Wilma Lipp kende ik alleen als operettezangeres, maar toen ik eens ging speuren bleek dat operette zingen toch slechts een deel van haar kunnen te zijn.
Ze had zo’n stem (heeft moet ik zeggen want ze leeft nog, ze werd geboren op 26 april in 1925 of 1926 en er zijn zelfs bronnen die 1935 vermelden) waar je veel kanten mee uit kon, een beetje als de mijne (u merkt dat ik niet lijd aan valse bescheidenheid; trouwens, Lipp heeft wel carrière gemaakt en ik niet en ik schrijf dat inmiddels zonder enige bitterheid…).
Ze had al sinds haar elfde zangles, en dat is bijzonder, want meestal kun je met zo’n jonge stem nog niet zo veel, vóór de stembreuk. Al op haar zeventiende debuteerde ze in Wenen in de rol van Rosina in Il Barbiere di Sevilla. Het bleef een vroegertje: in 1945 al had ze een engagement aan de Wiener Staatsoper (dan kan ze dus nooit in 1935 geboren zijn, stel je voor: een kind van tien!).
Ze kreeg in het begin wel de ‘kinderlijke’ rollen. Dat is geen sinecure, want die moeten van een doorzichtigheid zijn die heel lastig te doen is en ze zijn wel volwassen-lastig qua noten.
De eerste wat volwassener rol was die van Adèle in Die Fledermaus en daar kende ik haar van. Die rol heeft ze ook met verve haar hele carrière door gezongen. Heerlijke rol hoor, die Adèle is me er eentje en ze is ook een goeie voorbereiding op de hele moeilijke ‘keukenmeidenrollen’ van Mozart.
Lipp was een mooie vrouw, rijzig, blond, handig qua statuur en omvang, ze had iets tijdloos, nogmaals: ook daarmee kon je alle kanten op.
Echt doorbreken deed ze met de Königin der Nacht in Mozart’s Zauberflöte. Daarmee had ze geluk: Maria Stader moest afzeggen en Lipp mocht vervangen.
Hup en daar gaat-ie: La Scala in Milaan, Opera in Parijs, Bayerische Staatsoper, Deutsche Oper Berlin, Royal Opera House Covent Garden, Salzburger, Bayreuther en Bregenzer Festspiele en de rij is langer…
In 1953 haalde ze weer een stunt uit: ze werd de jongste Kammersängerin in de geschiedenis van de Wiener Staatsoper. Heisa in het conservatieve Wenen.
In 1955 heropende de Wiener Staatsoper en begon Lipp haar stemvak nog verder uit te breiden: Marguerite (Faust), Antonia (Les Contes d’Hoffmann), Nedda (I Pagliacci) (deze rol zong ze ook in The MET) en Eva (Die Meistersinger von Nürnberg).
Maar niet alleen Wenen, ook San Francisco, Brussel, Parijs, Buenos Aires, Zürich, en ze zong er ook operette, zo moet wel van het operettevak gehouden hebben, anders pak je dat niet zo fanatiek weer op.
In het begin van de zeventiger jaren begon ze zich langzaam terug te trekken en ze gaf 18 jaar les aan het Mozarteum in Salzburg.
Sinds 1998 zingt ze niet meer…
Er is maar moeilijk bewegend beeld van haar te vinden. Wel heel veel opnamen en allemaal goed. Ik hoor haar liever toen ze wat ouder was, wat meer doorleefd, maar da’s een kwestie van smaak, denk ik.
Er staan op YouTube onder meer totaal-opnamen van Die Zauberflöte en van Don Giovanni. Jammer dat er geen beeld bij is, want aan de hand van dat beeld kun je zo leuk zo’n aria bespreken.
Dus: in het ‘filmpje’ gekozen voor een oudere opname van de aria ‘Nun eilt herbei’uit ‘Die lustigen Weiber von Windsor’ van Otto Nicolai. De aria houdt het midden tussen het wat stevigere operettevak en opera.
Frau Fluth luist de landheer Falstaff erin door hem te laten geloven dat zij van hem houdt. Zo gaat ze hem terugbetalen; hij heeft namelijk haar en haar vriendin Frau Reich allebei dezelfde liefdesbrief gestuurd… (de sufferd!).
Het is een heerlijke aria om te zingen, je mag je lekker opwinden over die rottige kerels en alles laten horen wat je in huis hebt. En dat doet Wilma Lipp!