Nederland 2.
Om 17.45 uur kunt u op Nederland 3 ook kijken naar Kinderprinsengrachtconcert.
Bovendien heeft de AVRO het programma ’30 jaar Prinsengrachtconcert’ bedacht (tuuuurlijk!) waarin oude fragmenten terugkomen en waarin oud-presentatoren en andere deskundologen op dat gebied aan het woord zijn. Ook alweer een lekker programma. Dat programma kunt u bekijken voorafgaand aan het Prinsengrachtconcert.

In het filmpje een werkelijk prachtige Eva Maria Westbroek met de al even prachtige aria uit La Wally ‘Ebben, ne andro lontano’, ik hoop bijna voor u dat ze ‘m zaterdag ook zingt.

Belcanto Summer School

Langzaam zetten de raderen van de zomer zich in beweging in de richting van de herfst. Het weer loopt daarop vooruit, want de herfstwinden die mij de afgelopen week om de oren waaiden zorgden ervoor dat ik mijn sjaals weer eens op ging zoeken. Voor een jas vind ik het dan nog te vroeg: liever ga ik rillerig in een colbertje lopen met mijn paraplu in twee handen, anders waait-ie weg. Zot eigenlijk, maar vóór half september blijf ik geloven dat het weer in de loop van de dag gewoon wél heeft begrepen dat het nog geen herfst is en dat ik in een hempie huiswaarts kan keren. Dat laatste is overigens nog niet gebeurd, maar ik hou vol! Omdat ik niet meer heel actief zing hoef ik ook niet erg uit te kijken dat ik geen kou vat. En ik was gelukkig al nooit erg bevattelijk, anders had ik deze zomer allang een koutje (of is het kouwtje?) te pakken gehad.

Het Theaterfestival De Boulevard in Den Bosch is alweer in volle gang. Mijn echtgenoot en ik dompelen ons daar ieder jaar meer in onder. Ik blijf volhouden dat er te weinig klassieke (vocale) muziek in zit (opera is óók theater!) en had daar graag zelf aan bijgedragen, maar het liep anders. Misschien volgend jaar, al acht ik de kans minimaal…. Ondanks dat gebrek hebben we het leuk en gaan we af en toe tussen voorstellingen lekker eten of heffen het glas op de Parade of in onze stamkroeg.

Als dit gedruis voorbij is en de kermis achter de rug gaan de voorronden van het Vocalistenconcours weer van start; dat hoort ook bij de herfst. Dit jaar zijn ze zo verstandig er een cursus aan vast te knopen: de Belcanto Summer School. Die cursus kan dan mooi het gat tussen de concoursen van 2010 en 2012 opvullen.

Het krantenberichtje, dat rechtstreeks lijkt overgepend van het persbericht (waar trouwens op zich niks op tegen is, het is alleen zo saai) vermeldt dat het IVC zich inzet voor talentontwikkeling (wat een woord…) en dat ze daartoe ‘specialistische masterclasses’ (alweer zo’n vreselijke term) zal organiseren. Het initiatief is zeer toe te juichen want de Belcanto-technieken lijken het te gaan verliezen van de schreeuw-concoursen als The Voice of Holland en Holland’s got talent. Ik durf hier wel te beweren dat je met een Belcanto-techniek makkelijk die schreeuwers kunt óverschreeuwen zonder dat de stembanden het begeven. Met de belt-techniek (die vaak bij die schreeuw-concoursen gehanteerd wordt) het andersom proberen zou wel eens tot een vroegtijdig einde van een (toch al niet echt doorzettende…) carrière kunnen leiden.

Maar er komt wat fine-fleur lesgeven in ons bescheiden ’s Hertogenbosch: Ileana Cotrubas, Nelly Miricioiu, Dennis O’Neill. (zag ik die niet in de jury van het Cardiff SInger of the World concours?), William Matteuzzi en coach/pianist Luca Gorla (daar had ik nog nooit van gehoord, maar je ken nie alles weten, ik ga hem eens googelen).

De avond-sessies zijn toegankelijk voor het publiek. Misschien ga ik er in die week ook even kijken, tenslotte moet je even bijhouden waar je staat in het wereldje van de klassieke muziek/zangpedagogen/criticasters/stukkiesschrijvers. Kijkt u vooral op de website van het concours. Wie weet komen we elkaar tegen.

Hieronder nog even heel kort iets over Belcanto-technieken.
Op de Nederlandse Wikipedia wordt de belcanto-stijl omschreven als een stijl (school) van muziekinterpretatie met veel aandacht voor de toonvorming en klankschoonheid, zonder daarbij tekort te doen aan andere aspecten van het musiceren. Nogal een wazige en brede omschrijving vind ik. Concreter en correcter is de Engelse Wikipedia. Ik vertaal ‘m vrij voor u: met Belcanto zingen wordt bedoeld:
– zeer legato kunnen zingen van de laagste tonen van het bereik tot en met de hoogste, zonder hoorbare ‘gaten’ in de stem;
– in de hogere registers een lichte aanzet van de tonen (geen ‘brulboeien’ dus)
– een wendbare, flexibele techniek die het mogelijk maakt allerlei ingewikkelde versieringen te moeiteloos te zingen;
– snel kunnen schakelen van laag naar hoog;
– er mag geen lucht meeklinken (niet hees zingen dus) en geen flapperend vibrato zijn (hetgeen niet betekent dat je ‘strak’ zingt, want daar hebben ze bij Belcanto-zingen een erge hekel aan…)
– een prettig timbre, en voorin geplaatst geluid (geen knödel-tenoren dus…)
– de vocalen aanzetten zonder een gek, onbestemd klankje vooraf (geen hhhhalleluia als er álluluia staat, geen nnn-en voor medeklinkers), maar ook zonder glottis-schlag (een vocaal met een knal aanzetten, erg slecht voor je stembanden)
– heldere dictie en een onberispelijke adembeheersing. Dat is niet hetzelfde als ikweetniethoelangezinnenkunnenzingenopeenademteug, maar weten wanneer je rustig en uit vermogen (!) bij-ademt en wanneer niet. Niet dus vlak vóór de hoogste noot van het loopje en niet midden in woorden

Een paar componisten van het typische belcanto-repertoire: Gaetano Donizetti, Gioacchino Rossini, Vincenzo Bellini.

Een paar namen die de techniek bekend en groot gemaakt hebben: Tito Schipa, Rosa Ponselle, Maria Callas, Joan Sutherland, Marilyn Horne, Alfredo Kraus, Edita Gruberová, Luciano Pavarotti, Renato Bruson, Montserrat Caballé, Joseph Schmidt, Cecilia Bartoli, Richard Tauber en Frederica von Stade (en ik heb hier een paar namen uit het rijtje gehaald).

In het filmpje een opname van Nelly Miricioiu tijdens het Prinsengrachtconcert van 1996. Ze heeft een beetje de pech dat er van haar maar weinig echt goeie opnamen op You tube staan. Een hemeltergend langzame Casta Diva en stukjes waar ze half in het donker staat en waar de opnametechniek belabberd is. Dus uitgeweken naar het Prinsengrachtconcert. Toegegeven: je moet effe wennen, maar dan is het ook werkelijk prachtig en ze is een ware representante van de Belcanto-techniek. Een groot actrice was het toen niet, maar misschien kan ze haar technieken en bedoelingen wel goed overbrengen.

Nicola Vaccaï

Pfoe, het is komkommertijd en niet zo?n beetje ook? Zelf de Classical Almanac, die me nogal eens helpt als ik effe niet weet waarover te schrijven, laat het afweten. Het lijkt wel alsof er zoveel eeuwen geleden in augustus ook niet heel veel gebeurde?. Zouden ze toen de term komkommertijd soms uitgevonden hebben??

Toch vond ik nog wat in die Classical Almanac: de sterfdag van een soort van collega, ook nog! Want op 6 augustus 1848 werd Nicola Vaccaï geboren. Iedereen die ooit klassiek gezongen heeft of er in de verste verte mee te maken heeft gehad, kent die naam. Hij schreef namelijk behalve een onthutsend groot oeuvre aan (waarschijnlijk nooit uitgevoerde) opera’s ook de meest bekende en meest gebruikte zangmethode ooit, met als titel zijn eigen achternaam: Vaccaï . De boekjes slingeren nog steeds beduimeld en in alle toonsoorten bij mij rond de piano: ‘Metodo pratico de canto’, kortweg te vertalen in ‘Praktische zangmethode’ en dat dekt inderdaad geheel de lading.

Heel diep graaft de methode niet en het gaat vooral over het legato leren zingen. Het uitgangspunt echter is meteen het sterkste punt van de methode: de eerste oefening is een toonladder-oefeningetje en daarna gaat Nicola uit van het midden van de stem en leert je eerst tertsen-sprongetjes zingen, daarna kwarten (voor de niet-knagers onder u: eerst kleine sprongetjes: van do naar mi en dan steeds grotere sprongen: van do naar fa, van do naar sol enz…) totdat je een heel octaaf met één sprong van de stem technisch goed kunt overbruggen. In plaats van saaie oefeningen heeft Vaccaï voor ieder ‘kunstje’ een klein ariaatje geschreven, mét piano-begeleiding. Zodat de beginnende leerling meteen denkt dat-ie al wat kan en het ook een beetje klinkt. Nadeel is dat ze dan meteen denken dat ze aan de Metropolitan Opera kunnen gaan werken en ze er lastig van te overtuigen zijn dat het echte werk pas ná Vaccaï begint en niet al na het eerste ariaatje. De zangpedagoog in kwestie moet bovendien de soms vrij lastige begeleidingen kunnen spelen en tegelijk naar een beginnende leerling luisteren. En gelooft u mij: je moet heel, heel goed luisteren, want het instrument dat je probeert te vormen is niet zichtbaar en ligt zeer na aan de ziel van de (beginnend) zanger, met alle complexiteit van dien. Ik kon het niet: begeleiden en luisteren tegelijk en mocht u ooit zangles van me willen dan betekent dat ook dat u een pianist mee moet nemen. Een van de redenen dat ik niet zo in de markt lig als pedagoog: het wordt een prijzige aangelegenheid. Inmiddels durf ik wel te zeggen dat ik goeie pedagogen-oren aan mijn kop heb en de goeie techniek doorleer: mijn stem doet het nog best… U moet er wel tegen kunnen dat ik u letterlijk en figuurlijk bij de kladden pak…

Maar foei, ik dwaal weer eens af, Nicola Vaccaï, daar ging het om. Hij werd geboren in 1790 in Tolentino en groeide op in Pesaro (geboortestad van Rossini) en studeerde er muziek, tot zijn ouders iets anders bedachten: hij moest naar Rome om daar rechten te gaan studeren. Hij was echter geenszins van plan ooit iets in de rechten te gaan doen: stiekem nam hij zanglessen en ging contrapunt studeren (waar-ie zin in had…?) bij Giuseppe Jannaconi. Op zijn 21ste ging onze Nicola naar Napels en studeerde verder bij Paisiello.
De carrière begon pas echt te lopen in Venetië, toen hij balletten componeerde en zanglessen gaf.

Hij heeft een indrukwekkend rijtje opera’s op zijn naam staan waarvan ik er – o schande – niet één kende… Hebt u ooit gehoord van een opera van Vaccaï waar je echt naar toe kon gaan? Hier zijn een paar titels (hij zong soms zelf mee in het rijtje solisten): I solitari di Scozia, Pietro il grande en, de meest bekende, Giulietta e Romeo. Hij heeft nog een tijdje in Londen gezeten en had daar vooral vanwege zijn charme een goeie tijd als zangdocent. Terug in Italië werd hij directeur van het conservatorium van Milaan. Hij had een zwakke gezondheid en moest na 6 jaar zijn functie opgeven; hij sterft in Pesaro op 6 augustus 1848.

Hij schreef veel over zangtechniek, maar het meest gebleven is zijn Metodo pratico de canto, uit 1832. Hij wordt nog steeds gedrukt, inderdaad nog steeds in minstens vier toonsoorten en de oorspronkelijke teksten zijn in het Italiaans, maar je kunt ook de Engelse teksten zingen (vreselijk!). Uitgevers Ricordi en Peters hebben er een leuk melkkoetje aan. Geef Vaccaï in combinatie met een boek met ouwe Italiaanse aria’s en je zit als zangpedagoog het eerste jaar gebeiteld (mits je leerlingen niet aan schreeuwerige talentenjachten willen meedoen, maar ‘gewoon’ fatsoenlijk klassiek willen leren zingen). Na dat eerste jaar komt er wat meer om de hoek kijken trouwens, dan kun je niet meer alleen met Vaccaï toe. Zangkuikens worden dan eigengereide kippetjes die van alles willen scharrelen. Ik kan het weten, want ik heb dezelfde stadia doorlopen.

Op YouTube vond ik alleen iets terug van Vaccaϒs opera ‘Zadig ed Astartea’, vreselijk gezongen en vreselijk opgenomen. Wat ik wel vond was een groot aantal filmpjes van beginnende en meer gevorderde studenten van Vaccaϒs methode. Ik viel af en toe zowat van mijn stoel over zoveel durf en over zoveel (gebrek aan) talent. Wat drijft mensen toch dat ze erbarmelijk gezongen oefeningetjes op het wereldwijde web menen te moeten zetten? Je kunt trouwens tegenwoordig als zangpedagoog ook handig gebruik maken van dat You tube, want ik vond zelfs een opname van een dirigent die een Vaccaï-ariaatje netjes voor je uitdirigeert en mee-mimet… als je er dan nog niet doorheen rolt, ga dan tuinieren als hobby en luister voortaan alleen naar klassieke muziek.