Een klassieke muziek-avond… m

Slimme jongens, die Brava-klassiek jongens. Ze hebben een conceptje bedacht dat verdacht veel lijkt op een mengeling tussen Zomergasten en de ‘ideale muziekavond’ van De Wereld Draait Door: prominenten uit de klassieke muziekwereld mogen hun ideale muziekavond samenstellen en die zelf op de bank aan elkaar praten. Is nogal eens gebeurd zo’n avondje TV samenstellen. Mijn vingers en hart jeuken: ik zou wel tien avonden kunnen vullen. Je zet er een camera op en laat de gast zijn of haar stukkies aankondigen, monteren en huppekee: een fantastische klassieke muziek avond is geboren. Lekkere lange lappen muziek en een verstandig woordje tussendoor, ik verheug me er nu al op. Voorlopig is het – beginnend op 27 oktober met Miranda van Kralingen – iedere laatste zondag van de maand te doen, ga d’r maar lekker voor zitten: u gaat gelouterd de week in, zult u zien…

Wat er in ieder geval langs moet komen is de aria van Graaf Luna uit ‘Il Trovatore’ van Giuseppe Verdi, met de poëtische titel ‘Il balèn del suo sorriso’ (‘de boog van haar glimlach’, mooi hé).
Ik zat zondagavond op een andere leuke klassieke muziek-zender (‘Mezzo’ een Frans initiatief geloof ik, gezien het feit dat opera’s in het Frans ondertiteld worden, lang leve Europa) naar ‘Il Trovatore’ te kijken, verbaasde mij andermaal over zoveel hysterie in één opera en wilde eigenlijk naar bed, maar ik wist dat ‘Il balèn’ nog moest komen en ja hoor: met mijn pyjama al aan en de lichten al uit keek ik er nog even naar. Dmitri Hvorostovsky zong hem, fenomenaal, het is dat ik zo van Rolando Villazon ben, anders had ik nu een nieuwe liefde gehad (en dat allemaal puur platonisch hè, dat u dat even begrijpt).

‘Il balèn’ is een bariton-killer. Lange, lange lijnen, hoog en zeer emotioneel. Het toneel voor jou alleen, maar dus ook niks om het publiek af te leiden, opera op zijn naakst, za’k maar zeggen.

Vrije vertaling:
Il balen del suo sorriso d’ una stella vince il raggio!
De boog van haar glimlach schittert sterker dan een ster!
Il fungor del suo bel viso novo infonde in me coraggio!
De straling van haar mooie gezicht geeft mij nieuwe moed
Ah! l’ amor, l’ amor ond’ ardo le favelli in mio favor!
Ach laat de liefde die ik in mij voel bij haar in mijn voordeel spreken.
Sperda il sole d’ un suo sguardo la tempesta del mio cor.
Laat haar zon de storm in mijn hart tot bedaren brengen.

Het is geen lekkere jongen die graaf de Luna, die de aria zingt, wat ik u brom. Hij is gewend te krijgen wat hij hebben wil, of het nou goedschiks of kwaadschiks is. Hij weet niet dat zijn rivaal voor wat betreft de liefde van Leonora eigenlijk zijn broer is. Zoals al eerder gezegd: ‘Il Trovatore’ is een hysterische opera en er vallen veel doden en er is wapengekletter en geschreeuw en veel agressiviteit. Mooie muziek, dat wel. De twee aria’s van Leonora zijn werkelijk prachtig, de woede van Manrico in de aria ‘Di quella pira’ exemplarisch voor de opera-literatuur en de ‘hit’ van Azucena (‘Stride la vampa’) en het Zigeunerkoor ongeëvenaard.

Kijk, en ik vond de opname met Hvorostovsky (The Met in 2011). Let op de lange lijnen en hoe hij zijn ademapparaat ten volle inzet en uitnut om die lange lijnen achter elkaar te kunnen blijven zingen. Eén lange lijn is vaak niet zo’n probleem, maar er een paar achter elkaar zingen is hartstikke moeilijk: je lijf wil namelijk uit reflex een paar korte ademteugen ertussen plannen. Probeer het maar eens, na twee keer heel diep inademen en daarna langzaam uitademen wil je middenrif een paar korte bewegingen hebben (dank u, Vocalies voor het gratis ademlesje…).

Hvorostovsky heeft daar allemaal geen last van… Wat een macht over zijn techniek laat hij zien. Het is hem een lichamelijk welbehagen, dat zingen, hij is de situatie volkomen meester en weet er zelf van te genieten, of minstens die indruk te wekken. Wat een prof!

Op het einde ademt hij duidelijk hoorbaar in (en ‘hoorbaar’ is nog zachtjes uitgedrukt…, goeiendag, wat een gehijg laat hij horen). Ik denk dat hij het zo wil – iedere zangpedagoog zou ‘m om zijn oren slaan als hij het per ongeluk deed – om enige wellust te demonstreren, of strijdlust (iets wat mannen nogal al eens door elkaar halen…) Of om te demonstreren hoe hard hij moet werken.
Hoe dan ook: hij acteert prachtig en het feit dat hij een mooie man is (en dat donders goed weet, zowel in de rol als in het echte leven) helpt natuurlijk ook.

Ik vond op YouTube nog veel meer van die hoogstandjes en was een mooi uurtje zoet… (alsof ik daar tijd voor heb…). Zoek, zoek en ook u zult vinden…

Een klassieke muziek-avond… mèt Il Trovatore

Slimme jongens, die Brava-klassiek jongens. Ze hebben een conceptje bedacht dat verdacht veel lijkt op een mengeling tussen Zomergasten en de ‘ideale muziekavond’ van De Wereld Draait Door: prominenten uit de klassieke muziekwereld mogen hun ideale muziekavond samenstellen en die zelf op de bank aan elkaar praten. Is nogal eens gebeurd zo’n avondje TV samenstellen. Mijn vingers en hart jeuken: ik zou wel tien avonden kunnen vullen. Je zet er een camera op en laat de gast zijn of haar stukkies aankondigen, monteren en huppekee: een fantastische klassieke muziek avond is geboren. Lekkere lange lappen muziek en een verstandig woordje tussendoor, ik verheug me er nu al op. Voorlopig is het – beginnend op 27 oktober met Miranda van Kralingen – iedere laatste zondag van de maand te doen, ga d’r maar lekker voor zitten: u gaat gelouterd de week in, zult u zien…

Wat er in ieder geval langs moet komen is de aria van Graaf Luna uit ‘Il Trovatore’ van Giuseppe Verdi, met de poëtische titel ‘Il balèn del suo sorriso’ (‘de boog van haar glimlach’, mooi hé).
Ik zat zondagavond op een andere leuke klassieke muziek-zender (‘Mezzo’ een Frans initiatief geloof ik, gezien het feit dat opera’s in het Frans ondertiteld worden, lang leve Europa) naar ‘Il Trovatore’ te kijken, verbaasde mij andermaal over zoveel hysterie in één opera en wilde eigenlijk naar bed, maar ik wist dat ‘Il balèn’ nog moest komen en ja hoor: met mijn pyjama al aan en de lichten al uit keek ik er nog even naar. Dmitri Hvorostovsky zong hem, fenomenaal, het is dat ik zo van Rolando Villazon ben, anders had ik nu een nieuwe liefde gehad (en dat allemaal puur platonisch hè, dat u dat even begrijpt).

‘Il balèn’ is een bariton-killer. Lange, lange lijnen, hoog en zeer emotioneel. Het toneel voor jou alleen, maar dus ook niks om het publiek af te leiden, opera op zijn naakst, za’k maar zeggen.

Vrije vertaling:
Il balen del suo sorriso d’ una stella vince il raggio!
De boog van haar glimlach schittert sterker dan een ster!
Il fungor del suo bel viso novo infonde in me coraggio!
De straling van haar mooie gezicht geeft mij nieuwe moed
Ah! l’ amor, l’ amor ond’ ardo le favelli in mio favor!
Ach laat de liefde die ik in mij voel bij haar in mijn voordeel spreken.
Sperda il sole d’ un suo sguardo la tempesta del mio cor.
Laat haar zon de storm in mijn hart tot bedaren brengen.

Het is geen lekkere jongen die graaf de Luna, die de aria zingt, wat ik u brom. Hij is gewend te krijgen wat hij hebben wil, of het nou goedschiks of kwaadschiks is. Hij weet niet dat zijn rivaal voor wat betreft de liefde van Leonora eigenlijk zijn broer is. Zoals al eerder gezegd: ‘Il Trovatore’ is een hysterische opera en er vallen veel doden en er is wapengekletter en geschreeuw en veel agressiviteit. Mooie muziek, dat wel. De twee aria’s van Leonora zijn werkelijk prachtig, de woede van Manrico in de aria ‘Di quella pira’ exemplarisch voor de opera-literatuur en de ‘hit’ van Azucena (‘Stride la vampa’) en het Zigeunerkoor ongeëvenaard.

Kijk, en ik vond de opname met Hvorostovsky (The Met in 2011). Let op de lange lijnen en hoe hij zijn ademapparaat ten volle inzet en uitnut om die lange lijnen achter elkaar te kunnen blijven zingen. Eén lange lijn is vaak niet zo’n probleem, maar er een paar achter elkaar zingen is hartstikke moeilijk: je lijf wil namelijk uit reflex een paar korte ademteugen ertussen plannen. Probeer het maar eens, na twee keer heel diep inademen en daarna langzaam uitademen wil je middenrif een paar korte bewegingen hebben (dank u, Vocalies voor het gratis ademlesje…).

Hvorostovsky heeft daar allemaal geen last van… Wat een macht over zijn techniek laat hij zien. Het is hem een lichamelijk welbehagen, dat zingen, hij is de situatie volkomen meester en weet er zelf van te genieten, of minstens die indruk te wekken. Wat een prof!

Op het einde ademt hij duidelijk hoorbaar in (en ‘hoorbaar’ is nog zachtjes uitgedrukt…, goeiendag, wat een gehijg laat hij horen). Ik denk dat hij het zo wil – iedere zangpedagoog zou ‘m om zijn oren slaan als hij het per ongeluk deed – om enige wellust te demonstreren, of strijdlust (iets wat mannen nogal al eens door elkaar halen…) Of om te demonstreren hoe hard hij moet werken.
Hoe dan ook: hij acteert prachtig en het feit dat hij een mooie man is (en dat donders goed weet, zowel in de rol als in het echte leven) helpt natuurlijk ook.

Ik vond op YouTube nog veel meer van die hoogstandjes en was een mooi uurtje zoet… (alsof ik daar tijd voor heb…). Zoek, zoek en ook u zult vinden…

Met stip op één… in 1814!

Vandaag in 1814 scoorde Franz Schubert zijn eerste hit. Het lekker hysterische ‘Gretchen am Spinnrade’ kwam binnen met stip op één.

De tekst is gebaseerd op een tekst uit Goethe’s Faust.
Overal waar ik informatie over Gretchen – zo zullen we het lied maar even noemen in dit stukkie – probeer op te halen, lees ik dat het een lastig lied is, zowel voor de zangeres (in het origineel een sopraan – en da’s maar goed ook, want die kunnen zo lekker hysterisch tetteren en dat heeft dit lied nodig, het moet vooral niet geestelijk gezond klinken…) als voor de pianist.

Gretchen zit aan haar spinnewiel en zingt, onderwijl denkend aan Faust en alles wat hij haar beloofd heeft. De pianist doet het spinnewiel na en dat is verrekes lastig. Op de eerste plaats werkt het spelen van zo’n repeterende figuur hypnotisch. Tenminste dat vertelde mijn pianist. We hebben het lied bij een concert één keer gezongen en daarna zei hij het nooit meer te willen begeleiden. Hij is voor geen kleintje vervaard, maar hij was me volledig kwijt geraakt, zo zei hij. Op de tweede plaats raken de spieren in je linkeronderarm op den duur in een soort kramp. Steeds maar die figuur die door en door gaat en niet te luid mag zijn, dus tegenhoudend spelen, daar word je als pianist ook niet vrolijk van. De figuur in de linkerhand moet met Gretchen mee, met haar emoties alsof hij haar voet is als het ware.

Op de climax van het lied stopt de piano; bij het woord ‘Kuss’ raakt Gretchen zo bezig met haar emoties dat ze vergeet te spinnen. Ze realiseert zich dat en begint weer hortend op gang te komen met haar voet. Briljant gevonden trouwens, van Schubert. Bovendien is het net alsof het lied ook weer opnieuw begint, hoewel het eigenlijk – in rondo-vorm – gewoon doorgaat.

Het lied is zo ongeveer door alle grote sopranen ooit gezongen (en door alle kleinere ook trouwens). Sommige zangpedagogen beginnen met hun leerlingen Lied(eren) te laten zingen en dan komt Gretchen nogal eens langs. Ik vind dat geen goed idee, beginnen met Liedzang; Lied moet je zingen als je kunt fijnpenselen en ik zou eerst willen leren de witkwast te hanteren. Niks zo slecht voor een stem dan steeds te moeten inhouden met zingen. Ik zou ze opera laten zingen en operette en desnoods Musical (zonder te belten) tot ze het instrument onder controle hebben en weten wat luid is. En net als bij een hond die pas ophoudt met steeds te blaffen als hij weet wat commando ‘luid’ betekent en wat commando ‘stil’, zo kan een sopraan pas inhouden als ze eerst weet waar de grenzen van de stem liggen en haar techniek verder gevorderd is. Het is maar een mening hoor en het is mijn mening, dus als u er anders over denkt hoor ik het graag… en mijn excuses voor de onelegante vergelijking van een hond met een sopraan…

Van de grote sopranen zijn er opnamen met Elly Ameling, Renée Fleming, Barbara Bonney, Janet Baker, Anne Sofie von Otter in onze tijd en met Kathleen Ferrier, Christa Ludwig, Irmgard Seefried, Elisabeth Schumann, Lotte Lehmann, Rosette Anday en Elisabeth Schwarzkopf in een wat verder verleden.
De grap van YouTube is dat je ze zo leuk met elkaar kunt vergelijken en daarbij ook kunt zien dat de inzichten over interpretatie en techniek met de jaren aardig kunnen veranderen.

Hieronder de tekst. Ik hoef ‘m niet te vertalen toch? Spreekt voor zich.

Meine Ruh’ ist hin, Mein Herz ist schwer, Ich finde sie nimmer und nimmermehr.
Wo ich ihn nicht hab ist mir das Grab, Die ganze Welt ist mir vergällt.
Mein armer Kopf ist mir verrückt, Mein armer Sinn ist mir zerstückt.
Nach ihm nur schau ich zum Fenster hinaus, nach ihm nur geh ich aus dem Haus.
Sein hoher Gang, sein’ edle Gestalt, seine Mundes Lächeln, seiner Augen Gewalt,
Und seiner Rede Zauberfluß, sein Händedruck, und ach, sein Kuß!
Mein Busen drängt sich nach ihm hin. Ach dürft ich fassen und halten ihn,
und küssen ihn, so wie ich wollt, an seinen Küssen vergehen sollt!

Tsja en dan heb je een probleem: een heleboel opnamen van ‘Gretchen’, en hysterisch genoeg (en ook een paar hele slechte…), maar veel zonder beeld en veel met orkest en niet met piano. Dusss…
twee filmpjes opgeladen: een met Angelika Kirchslager en Melvin Tan aan de piano en eentje met Renée Fleming en Claudio Abbado als dirigent. Persoonlijk vind ik dat de hypnose van het spinnenwiel een beetje verloren gaat in het orkest, maar oordeelt u vooral zelf en ga zelf zoeken. Af en toe rijzen de haren je te berge, maar er zit veel moois tussen! Mocht u ooit zelf aan het lied gaan studeren: hou uw motor (de adem) rustig en verder wens ik u veel hysterie, geloof me, het kan louterend werken!

Met stip op één… in 1814!

Vandaag in 1814 scoorde Franz Schubert zijn eerste hit. Het lekker hysterische ‘Gretchen am Spinnrade’ kwam binnen met stip op één.

De tekst is gebaseerd op een tekst uit Goethe’s Faust.
Overal waar ik informatie over Gretchen – zo zullen we het lied maar even noemen in dit stukkie – probeer op te halen, lees ik dat het een lastig lied is, zowel voor de zangeres (in het origineel een sopraan – en da’s maar goed ook, want die kunnen zo lekker hysterisch tetteren en dat heeft dit lied nodig, het moet vooral niet geestelijk gezond klinken…) als voor de pianist.

Gretchen zit aan haar spinnewiel en zingt, onderwijl denkend aan Faust en alles wat hij haar beloofd heeft. De pianist doet het spinnewiel na en dat is verrekes lastig. Op de eerste plaats werkt het spelen van zo’n repeterende figuur hypnotisch. Tenminste dat vertelde mijn pianist. We hebben het lied bij een concert één keer gezongen en daarna zei hij het nooit meer te willen begeleiden. Hij is voor geen kleintje vervaard, maar hij was me volledig kwijt geraakt, zo zei hij. Op de tweede plaats raken de spieren in je linkeronderarm op den duur in een soort kramp. Steeds maar die figuur die door en door gaat en niet te luid mag zijn, dus tegenhoudend spelen, daar word je als pianist ook niet vrolijk van. De figuur in de linkerhand moet met Gretchen mee, met haar emoties alsof hij haar voet is als het ware.

Op de climax van het lied stopt de piano; bij het woord ‘Kuss’ raakt Gretchen zo bezig met haar emoties dat ze vergeet te spinnen. Ze realiseert zich dat en begint weer hortend op gang te komen met haar voet. Briljant gevonden trouwens, van Schubert. Bovendien is het net alsof het lied ook weer opnieuw begint, hoewel het eigenlijk – in rondo-vorm – gewoon doorgaat.

Het lied is zo ongeveer door alle grote sopranen ooit gezongen (en door alle kleinere ook trouwens). Sommige zangpedagogen beginnen met hun leerlingen Lied(eren) te laten zingen en dan komt Gretchen nogal eens langs. Ik vind dat geen goed idee, beginnen met Liedzang; Lied moet je zingen als je kunt fijnpenselen en ik zou eerst willen leren de witkwast te hanteren. Niks zo slecht voor een stem dan steeds te moeten inhouden met zingen. Ik zou ze opera laten zingen en operette en desnoods Musical (zonder te belten) tot ze het instrument onder controle hebben en weten wat luid is. En net als bij een hond die pas ophoudt met steeds te blaffen als hij weet wat commando ‘luid’ betekent en wat commando ‘stil’, zo kan een sopraan pas inhouden als ze eerst weet waar de grenzen van de stem liggen en haar techniek verder gevorderd is. Het is maar een mening hoor en het is mijn mening, dus als u er anders over denkt hoor ik het graag… en mijn excuses voor de onelegante vergelijking van een hond met een sopraan…

Van de grote sopranen zijn er opnamen met Elly Ameling, Renée Fleming, Barbara Bonney, Janet Baker, Anne Sofie von Otter in onze tijd en met Kathleen Ferrier, Christa Ludwig, Irmgard Seefried, Elisabeth Schumann, Lotte Lehmann, Rosette Anday en Elisabeth Schwarzkopf in een wat verder verleden.
De grap van YouTube is dat je ze zo leuk met elkaar kunt vergelijken en daarbij ook kunt zien dat de inzichten over interpretatie en techniek met de jaren aardig kunnen veranderen.

Hieronder de tekst. Ik hoef ‘m niet te vertalen toch? Spreekt voor zich.

Meine Ruh’ ist hin, Mein Herz ist schwer, Ich finde sie nimmer und nimmermehr.
Wo ich ihn nicht hab ist mir das Grab, Die ganze Welt ist mir vergällt.
Mein armer Kopf ist mir verrückt, Mein armer Sinn ist mir zerstückt.
Nach ihm nur schau ich zum Fenster hinaus, nach ihm nur geh ich aus dem Haus.
Sein hoher Gang, sein’ edle Gestalt, seine Mundes Lächeln, seiner Augen Gewalt,
Und seiner Rede Zauberfluß, sein Händedruck, und ach, sein Kuß!
Mein Busen drängt sich nach ihm hin. Ach dürft ich fassen und halten ihn,
und küssen ihn, so wie ich wollt, an seinen Küssen vergehen sollt!

Tsja en dan heb je een probleem: een heleboel opnamen van ‘Gretchen’, en hysterisch genoeg (en ook een paar hele slechte…), maar veel zonder beeld en veel met orkest en niet met piano. Dusss…
twee filmpjes opgeladen: een met Angelika Kirchslager en Melvin Tan aan de piano en eentje met Renée Fleming en Claudio Abbado als dirigent. Persoonlijk vind ik dat de hypnose van het spinnenwiel een beetje verloren gaat in het orkest, maar oordeelt u vooral zelf en ga zelf zoeken. Af en toe rijzen de haren je te berge, maar er zit veel moois tussen! Mocht u ooit zelf aan het lied gaan studeren: hou uw motor (de adem) rustig en verder wens ik u veel hysterie, geloof me, het kan louterend werken!

Waarom? Daarom!

De Volkskrant van afgelopen woensdag reikt een onderwerp aan voor een stukkie. Componiste Huba de Graaff schreef een ‘Apera’ (dat de componiste dan Huba heet vind misschien ik alleen een gotspe?). Bij het artikel een foto van vier heren van het Egidiuskwartet die nogal ‘apig’ staan te zingen? Ik had na het artikeltje geen enkele behoefte de klanken erbij te gaan zoeken op YouTube.

De vraag waarmee het artikeltje opende is echter een interessante. Waarom zingt een mens in Godsnaam? Waarom zingt U? De vraag is zeker niet retorisch… Ik ben er wel degelijk benieuwd naar.

Een paar jaar geleden zou ik op die vraag geantwoord hebben “uit levensbehoefte”, ik kon niet zonder, tenminste ik dacht dat ik niet zonder kon. Toen ik stopte met (min of meer) professioneel zingen dacht ik dat mijn wereld op zijn minst heel anders zou worden, maar tot mijn verbazing gebeurde er… niets. De zon kwam op en ging weer onder en ik had een hele dag geen noot geproduceerd.

Nou ja, geen noot geproduceerd, ik hoorde als altijd de muziek in de wasmachine, als hij begint te centrifugeren en probeerde een glissando mee te zingen. Ik hoorde het verschil in tonen toen mijn lief een keer boven en ik tegelijkertijd beneden stofzuigde (ja wij hebben twee stofzuigers… verder zijn we heel gewoon gebleven…) en hummelde een lieke om de twee tonen heen.

Ik neurie bijna altijd (soms tot wanhoop van de collega’s) een tegenmelodietje bij de kopieermachine op mijn werk en niks is zo leuk als een swing proberen mee te tikken als de machine veel te kopiëren heeft en dus in een ritme schiet.

Muziek in het algemeen en zang in het bijzonder is in heel mijn wezen en mijn leven en zal er nooit meer weg gaan, maar echt een aria zingen voor publiek doe ik niet meer en ik mis het niet.

Als ik al eens opzing, ben ik er altijd verbaasd over hoe mijn lijf in een soort ‘zing-modus’ schiet: mijn middenrif plat zich af en ineens gaat mijn adem veel dieper en schieten klanken veel verder naar voren in mijn gezicht (in het masker, zou een zangpedagoog zeggen…) en het is een vreugde te merken dat ik het nog kan: een klank produceren die recht naar het hart van mensen gaat (mits ze zich daarvoor open stellen).

Er hoort een zeker lichamelijk welbehagen bij zingen, je lijf stroomt weer eens lekker door za’k maar zeggen, iets dat bij een orgasme ook gebeurt, dus misschien zingen we wel uit een soort seksuele drive en zijn daarmee weer terug bij de ‘’Apera’’ van Huba de Graaff.

Vooruit dan maar, het linkje naar het radio-item dat de NOS over de première maakte. Het verklaart een hoop.

Ik ga niet luisteren, maar wie weet triggert het u. En als u uzelf er dan eens op betrapt (hetgeen ik u overigens toewens: je kunt volgens mij ook endorfine los zingen) dat u ópzingt bij het stofzuigen, of bij binnenkomst van uw trein op het station, of bij het geluid van de piepende deurscharnieren, laat me dan vooral eens weten wát u zingt. Zou interessante lijstjes op kunnen leveren!

En vooruit, een extraatje over de vreugde van het zingen: zie hier Perpetuum Jazzilee, een koor uit Slovenië dat in 2009 de wereld veroverde met hun cover van het nummer ‘Africa’. En een lol dat ze hebben!…

Daarom, dus.

Een wat vreemd eerbetoon

We stappen na een lange wandeldag de eetzaal van ons hotel in Burgen (aan de Moezel) binnen en wat we buiten al meenden te horen klopt: er is een accordeonist bezig een groep Duitsers te vermaken met Volkstümliche Musik, tenminste zo laat het genre dat er die avond gespeeld werd het beste vertalen.

Ik zocht de term Volkstümliche Musik effe voor u op – lang leve internet – en kwam tot de volgende – vrije – vertaling: “Met Volkstümliche Musik wordt over het algemeen bedoeld populaire amusementsmuziek, die sterk verwant is met en sterk leentjebuur speelt bij de Volksmuziek.”

Met andere woorden: van allerlei deuntjes kwamen er langs en we konden er niet omheen. Ergens anders gaan zitten eten was geen optie. Er was in de verste verte geen ander restaurant in de buurt, we hadden die dag al zo’n klere-eind gelopen en bovendien had mijn linkerknie al eerder aangegeven dattie geen meter extra meer wenste af te leggen.

Met het bord Goulash voor ons (het enige hoofdgerecht op het menu) besloten we de stroom maar over ons heen te laten komen: dit werd gewoon ‘zo’n avond’

En inderdaad: het werd zo’n avond. Zo’n avond waarop je nederigheid oefent als klassieke muzikant (want dat blijf ik natuurlijk ergens in een hoekje van mijn hart). Zo’n avond waarop je je arrogantie als ‘beoefenaar van de kunsten der heilige muze’ maar eens aan de kant moet leggen en moet luisteren naar datgene wat er ten grondslag ligt aan alle (zang)muziek: de deunen, de volksdeunen meer bepaald.

Wist u bijvoorbeeld dat ‘Tulpen uit Amsterdam’ helemaal niet uit Amsterdam komen, maar uit Scandinavië (ik geloof uit Noorwegen) ? Dat ‘De Somerse hei’ (Someren is een kleine drie-dorpen-gemeente uit Brabant) net zo makkelijk in ‘Nie kniezen ie zeure’ vertaald kan worden (afhankelijk van waar in Brabant je de ijzersterke melodie inzet….)

Dat zanger Heino in Duitsland overal luidkeels en zonder tekstfouten wordt meegezongen. Dat Brahms componist en/of opschrijver is van veel van die Volksmelodietjes en dat ‘Achter de muren van ’t oude kerkhof’ helemaal niet exclusief door mijn grootvader van vaders zijde op de piano werd gespeeld, maar tot ver in de Peel vertolkt wordt?

Verdi en Lloyd Webber (de laatste mag tevreden zijn dattie in een adem met de eerste wordt genoemd) hadden een puntje aan hun composities kunnen zuigen die avond: deunen-schrijvers bij uitstek hadden ze voor minstens drie opera’s/musicals nieuwe stof op kunnen doen…

En uiteindelijk kwam ook ‘my finest moment’ langs. De accordeonist (zeer vaardig op zijn instrument, maar volgens mij kan-ie geen noot lezen zo groot als een koe) speelde de onsterfelijke deun uit Frans Lehar’s ‘Der Zarewitsch’ ‘Es steht ein Soldat am Wolgaustrand’.

Melancholie sloop mijn hart binnen (ik ben een ongeneeslijk sentimentele dweil moet u weten…) Ik kan er niks aan doen, maar als ik de melodie hoor zie ik die arme soldaat heen en weer lopen, op wacht daar aan de oever van de Wolga in de winterkou terwijl hij weet dat hij zijn geliefde nooit meer zal zien… daar smelt zelfs het meest verstokte mensenhart van, toch?

Hast du dort oben vergessen auf mich? Es sehnt doch mein Herz auch nach Liebe sich.
Du hast im Himmel viel Engel bei dir! Schick doch einen davon auch zu mir.

Als je het door Fritz Wunderlich laat zingen en je doet effe niet pedant, kan de melodie makkelijk voor een opera doorgaan; de enige aanmerking die je zou kunnen maken is dat de deunen een beetje raar los achter elkaar zijn gecomponeerd, maar deunen componeren kon Lehar, minstens even goed als Verdi of Lloyd Webber, ik heb ze gezongen en kan ervan getuigen. Wunderlich wordt nergens larmoyant, terwijl dat mega op de loer ligt (en bij andere filmpjes die ik bekeek op YouTube wel degelijk gebeurde, brrrr). Kortom: prachtig!

En zo wordt dit stukkie een wat vreemd eerbetoon aan Fritz Wunderllich (ons veel te vroeg ontvallen, wat een prachtige zanger), aan de volksmuziek én de ‘volkstümliche Musik’ en aan de accordeonist in Burgen aan de Moezel (die het stukkie nooit zal lezen, want Duitser en zich volstrekt onbewust van het feit dat Vocalies in zijn publiek van die avond zat).