Lol met Joetjoep

Zit ik afgelopen week de story op te schrijven van de opera ‘Il Pirata’ van Bellini, word ik overvallen door een gevoel van verveling en deja vu. Dat zijn slechte kriebels voor een stukkies-schrijver. We gaan het dus eens anders doen: in de afgelopen maanden tipte ik u al eens over het ‘mer a boire’ dat er op You tube te vinden is aan opnames uit de klassieke muziekwereld (en ik bedoel voor deze site dan voor de vocale klassieke muziek). Ik zit daar graag te surfen en zie soms meer tijd door mijn vingers glippen dan me lief is in het kijken en zoeken van prachtige filmpjes van ouwe opera, ouwe zangers, gekke optredens en meer van dat soort lol. Ik ga nu af en toe hier eens zo’n filmpje bespreken en het linkje er naartoe opnemen en u zo nog directer wakker maken voor allerlei moois dat er te vinden is. Als u dan het filmpje open klikt en afkijkt komen er daarna zoveel verwante filmpjes langs dat je zo een paar uur verder bent, maar wel lekker onbekommerd kunt genieten en dat gun ik u (en mezelf) natuurlijk.

‘Isdèwè?’vragen ze hier in (delen van) Brabant dan en zo gaan we het doen. Het verhaal van ‘Il Pirata’ houdt u tegoed tot ik er iets leuks over tegenkom op You tube. Het enige wat ik er nu van vond was een slechte opname van een vals-smartelijk kijkende Maria Callas die de grote aria eruit zingt (ook al vals…) bij een concert in Hamburg in 1959. Een concert dat ze nooit had moeten geven. Ik werd er kriegel van en dat hielp ook al niet om een leuk stukkie over ‘Il Pirata’ te schrijven… De ouwe Bellini verdient beter…

U krijgt de komende tijd musical van me, opnames uit opera en operette, zangers en zangeressen die allang niet meer leven, maar nog wel via You tube bij ons zijn en verder van alles wat me opvalt buiten het genre, maar er wel mee te maken heeft. Ik verheug me op de zoektocht (eigenlijk meer dan op het resultaat, maar dat is iets goeds in deze hectische, op resultaat gefocuste tijden geloof ik…)

Laten we maar eens met iets lolligs beginnen, dan komt u er lekker in…
In 2010 vierde men bij The Proms de 80ste verjaardag van Stephen Sondheim met een geweldige concert-avond met de highlights uit zijn musical-composities. Niet de minsten stonden daar op het podium, ik zag Dame Judy Dench, Bryn Terfel, Simon Russell Beale, Jenna Russell, en dat waren ze lang niet allemaal. Ik heb me toch gesmuld… Toen aan het einde van de avond Sondheim zelf nog even acte de présence gaf stonden de tranen me in de ogen. Wat een mupke van een man en wat heeft hij sterke melodieën en teksten geschreven.

In het onderstaande filmpje het kwartetje uit ‘A funny thing happened on the way to the forum’. Merkwaardige titel vind u niet? Komt uit een musical (en gelijknamige film) uit 1962 ‘Everybody ought to have a maid’ heet dit stukje. Ik heb me tranen gelachen met het droogkloterige gevoel voor humor van de Britten. Simon Russell Beale, Daniel Evans, Julian Ovenden en mijn favoriete bariton Bryn Terfel maken er een feestje van. U moet wel even het hele filmpje afkijken, want Terfel komt pas aan het einde en het is merkbaar dat hij niet gewend is zulke stapjes bij zijn optredens te voegen. Maar heerlijk hoe hij met zijn schoenmaat 48 absoluut niet achter blijft bij de rest van de heren. Het ongegeneerde plezier van de vier is een genoegen om naar te kijken. Veel plezier ermee en als u dan (dus) toch aan het surfen slaat bekijk dan meteen de andere filmpjes van die avond. Er zit een prachtig getimede versie van ‘Send in the clowns’ in, door Dame Judy Dench. De eenzame blik in haar ogen gaat recht naar je ziel.

Joop Stokkermans

De dood van Joop Stokkermans (oftewel ‘Joop Stok’, zoals wij hem wel eens lachend noemden, ook als hij het kon horen) vervult me met melancholie: weer een stukkie van mijn klassieke ziel afgesneden…
Ik werkte nog maar net bij AVRO klassiek toen Joop de afdeling opkwam; hij bleek daar al veel langer kind aan huis dan ik. Ik keek een beetje van een afstand naar hem: pfoe, Joop Stokkermans, componist van een heleboel mooie, lichte muziek, een autoriteit op zijn gebied, daar kwam je niet zo makkelijk dichterbij. Die keer bleef het bij afstand, maar al snel kwam hij wel dichterbij.

We lunchten met zijn allen, tenminste met diegenen die er waren op het moment dat ik rond de klok van twaalf riep “Anyone for lunch” en kort na de eerste keer dat ik hem zag zat-ie ineens naast me aan tafel in de kantine van het AKN-gebouw en raakten we in gesprek.

Joop was de personificatie van vriendelijkheid. Hij was precies als zijn uitstraling: een bijna kabouter-achtige, vlinderige vriendelijkheid, volstrekt wereldvreemd in alle goeie zinnen van het woord. Hij wist alles en meer van (piano)noten en lichte muziek. Hij kon geen wasmachine van een oven onderscheiden in de keuken, maar zet hem in een studio achter een piano en hij improviseerde de beste muziekprogramma’s aan elkaar. Wat zal hij gemist worden, mijn hart doet zeer sinds ik hoorde dat hij er niet meer is.

Kol Nidrei van Max Bruch

Vandaag in 1883 was de première van een van de mooiste muziekstukken ooit: ‘Kol Nidrei’ van Max Bruch. ‘Kol Nidrei’ is Hebreeuws, het schijnt zoveel te betekenen als ‘alle beloften’. Vóórdat ik de loftrompet begin te steken over het muziekstuk maar even iets over de betekenis van die twee woorden. ‘Kol Nidrei’ is een soort verklaring die uitgesproken wordt in de synagoge aan het begin van de avonddienst op Yom Kippoer. Het is niet echt een gebed, meer een soort statement, dat in het Aramees (dus niet in het Hebreeuws) wordt uitgesproken. Het ‘verlost’ de gelovigen van beloftes die ze het afgelopen jaar gedaan hebben.

Ik ga hier niet in op de politiek achter deze twee simpele woorden, want toen ik op internet opzocht wat de woorden betekenden kwam ik al in een soort polemiek terecht die zijn weerga niet kent. Ik heb er geen oordeel over, hetgeen al bijzonder is, want uw Vocalies heeft normaliter overal een mening over. De verklaring kan uitgelegd worden als een vraag om vergiffenis voor het komende jaar en voor het afgelopen jaar aan diegenen aan wie je een belofte gedaan hebt die je niet hebt gehouden of niet kon houden. Voor de polemiek over dit onderwerp moet u op andere websites zijn, ik beperk me even tot het muziekstuk.

De compositie van Max Bruch (opus 47) is geschreven voor cello en (klein) orkest. Bruch maakte de compositie af in Liverpool en het stuk ging in première in Berlijn. Het werd opgedragen aan en gespeeld door Robert Hausmann, beroemd cellist in zijn tijd.
Alle thema’s van het stuk zijn variaties op twee Hebreeuwse melodieën. Het gaat mij vooral om het eerste thema, een imitatie van de stem van de Hazzan, de cantor, de zanger, za’k maar zeggen.

Bruch kwam in aanraking met de Joodse gemeenschap in Berlijn. Cantor Abraham Jacob Lichtenstein steunde Bruch’s interesse en Joodse muziek en wakkerde die aan. Volgens wat ik lees was Bruch er niet per se op uit ‘Joodse’ muziek te schrijven, alswel Joodse invloeden in zijn eigen muziek ‘in te voeren’.

Hoe dan ook: het is een prachtig stuk geworden, bijna therapeutisch van sfeer. En het ondersteunt mijn adagium dat muziek in zichzelf goed is. Dat gedoe dat je geen Wagner zou moeten spelen in Israel, geen Klezmer-muziek in sommige delen van Amerika, geen Rock ’n roll in kerkelijke gemeenschappen en geen Gospel in staten waar men de kerk buiten de deur wil houden is natuurlijk een door mensen bedacht criterium dat er alleen op gericht is ons gescheiden te houden en arm van geest. Muziek is niet goed of slecht in zichzelf, ze is dat hoogstens van kwaliteit.

In de opname hieronder een buitengewoon emotioneel spelende Jacqueline du Pre. Er zitten hier en daar ‘glijertjes’ in, die nu niet meer zo gespeeld zouden worden. Ik besef dat ik nogal wat van u vraag, potdorie, bijna 12 minuten… maar mooi!

Theo Olof en de kunst

Het zal u afgelopen week niet ontgaan zijn, tenminste als u iets met klassieke muziek hebt: Theo Olof is dood. Ik ga er niet echt over schrijven, want alles wat erover te zeggen valt is erover gezegd (en geschreven): alle kranten, radio, tv ze hadden het erover. Het was een geweldige man, een pareltje, zo eentje met innerlijke beschaving, die je in deze tijd nog maar weinig vindt.

Voor mij was zijn belangrijkste verdienste dat hij Radio 4 (in zijn tijd Hilversum 4) mee opgericht heeft. Ik heb bij Radio 4 zeven jaar gewerkt met heel veel plezier (de meeste tijd?.) en zonder hem zou dat niet gekund hebben. Ik kan me herinneren dat ik ?s morgens hier in Den Bosch mijn rugzak opsjorde en in het donker wegliep, naar de trein en dan liep te glimlachen, omdat die momenten me zo sterk deden denken aan mijn conservatoriumtijd, toen ik ook met een rugzak op in de richting van het station liep (maar dan in Eindhoven). Ik waande me weer student, want ik deed bij Radio 4 weliswaar een kunstje dat ik beheers: secretaresse zijn (en later redacteur), maar daarnaast leerde ik door de collega?s en door het materiaal waar we mee werkten (namelijk klassieke muziek) zoveel bij dat ik toch weer een beetje student werd. En dat lijkt me goed, het houdt je scherp en bescheiden, want als je denkt dat je alles weet, ben je volgens mij niet goed bezig, zeker niet als je nog relatief jong bent. Het maakt toch verschil of je speellijsten typt, of ambtelijke vergaderingen notuleert, of je stukkies schrijft voor de website van een klassieke muziekzender of vergaderverslagen uitwerkt en of je vergaderstukken verzamelt en kopieert, of dat je afspraken maakt voor vergaderingen over economische zaken in de regio of over de inrichting en programmering van een muziekzender.

Begrijp me goed: economie is van veel grotere noodzaak dan klassieke muziek. Dat moge duidelijk zijn, zeker gezien de bezuinigingen die het kabinet wil doorvoeren en al doorgevoerd heeft: de hele amateurkunst wordt zo?n beetje weggevaagd en voor de prof?s blijft ook al niet veel over.; ik ken mijn plaats. Maar de wereld wordt overdrachtelijk armer zonder kunst, u hebt het alleen nog niet meteen in de gaten, dat komt over een tijdje pas, als gebeurtenissen als in Haren aan de orde van de dag komen en je niet meer op een stukkie innerlijke beschaving van wie dan ook hoeft te rekenen. Als kinderen doorgewinterde egoïsten worden omdat ze niet meer leren dat er iets is dat belangrijker is dan hun eigen kleine willetje en wereld en ze niet meer kunnen samen spelen, behalve op een voetbalveld, waar ze alleen bedreven raken in het uitdelen van kopstoten en tackles. Als musea en concertzalen onderkomen raken, kerken instorten en niemand meer het woord symfonieorkest meer kan spellen.

Gelukkig voor Theo Olof hoeft hij daar niet meer bij te zijn… Wij die hier achterblijven zullen blijven proberen te klassieke muziek dichter bij de mensen te brengen en te houden, de beeldende kunst levend, de literatuur spannend, al schieten we er op termijn allemaal het leven bij in. We hebben elkaar niet persoonlijk gekend, meneer Olof, maar naast alle prachtige noten die u voor ons gespeld hebt, ben ik u dankbaar dat u Hilversum 4 mee opgericht hebt, het is zeven jaar een vervullend deel van mijn leven geweest en zit nog steeds in mijn bloed. Ik zal tot mijn laatste snik de klassieke muziek blijven koesteren, blijven uitleggen en blijven verdedigen. Ik en met mij degenen die in ‘het vak’ werken zijn dat aan u verplicht. Voor u is het klaar.

Op mijn favoriete internetsite You tube vond ik een beeldschoon stukkie. Het beeld is slecht, het geluid tamelijk goed. Dit is nou wat ik bedoel als ik het heb over ‘cross over’ en muziek dichter bij de mensen brengen. Die aardige, áárdige Pim Jacobs, het Metropole Orkest dat werkelijk alles kan spelen en al jaren meegaat (en nu in zijn voortbestaan bedreigd wordt…) Rogier van Otterloo die dirigeert en het ook snapte, affijn, het klopt allemaal en heeft ook iets aandoenlijks… Het lijken lang vervlogen tijden, waar zijn we in hemelsnaam met z’n allen naar onderweg…

Liebesliederwalzer

Zo, na alle politiek gedreutel van de afgelopen weken even terug naar de bron van Vocalies: zingen. Vandaag in 1868 was de première van de eerste cyclus Liebeslieder Walzer van Johannes Brahms; hij was er in de zomer van 1868 aan begonnen. Als het ooit over zingen in zijn puurste vorm gaat, is het hier wel (vind ik).

De twee korte cycli zijn geschreven voor vier zangstemmen en vierhandig piano. Je kunt voor die vier zangstemmen een koor kiezen, maar het wordt al gauw te log en te weinig puntig terwijl de stukkies als juweeltjes zijn als je ze maar wendbaar genoeg zingt.

Vier solisten dus, maar niet met een te solistische mentaliteit: ze moeten in verschillende samenstellingen zingen en af en toe elkaar de boventoon gunnen. Als je van die egotrippers hebt wordt het allemaal alsnog veel te zwaar en te schreeuwerig. Brahms moet het niet van het forte hebben, maar van de wendbaarheid en niet van de solo’s, maar van het subtiel samen zingen.

De liederen zijn allemaal in 3-delige maat geschreven, oftewel wals, oftewel Ländler (een soort van wals, za’k maar zeggen). De eerste cyclus heet Liebeslieder. Walzer en heeft als opusnummer 52, de tweede Neue Liebeslieder en die heeft opusnummer 65.

De teksten zijn op één na allemaal afkomstig uit de verzameling gedichten van Georg Friedrich Daumer, getiteld ‘Polydora’. Die teksten op hun beurt weer zijn een soort ‘nadichtingen’ (ik verzin het woord ter plekke…) van volksgedichten, vaak uit het Russisch, Pools en Hongaars vertaald. Tekstmupkes, die verloren zouden zijn gegaan, had Brahms ze geen tweede leven had bezorgd door ze op muziek te zetten.

Het is echt heerlijke muziek om te zingen en om naar te luisteren. Ik zing niet meer solistisch, maar potverdrie, ik zou er mijn techniek weer eens voor oppoetsen om ze een keer met een stel leuke collega’s en twee pianisten te kunnen zingen. Ik zou er nog behoorlijk aan te halen hebben ook, want ze zijn niet makkelijk.

Brahms zei er zelf over (ik vertaal vrij) “Ik vreet een bezem als er niet wat mensen zijn die plezier beleven aan deze liederen”. Hij kreeg trouwens bijna ruzie met zijn uitgever, want die wilde perse meteen de versie met tekst (en daarmee dus met zang) uitgeven, terwijl Brahms zelf liever eerst de versie voor vierhandig piano zonder tekst had uitgegeven. En Brahms zag ook liever dat solisten de liederen zongen, in plaats van een koor… Die zag natuurlijk ook dat het met koor mogelijk te log werd (sprak zij enigszins badinerend)

Je krijgt er energie van, van het zingen van deze liederen, al is de sfeer lang niet altijd vrolijk, vooral de tweede cyclus is af en toe bij het cynische af wantrouwig naar de liefde.

Van negen liederen is er ook een versie met orkest, ook met zang ad libitum, maar die kwam pas in 1938 in druk en wordt weinig uitgevoerd.

Ik ga u niet vermoeien met alle titels, dat wordt zo’n opsomming. Ik heb me suf gezocht op YouTube naar een goeie uitvoering en daar ligt nog een uitdaging… pfoe. Alles wat ik hierboven beschreef gebeurt: te log, met de boeken in de hand, onzuiver, onduidelijk, af en toe eenheidsworst, kortom: juf Vocalies was niet erg tevreden.

Ik vond één kort lied, zonder beeld en zonder beschrijving van wie het zingt. Die uitvoering kwam in de buurt. U mag verder zelf surfen… Koop ze anders… of bestel de bladmuziek, zoek drie goeie collega’s en twee pianisten bij elkaar en ga ze zelf zingen… Veel plezier ermee!