Het Internationaal Vocalisten Concours en een brulboei

Het IVC raast door Den Bosch. Had u nog niks van gemerkt zeker? Dat heeft een aantal redenen. De klassieke muziek is een tamelijk beschaafd fenomeen, dat schreeuwt iets minder hard dan andere muzieksoorten. Een andere reden is dat uw Vocalies zo in beslag genomen was door de tijdelijke afwezigheid van een van haar katten (Sam is inmiddels weer thuis en goed gezond, dank u!) dat ze er nog nauwelijks over bericht heeft (ja, dat scheelt een stuk, zult u gekscherend zeggen).

Een derde reden is misschien dat Nederland de afgelopen weken in de ban was van een heleboel andere dingen: de ‘Hype in Haren’ (het was natuurlijk ordinaire relschopperij, maar dat allitereert niet lekker), de uitslag van de verkiezingen, de eerste herfststorm, al dan niet adequaat voorzien van een weerswaarschuwing, affijn…

In de tussentijd deden Annet Andriessen en haar staf wat ze moesten doen: onversaagd voorwaarts. Ze zetten een prima concours neer, maakten hun website meer toegankelijk, wisten een TV-kanaal voor de oude en nieuwe opnames van het concours te interesseren (kijk naar Brava.nl), zochten weer gastgezinnen erbij voor hun zangers en zangeressen en wisten nog meer oude rotten in het vak (en dat bedoel ik nadrukkelijk positief) te strikken om masterclasses te geven aan het jonge volk (dat steeds maar jonger en jonger aan het worden is, of zou ik oud aan het worden zijn?).

Op het moment dat dit stukkie geplaatst wordt (28 september) hebben we alle voorrondes en kwart- en halve finale gehad en komt er ?alleen? zondagmiddag nog de finale.
Het IVC is natuurlijk lang niet zo hip als The Voice en het repertoire is een stuk minder toegankelijk, vooral voor die mensen die niet (meer) bereid zijn iets meer te investeren dan een bak herrie toegediend te krijgen, afgewisseld met al even schreeuwerige reclames en applausgejoel. Het IVC zingt opera, oratorium en lied en als je daar iets lichters presenteert moet je donders goed weten wat je doet, anders word je al snel afgeserveerd.

Zouden we de standaard naar beneden moeten schroeven om een groter publiek te bereiken? Tussendoor lichte acts toevoegen? Lichtgevende reclame-borden langs en boven het podium? Jurken van vlees voor de sopranen? Winnaars laten huilen (vooral de mannen?), of naar het podium laten kruipen? Allemaal dingen die ik de afgelopen weken zag gebeuren op TV, met als triest dieptepunt een uitzending van mijn favoriete show De Wereld Draait Door, waar ze het voor elkaar kregen twee debacles te laten zien: Carice van Houten die dacht te kunnen zingen en een musical over het leven van André Hazes. Aan tafel zaten de ex-echtgenote en twee van zijn kinderen en Joop van den Ende, de oude wijze theatergoeroe. Ik rolde bijna, samen met Poes van mijn chaise-longue. André Hazes, was dat niet die over het paard get… ach nee, ik doe het niet. Ik blijf sjiek, ik ga niet katten, niet méér dan ik hiervóór al deed. Het is mijn energie niet waard. Ik wilde in dit stukkie immers een lans breken voor het IVC. Laten we maar eens uitgaan van de kracht van de klassieke zang, die sterker is dan al deze tijdelijk oprispingen van lawaai.

Het is namelijk niet nogal een vak, zingen… Zorgen dat het zuiver blijft, ook als je gas geeft. Zorgen dat mensen verstaan wat je zingt, ook als je gas geeft en dat een aaaa een aaaa blijft en er geen brulboei-geluid van maken. Zorgen dat de onderstroom van energie blijft doorlopen, ook als je korte mupkes of regeltjes zingt (dit laatste is vaak het geval in de popmuziek). Een vibrato naar boven laten uitslaan in plaats van naar de onderkant, waar het algauw sentimenteel en larmoyant wordt.

En in het klassieke geval moet je dat allemaal doen zonder je te buiten te gaan aan drank en seks en Rock’n Roll, want anders hou je het nog niet tot je dertigste vol, laat staan tot je drieënvijftigste. En je dient een genadeloos objectief beeld te hebben van wat je wel en niet kunt en wel en niet zou moeten doen. Waarmee ik helemaal niet wil zeggen dat je niet uitstapjes naar andere genres zou moeten kunnen maken, trouwens.
Ik begin mezelf waarschijnlijk te herhalen, want ik heb dit al eens eerder getypt.

Goed: het Internationaal Vocalisten Concours dus. Kijken op Brava als u kunt. Op 6 oktober is er trouwens een Laureatenconcert in De Doelen, daar hebben ze nogal wat zitplaatsen, dus misschien kunt u er naar toe…
Toch maar een filmpje toegevoegd, dat geeft een beetje een indruk, al is de opname kwaliteit een beetje beroerd… te wit qua licht en een beetje kalig qua geluid. Maar deze dame kan zingen… en weet wat ze doet.

The Cotswolds en hun componist

Wat een zonovergoten, heerlijke, ontspannen week was het. Ik had niet gedacht dat ik een hele week zonder klassieke muziek kon. Toen we opstegen zat ik in het vliegtuig te bedenken dat het eigenlijk voor het eerst was dat ik naar een land ging waar ik vooraf niet van had bedacht wat er aan klassieke muziek te beleven valt.

Dat is niet helemaal waar, want in Gambia, waar wij graag in de winter een weekje verblijven om er zon en rust op te doen, zijn ze nou ook niet echt bezig met klassieke muziek, maar daar heb ik mijn boeken en I-pod bij me en heb ik zelfs ooit aan het strand noten liggen studeren van een of ander project.

Nu niet; als je vooraf weet dat je gemiddeld zo?n zeventien kilometer per dag moet gaan lopen, ga je geen studie-materiaal meenemen. Ik had bovendien twee van mijn favoriete mensen bij me: mijn echtgenoot en mijn beste vriendin, met wie ik uren kan praten en kletsen (dat zijn twee verschillende dingen, dat u dat even weet?).

Engeland is… oh ja, we waren in Engeland, in The Cotswolds, een streek, ruwweg tussen Bristol en Oxford, met glooiende landschappen, heel veel schapen (The Cotswolds slaat op de glooiende heuvels met gestapelde muurtjes die de schapenweiden al eeuwenlang afbakenen van andere schapenweiden) en oude, slaperige, onaangetaste dorpen. Levendige handelsstadjes en ja, ik vond er (natuurlijk) ook klassieke muziek: Gustav Holst is geboren in Cheltenham, waar onze tocht begon en eindigde.

We klommen en daalden, klauterden over afrasteringen, dreven de schaapjes vriendelijk, doch gedecideerd aan de kant, aaiden honden (de Engelsen en hun honden…), stapten voetje voor voetje over glibberige, smalle, overwoekerde paadjes, dronken Guinness (lekker hoor, na een dag lopen en ja, het is eigenlijk een Iers biertje…) aten in pubs (het eten is erg opgeknapt in Engeland de laatste vijftien jaar), werden als koning en koninginnen ontvangen in de diverse B&B’s en kwamen in een ritme; de laatste dag tikten onze schoenen stap voor stap en zonder inspanning de laatste negentien kilometers weg.

Wat weemoedig zaten we aan de kant van de weg te wachten tot de bus zou komen; die moesten we aanhouden, want aan een bushalte doen ze niet overal in The Cotswolds. De bus was stipt op tijd, zoals alles, maar dan ook alles in deze week klopte.

“Wie was toch die Gustav Holst?” vroeg mijn vriendin voorzichtig toen we weer in Cheltenham terug waren. Ik moest bekennen dat ik niet eens wist dat hij een Engelsman was. De man heeft weinig vocale muziek geschreven en ik heb hem in mijn podcasts wel eens geprogrammeerd, omdat ik van zijn vet georkestreerde symfonische muziek houdt, maar ik dacht altijd (als ik er al een gedachte aan wijdde) dat hij in Scandinavië geboren was. Daarmee deed ik hem dus onrecht en daarom ultrakort over zijn leven…

Gustavus Theodore von Holst werd geboren op 21 september in Cheltenham (verhip, dan verliet ik op zijn geboortedag zijn stad…); hij stierf op 25 mei 1934). Zijn vroege werk zou geïnspireerd zijn door Grieg, Wagner, Richard Strauss en medestudent Ralph Vaughan Williams en later door Ravel.

Omdat hij die invloeden kon combineren met Hindoe-spiritualisme en Engelse volksmuziek (een op het oog wat merkwaardige combinatie, maar gezien Engeland’s vroegere koloniën niet helemaal vreemd…) kreeg hij een geheel eigen stijl: een eigen mix van ritme en melodieën die steeds maar doorlopen.

Hij heeft meer met vocale muziek dan ik oorspronkelijk dacht, want hij heeft wel degelijk liederen geschreven en opera en hymnen (in iedere kerk in The Cotswolds, hoe klein ook, vond ik psalmboeken, netjes op een rijtje in de achterste kerkbank, ongeschonden, hoewel vaak gebruikt…); hij heeft zelfs zanglessen gegeven in Wycombe Abbey School.

Zijn niet-Engels klinkende naam komt omdat zijn grootvader van Noorse afkomst was (zie je wel…!) en uit Riga naar Engeland was ge-emigreerd. Er staat in Cheltenham een standbeeld van hem, waar hij enthousiast en gedreven staat te dirigeren, je krijgt meteen zin om te gaan zingen als je het ziet (tenminste ik…)

‘I love my love’ is een lied van hem, hier gezongen door The Cambridge Singers. Het is niet een spectaculair muziekstuk, zoals u misschien van hem gewend bent, maar het dekt zo heerlijk de lading van deze vakantie: de aardige Engelsen, met hun uiterst subtiele taal en gevoel voor humor, hun mooie land en aardige volksaard en het gezelschap van de afgelopen week hebben deze week tot een geweldige gemaakt.

Jessye Norman

Omdat ik morgen andere dingen te doen heb zet ik vandaag alvast mijn stukkie op de website. Ik was op zoek naar een leuk onderwerp, maar vond weinig actueels. De politiek overheerst de gemoederen nogal en dan druk ik het zachies uit?. Lieve deugd, wat een schokkend gebrek aan cultuur en beschaving hebben we de laatste tijd gehad?

Ik hoorde in het langslopen op de TV gisteren iemand zeggen: ?kinderen die met cultuur zijn opgegroeid zijn veel minder agressief dan kinderen die zonder zijn grootgebracht” en dat was met afstand het verstandigste wat ik de laatste tijd gehoord heb en het werd niet eens gezegd in een debat.

In mijn rijtje onderwerpen stond Jessye Norman, omdat die op 15 september jarig is. Daar kun je niet omheen, een sopraan van formaat die jarig is op de dag dat je meestal je stukkie publiceert. Om met Freek de Jonge te spreken: je kunt er wel omheen, maar dan moet je eerst tanken. (Freek bedankt!); Jessye is nogal enorm en dat is meteen het grootste probleem om haar te casten: je kunt er niet iedereen tegenover zetten, want een kleine dikke tenor zou alleen maar voor lachsalvo?s in de zaal zorgen!

Ikzelf ben niet zo enorm, een kilootje of 80 schoon aan de haak, maar niet bovengemiddeld lang. Dat leverde met die tenoren al problemen op. Ik zong ooit met een hele goeie, die zijn statuur ook niet mee had en bij liefdes-scenes belandde zijn neus altijd ergens tussen mijn borsten.

Dat vond hij niet erg (en ik ook niet echt, want het was echt een lieverd en als zangers ben je nou eenmaal tamelijk lichamelijk ingesteld…), maar het werd moeilijk er een tedere liefdesscène van te maken als de zaal steeds zit te grinniken… nog los van het feit dat het een beetje moeilijk is enig volume te produceren als je met je neus tussen iemands borsten zit.

Affijn, Jessye Norman dus, ze wordt vandaag 67 en verkeert in de nadagen van haar carrière. Ze hoort nog steeds bij de topzangers van de wereld. En als je goed Wagner kunt zingen én hedendaags repertoire heb je je handen vol en kun je wel een oplossing bedenken voor die enormiteit.

Jessye Mae Norman werd geboren in Augusta, Georgia. Ze werd geboren in een muzikaal gezin en begon al snel met pianospelen. En als je in Augusta, Georgia geboren bent ligt het zingen van Gospel erg voor de hand. Op haar zestiende deed ze al mee aan een concours. Dat won ze niet, maar ze kreeg wel een beurs om zang te studeren aan de Howard University, in Washington.

Ze richtte er een studentengenootschap op en studeerde na het behalen van haar diploma lustig verder. In 1969 emigreerde ze naar Europa en debuteerde in Berlijn. Het is bewonderenswaardig dat ze zo goed Duits zingt: bij heel veel Engels-taligen hoor je het Angelsaksisch doorsijpelen, bij Norman niet.

In Duitsland werd ze al gauw ‘de grootste stem sinds Lotte Lehmann’ genoemd. Haar fabelachtige ademhalingstechniek, prachtige dictie, enorme stemomvang en gestalte hielpen de carrière prima mee… meestal liet men haar een nobele dame zingen. Na Duitsland lag Italië al snel aan haar voeten.

Tussen 1975 en 1980 woonde ze in London en zong niet één operarol. Sommige bronnen zeiden in die tijd dat ze zich nogal zorgen maakte om haar gewicht… Maar ze bleef wel degelijk zingen, ook in thuisland Amerika. In 1980 ging ze weer echte ge-ensceneerde operarollen zingen. Ze verloor heel veel gewicht en door een geraffineerde campagne leek ze op foto’s en in rollen tijdloos, bijna androgyn.

Kweenie, misschien is het dat wat mij altijd een beetje wrevelig maakt over haar. Ik vind haar zo weinig vrouw van vlees bloed. Altijd die enorme glimlach, dat haar strak naar achteren, de bijna slow-motion bewegingen en die on-aardse ademhalingstechniek… ik denk altijd dat er iemand van een andere planeet staat.

Aan de andere kant moet ik niet katten natuurlijk: je mocht willen dat je zo’n discipline had, zo’n ademhalingstechniek en als zwarte vrouw uit het zuiden van de Verenigde Staten begin je sowieso al op achterstand. Ze heeft geleerd haar enorme gestalte in te zetten als een pluspunt en er zit vast een team van geraffineerde stylisten achter. Chapeau voor hun werk.

Affijn, ik wens haar het beste, maar mijn tenen gaan een beetje krullen als ik haar ter gelegenheid van de 200ste ‘verjaardag’ van de Franse revolutie de Marseillaise hoor zingen. Het klopt niet en ik kan maar moeilijk duiden waarom niet…

Voor het filmpje koos ik een lied dat dicht bij haar ligt en waar ze echt in weet te ontroeren… Amazing Grace

Strepponi over Strepponi

Mag ik mij even aan uw voorstellen: mijn naam is Giuseppina Strepponi. Ik vier vandaag mijn 197ste verjaardag. De naam Strepponi zal u niet zoveel zeggen; als ik u zeg dat ik de tweede echtgenote van Giuseppe Verdi ben, gaat er misschien een belletje bij u rinkelen, een teer belletje, een fijn klingeltje? ik ben niet van de forse geluiden. Maar ik ben wel van geluid, want ik ben sopraan, een eerste, lyrische sopraan? en al was het geluid misschien wel niet zo fors (in uw tijd stelt u vast andere eisen aan geluid), ik zong mijn riedeltjes mee, en meer dan dat, als u begrijpt wat ik bedoel.

Ik kreeg de muziek met de paplepel ingegoten, zo is de uitdrukking in uw taal geloof ik… Mijn vader was organist in de kathedraal van Monza en hij gaf me mijn eerst muzieklessen. Hij leerde me vooral pianospelen, van zingen had hij niet zo’n kaas gegeten, maar ik heb veel aaan zijn lessen gehad. Ze legden de basis voor mijn latere carrière en hielpen ook bij de ondersteuning van het componeren van mijn man, maar ik loop op de zaken vooruit.

Mijn vader stierf vroeg, al in 1832; door zijn lessen zal hij altijd in mijn hart blijven. Ik studeerde verder aan het conservatorium in Milaan, en het ging me goed: in 1834 won ik een prijs voor mijn belcanto-zingen. Dat maakte mijn debuut makkelijk: ik speelde Adria in een opera van Luigi Ricci. Het begon pas echt te lopen toen ik in Triëst de titelrol zong in Rossini’s ‘Matilde di Shabran’. Vanaf dat moment ging het zingen zo goed dat ik er mijn arme familie met gemak mee kon onderhouden. Ik weet niet wat er zo speciaal aan mijn geluid was, zoals gezegd, het was geen groot geluid. Maar het werd gevoeld tot in mijn tenen en het feit dat ik niet onknap was en waarschijnlijk wat intelligenter dan de gemiddelde sopraan zal wel meegeholpen hebben. Ik word niet geplaagd door valse bescheidenheid, overigens… en dat hoef ook niet want ik kan u verzekeren dat het niet makkelijk is echtgenote te zijn van een van de beste operacomponisten ooit. Giuseppe is een lieve man, maar de diepten in zijn persoonlijkheid zijn nog onpeilbaar veel dieper dan de mijne…

Hij was niet mijn eerste liefde… Ik viel als een blok voor tenor Napoleone Moriani, zozeer zelfs dat het me geen zier kon schelen dat uit die relatie, hoewel we niet getrouwd waren twee kinderen geboren zijn. Behalve samen de liefde bedreven, hebben we ook samen gezongen; het een lijkt trouwens verdraaid veel op het ander.

Het ging voorbij, met Napoleone, hij ging en Bartolomeo Merelli kwam, ik schonk hem een zoon, maar ook deze relatie duurde niet lang. Ik zong door, het zingen redde mij van depressies en ander leed, alles voor de muze: Ninetta in Rossini’s ‘La gazza ladra’, Elvira in Bellini’s ‘I puritani’, de titelrol in Rossini’s ‘La Cenerentola’, ik kwam in heel Italië, de lijst van theaters en rollen is te lang om hier helemaal op te noemen. Er was altijd lof, altijd roem, nooit tijd voor rust, of ontspanning, voort moest het, alsof de duvel me op de hielen zat… Tot… ik Giuseppe tegen kwam. Het begon met Abigaille, in zijn ‘Nabucco’. Ik ben vergeten hoe vaak ik de rol zong, de keren zijn ontelbaar. Even nog zong ik andere componisten, daarna werd het Giuseppe, Giuseppe, Giuseppe… Zijn naam heeft door mij wezen gescandeerd tot ik stierf…

Rond 1844 begon het voortdurende jakkeren naar de volgende opera zijn tol te eisen, ik kreeg stemproblemen, en niet zo’n beetje ook… In 1845 was het niet meer te harden, met goed fatsoen zong ik geen opera meer uit en het publiek, eerst aan mijn voeten bij iedere toon die ik zong, begon me uit te jouwen. Dat hou je niet lang vol als je de muze wil dienen. In 1846 capituleerde ik definitief. Er is een uitdrukking in het Engels: ‘those who can do and those who can’t teach’. Die uitdrukking indachtig heb ik in Parijs een tijdlang les gegeven. In de zomer van 1847 kwam Giuseppe bij me wonen. Het kon hem al evenmin niet schelen of we getrouwd waren, maar in 1859 hebben we de relatie toch maar legaal gemaakt. We zijn er voor elkaar geweest tot ik, korte tijd eerder dan hij, stierf in 1897. Hij was er kapot van en is er nooit meer helemaal overheen gekomen, vroeg in 1901 stierf ook hij…

Ik heb me altijd verbeeld dat ik invloed op hem gehad heb. Ik was de enige van wie hij accepteerde dat ik over zijn schouder meekeek als hij componeerde en ik heb vaak zijn uitgever geholpen als die weer eens geen kaas konden maken van zijn gekrabbel in de partituren. Ik wist van zijn vriendschap met collega-sopraan Teresa Stolz, maar tussen hen is er nooit anders geweest dan diepe, diepe vriendschap, van hetzelfde kaliber als hij voor mij voelde. Ik heb me nooit bedreigd gevoeld, nog geen seconde…

Ik had een truucje, weet u, als ik hem weer eens iets hoorde pingelen aan de vleugel, waarvan ik dacht, dat wordt niks… ik begon achter hem langs te drentelen en dan steeds langzamer te lopen en dan over zijn schouder mee te kijken en dan hoefde ik alleen maar een ts-ts-geluidje te laten horen om hem te doen opkijken. Om die twinkel in zijn ogen en de goedmoedigheid waarmee hij mijn kleine aanwijzingen ter harte nam heb ik vooral in de laatste jaren, toen de hartstocht wat op de achtergrond raakte, van hem gehouden. Hij legde de pen neer en soms kraste hij zelfs al meteen zijn laatst-geschreven noten door en hoorde me geduldig aan. En ik zeg u: negen van de tien keer volgde hij mijn aanwijzingen en vele, vele zangers die ooit zijn muziek zongen hebben er plezier van gehad dat een vakgenote aan de wieg stond van die prachtige, prachtige melodieën die hij geschreven heeft, dat u dat maar even weet.

In het filmpje heeft Vocalies voor u de laatste aria van Abiagille opgenomen. Een tamelijk moderne enscenering, maar ik kreeg er kippenvel van. Ze heeft het ook een beetje gedaan omdat de aria ingeleid wordt door de paar noten van een Nederlandse bariton: Bastiaan Everink. Deze Abigaille is wat zuiniger op haar stem dan ik geweest ben, denk ik. En ze bedenkt handig hoe je die lange lijnen aan het einde van de aria zingt. De armen gespreid houden betekent dat ze lekker haar hele romp kan gebruiken voor haar ademsteun…. Die make-up deed me trouwens rillen… bijna duivels… En, als u een beetje Italiaans begrijpt… het is een prachtige tekst.

Amilcare Ponchielli en De Vreugdevolle

Vandaag in 1834 werd in Paderno Amilcare Ponchielli geboren (sommige bronnen vermelden 31 augustus als zijn geboortedag). Hij is die man die de bekende Urendans schreef, weet u wel? Ach, weet u niet? Jawel? weet u wel, als u ?m hoort zegt u ?Oh, ja!? U weet alleen niet dat die Urendans van zijn hand is. Die Urendans komt uit zijn bekendste opera ?La Gioconda? (oftewel De Vreugdevolle, ook wel de andere naam voor de Mona Lisa van Leonardo da Vinci. Zo zie je maar weer: er is overal samenhang in).

Behalve componist was hij ook muziekpedagoog. Hij moet een uitzonderlijk talent geweest zijn, want al op negenjarige leeftijd werd hij toegelaten voor studie aan het Conservatorio Giuseppe Verdi in Milaan. Hij studeerde er in 1854 af (twintig jaar jong, godbetert?.). Aansluitend werd hij organist aan de St. Hilarius-kerk in Cremona en werkte hij aan het Teatro della Concordia.

Zijn eerste twee opera’s (‘Bertrando di Bormio’ en ‘La Savoiarda’) hadden niet zoveel succes (eerlijk gezegd had ik er ook nog nooit van gehoord, ik kende hem alleen van ‘La Gioconda’), dus zijn financiën gingen rap achteruit, reden waarom hij in Piacenza ging solliciteren. Dat lukte: in 1861 werd hij dirigent van de ‘Banda della Guardia Nazionale’ in Piacenza (een harmonie-orkest). Hij moest daar maandelijks twee composities voor het harmonieorkest schrijven. Resultaat toen hij wegging in 1874: meer dan 150 partituren voor harmonieorkest! Doet-er-uw-voordeel-mee dames en heren blazers die af en toe deze annalen lezen.

Na 1874 was hij domkapelmeester in Bergamo. Hij trouwde met Teresa Brambilla, zangeres van de rol van Lucia in de uitvoering van zijn opera ‘I Promessi Sposi’ (de verloofden). In 1880 werd hij professor voor compositie aan het conservatorium van Milaan. Giacomo Puccini en Pietro Mascagni waren twee bekende studenten.
Had ‘I Promessi sposi’ in Milaan al veel succes, ‘La Gioconda’ werd een kaskraker en daar heb je dan de Urendans: het is de balletscene uit de vierde akte. Ponchielli schreef in totaal tien opera’s.

Heel kort het plot van de beste en meest bekende opera ‘La Gioconda’.
Het is nogal een drakerig verhaal, maar er zitten prachtige aria’s in en het speelt in Venetië en dat maakt een opera altijd leuker… Titelrol is zangeres La Gioconda. De spion Barnaba heeft gevoelens voor haar, maar ze wijst hem af. Daar is-ie nogal pissig over en hij laat La Gioconda’s moeder (die trouwens een prachtige mezzo-aria te zingen heeft: ‘Voce di Donna’) tot heks verklaren. De moeder wordt op een haar na gelyncht; een jonge zeeman weet het te verhinderen en Laura, echtgenote van een van de leden van de Venetiaanse Inquisitie plaatst haar onder haar persoonlijke bescherming. De aanstichter van de ellende merkt op dat diezelfde Laura amoureuze gevoelens heeft voor de zeeman; die blijkt niet zomaar een zeeman te zijn maar een edelman, Enzo. Nou wordt het moeilijk, want La Gioconda wordt ook verliefd op Enzo. De spion verraadt Enzo aan de Inquisitie. La Gioconda gaat op zoek naar Laura, met de intentie haar uit de weg te ruimen, maar als ze ziet dat Laura een rozenkrans draagt die ze van haar moeder heeft gekregen als dank voor haar bescherming besluit ze haar niet te doden.

Na een boel verwikkelingen en ellende kunnen Laura en haar Enzo vluchten en steekt La Gioconda zichzelf neer: voor haar is er geen toekomst, nu ze aan de echtgenote van Laura is overgeleverd. De laatste zinnen van de opera zijn voor Barnaba, die tegen de stervende Gioconda roept dat hij haar moeder heeft verdronken…

In het filmpje de prachtige aria ‘Voce di Donna’ . Het was best nog effe zoeken tot ik een aanvaardbare versie gevonden had en bij deze versie heb ik nog steeds gemengde gevoelens. Er wordt erbarmelijk geacteerd, de mooie kostuums kunnen dat pijnlijk niet verhullen… maar u krijgt er een stukkie van de opera bij met Pavarotti en Scotto, twee prachtige zangers. Ik zat erbij te grinniken, zoals er scènisc werd geklungeld. Dat kan beter… Maar ik vond geen echt betere opname. Werkelijk tenenkrommende opnames van amateurs en een opname met foto’s van Maria Callas erbij, die de aria helemaal niet zingt… Slecht hoor… Affijn, kijk als u wil naar wat ik vond en als u het beter kunt, luidt als altijd de boodschap: zelf surfen!