La Nera Callas

Vandaag – op 31 mei – in 1931 werd Shirley Verrett geboren; een van mijn lievelingssopranen en de geweldigste Lady Macbeth die ik ooit gehoord en gezien heb.
Ik snor haar op via Google en vind een heleboel artikelen over haar, naar aanleiding van haar dood in 2010.

Jubelende artikelen, maar wie verder leest dan zijn neus lang is, leest tussen de regels veel strijd. Strijd omdat ze een zwarte operazangeres was in een tijd die daar nog niet helemaal aan toe was (lees: bij blanken die daar nog niet helemaal aan toe waren….) en strijd tegen allergieën en een falende gezondheid die haar onverwacht parten konden spelen.

Als ze op toeren was (en dat was ze de meeste tijd) dan had ze een rijke, volle, krachtige stem, een gevoel voor drama en dosering om jaloers op te zijn, charisma en schoonheid. Iemand schreef: misschien heeft ze de status van mythe niet bereikt, maar ze kwam in ieder geval verdraaid dichtbij.

Na het zingen van Lady Macbeth in La Scala werd ze daar La Nera Callas (de zwarte Callas) genoemd, nou en als de Italianen zoiets verzinnen, doen ze dat niet voor niks.

Shirley Verrett werd geboren in New Orleans. Haar ouders waren strenge Zevendedagsadventisten. Ze moedigden een zangcarrière voor hun dochter aan, maar waaren erop tegen dat ze opera zong. Verrett zette door en vroeg haar ouders naar haar voorstelling van ‘Carmen’ te komen in Europa. Volgens haar memoires zouden ze na het horen van hun dochter in die rol, op hun knielen zijn gevallen en God om vergeving hebben gevraagd.

Haar tweede huwelijk – met (blanke) beeldend kunstenaar Lou LoMonaco – was gelukkig en duurde 47 jaar. Bij mijn weten leeft hij nog.

Haar rollen in het begin waren mezzo-rollen: Carmen, Eboli (geweldige rol om te zingen!) Azucena en langzaam ging ze naar het dramatische sopraan-repertoire: Aïda, Norma, Tosca en – als eerder gezegd – Lady Macbeth.

Van de beroemde slaapwandelscene uit Macbeth van La Scala is een opname, niet heel best van kwaliteit (het geluid is beter dan het beeld), maar wel intrigerend… en het gemak waarmee ze aan het einde de hele hoge noot haalt is verbluffend.

Er is een heel leuk filmpje waarin ze zelf vertelt over rollen en het leven als zangeres, maar ik kon het niet laten de Slaapwandelscene uit de film Macbeth (1986) op te nemen, ook al omdat die prachtige blauwe heksen aan het begin van de scene zitten. Ze vullen prachtig het lange voorspel naar het begin van de laatste scene uit de opera; een van de beste stukjes componeerwerk van Giuseppe Verdi trouwens en zeer herkenbaar voor zijn manier van componeren.

Wat een intens acteerwerk en ieder woord te verstaan. En de ‘onderstroom’ (een van mijn stokpaardjes) gaat maar door, die alles verterende waanzin en het besef gruwelijkheden begaan te hebben waarvoor geen vergeving bestaat. Ze ‘haalt’ hier de hoge noot aan het einde niet zo makkelijk als in de Scala, maar o wat een vrouw. Ik heb (weer) ademloos zitten kijken…. En dat wens ik u ook toe.

Luguber sprookje

Vandaag zet ik de 150ste podcast op de site. Nooit gedacht dat ik dat getal zou halen en ik ga gewoon door. Zie de grote icoon hiernaast.

Een wat luguber sprookje deze week, te midden van zomerse omstandigheden. Het dreigde te gaan onweren van de week en ik zat wat te surfen op het net en het licht werd eerst geel omdat de zon nog even onder een bui door scheen en daarna… blauw, vóórdat het echt donker werd. Tegen die tijd zat ik – nog alleen – een bijzonder griezelige film te kijken en ik grinnikte dat het tijd was voor een luguber sprookje. Laat ik nou vandaag lezen dat op 24 mei 1918 Blauwbaards Burcht van Béla Bartók in première ging… Nou daar maar eens iets over opgezocht.

Ik kon toen ik jong was niet genoeg krijgen van het sprookje, was er niet in het minst van onder de indruk dat in de versie die ik las, Blauwbaard waadde door het bloed van de zes echtgenotes die hij om zeep had gebracht en ik kon er heerlijk om griezelen… Er zijn trouwens veel sprookjes die kinderen weer acuut aan het bedplassen zouden kunnen krijgen, maar da’s een ander verhaal…

Blauwbaards burcht is de enige opera van Béla Bartók. Het is een eenakter en duurt een flink uur. Er zijn maar twee rollen: die van Blauwbaard en van zijn vierde vrouw Judith (en ik maar denken dat er zeven echtgenotes waren). Het Hongaarse libretto is van dichter Béla Balázs, vriend van Bartók. De opera wordt af en toe ook uitgevoerd in een Duitse vertaling en ik ken ook een Engelse versie. Het Hongaars ben ik niet machtig, dus ik moet het van vertalingen hebben en de meesten van de lezers van dit blog zullen ook moeten varen op het Duits of Engels.

Het plot: hoewel gebaseerd op het volksverhaal (of sprookje, zo u wilt) van Blauwbaard, heeft de opera een veel zwaardere nadruk op de psychologische dimensie. Het decor bestaat uit een grote, donkere hal in een kasteel, met zeven gesloten deuren. Judith eist dat alle deuren geopend worden. Blauwbaard weigert en verklaart dat de ruimtes achter de deuren door niemand gezien mogen worden. Hij vraagt om Judith’s liefde, maar wil haar wensen niet inwilligen.
Judith houdt vol en Blauwbaard zwicht: stuk voor stuk worden de deuren geopend.

De eerste deur verhult een martelkamer, bedekt met bloed. Achter de tweede deur bevindt zich een wapenarsenaal en achter de derde een schatkamer waarvan alle juwelen besmeurd zijn met bloed. Achter de vierde deur bevindt zich een tuin, ook die is besmeurd met bloed. Achter de vijfde deur bevindt zich Blauwbaards enorme rijk.
Achter de zesde deur ligt een treurig zilveren meer. Blauwbaard zegt dat het een ‘meer van tranen’ is, maar van wie de tranen het zijn blijft onduidelijk.
Achter de zevende deur bevinden zich de drie eerdere vrouwen van Blauwbaard en ze zijn wonderlijk genoeg in leven. Blauwbaard prijst hen en tooit hen met sieraden en kleding die symbool staan voor het deel van de dag waarin hij haar ontmoette. Zijn vierde en laatste vrouw, de mooiste, vond hij ‘s nachts en op Judiths hoofd plaatst hij een kroon. De last is haar te zwaar, ze smeekt hem haar te sparen. De drie vrouwen keren terug naar de ruimte achter de deur, die na hen sluit. “Vanaf nu zal er enkel duisternis zijn…”

Razend moeilijke opera om te zingen trouwens: Bartok gebruikt meerdere toonsoorten door elkaar, hetgeen voor de zangers het heel moeilijk maakt. Je bent je basis, de grondtoon van de toonsoort iedere keer weer heel snel kwijt. Ik zou het niet kunnen zingen. Ik ben van een stevige bas horen en me erg bewust zijn van de toonsoort waar ik in zing. Bij modulaties moet ik erg uitkijken mijn repetitors moesten me altijd goed duidelijk maken ‘waar ik vandaan kwam en waar ik naar toe’ aan het zingen was en eenmaal gerepeteerd ging het goed. Petje af voor zangers die dit spannende repertoire goed kunnen zingen.

En dan te bedenken dat destijds dit werk het niet haalde in een wedstrijd voor jonge componisten: ‘maar’ twee rollen en weinig handeling leek de jury niet onderhoudend genoeg.
Eind jaren tachtig van de 20e eeuw gebruikte Pina Bausch deze opera voor een dansvoorstelling met het Tanztheater Wuppertal, een choreografie die als een mijlpaal gezien wordt in de moderne dans.

Ik vond een werkelijk bloedstollende versie met (mooie man!) Samuel Ramey en Jessey Norman in het Engels. Prachtig zoals die twee de onderhuidse spanning vast weten te houden. Naast de ‘meer-tonaliteit’ in deze opera het grootste probleem ervan, volgens mij… Ik heb gefascineerd zitten kijken en ik ben geen Norman-fan, maar o, wat is ze geknipt voor deze rol! Prachtig camerawerk ook. Beide zangers op de top van hun carrière.

Op YouTube is de hele opera in deze versie bij elkaar te sprokkelen en ieder fragment heeft zijn eigen kracht. Ik koos voor de scene waarin Judith de deur met het meer erachter net geopend heeft. Dat bloedstollende loopje in het orkest… geweldig!

Als u het geduld kunt opbrengen ‘aan de bak’ te blijven en de filmpjes af te kijken, hebt u een geweldig uur. Een beetje ervaring met het kijken naar opera is handig. Als nieuwkomer schrik je je dood, waarschijnlijk….

Dragonder

Het is een dag van dragonders vandaag en voor de goede orde: de term dragonder is niet per se een negatieve in mijn optiek. Ik ben er zelf ook wel eens voor uitgemaakt en wens de term sindsdien als positief uit te leggen…

Vandaag in 1906 werd sopraan Zinka Milanov geboren en in 1918 sopraan Birgit Nilsson. Snapt u nou wat ik bedoel met dragonderdag? Bovendien stierven er ook nog een paar minder bekende sopranen op 17 mei (Ik mag wel uitkijken vandaag…)

Ik ga naar Zinka Milanov, want die intrigeert mij het meest. Mijn ouwe baas bij de AVRO wees mij ooit op haar en hoewel het een ‘stem ouwe stijl’ was, was ik ook aangenaam verrast. Wat een timbre en wat een kracht en energie sprak eruit.

Zinka Milanov werd geboren op 17 mei 1906 in Kroatië. Ze trad tijdens haar zingend leven bijna uitsluitend op bij The MET.
Milanov studeerde bij stemvak-genoot Milka Ternina en in Milaan bij Carpi en in Berlin bij Stückgolt.
In 1927 debuteerde ze als Leonora in Giuseppe Verdi’s Il Trovatore in Ljubljana, eenentwintig pas. Bloedlink om zo vroeg al zo’n zware rol te zingen, maar het heeft haar geen kwaad gedaan… In tegendeel. Maar vijf weken later zong ze in Zagreb, Marguerite in Charles Gounod’s Faust.
In 1928 kwam er een dipje en pakte haar lerares haar bij haar lurven: de techniek moest beter, anders zou het wel eens voortijdig afgelopen kunnen zijn. Ik voel me ineens even verwant: bij mij heeft ook iemand me bij mijn lurven gepakt, net op tijd… De zes jaar die volgden gingen prima. Dirigent Bruno Walter hoorde haar zingen en tipte collega Toscanini voor het Verdi-requiem in Salzburg

In 1937 debuteerde ze (weer als Leonora) aan The Met. Vanaf dat moment ging ze zich Milanov noemen, de naam van haar tweede man. ‘Kunc’ vond ze niet ‘glamorous’ genoeg voor The Met en ze had een punt… ik schreef al: een dragonder… Bovendien lieten ze bij The Met – arrogant als ze toen ook al waren – doorschemeren dat de naam ‘Kunc’ voor mis-uitspraken zou kunnen zorgen (vat u ‘m?).
In 1940 zong ze in de radio-uitzending van Beethoven’s Missa Solemnis (samen met Jussi Bjoerling onder de stok van Toscanini.

Ze had een tamelijk turbulent liefdesleven: in 1947 trouwde ze voor de derde keer en vertrok uit The Met om met haar derde echtgenoot in Joegoslavië te gaan wonen. Op de toppen van haar kunnen debuteerde ze in de Scala (in 1950) en in dat jaar ging ze terug naar The Met. Rudolf Bing, toen een jaar daar intendant en vermaard om zijn moeilijk karakter, maar ook vermaard om de goeie dingen die hij voor The Met gedaan heeft, haalde haar over.
In 1966 ging ze met pensioen, tegelijk met het oude gebouw van The Met, maar ze bleef lesgeven. Fijn dat ze die ijzeren techniek door kon geven.

Ze stierf in 1983 in New York.

Het was tamelijk lastig bewegend beeld van haar te vinden, altijd leuker dan luisteren naar een aria met alleen foto’s. In ieder geval laad ik het interview met haar op. Ik moest er ook hier en daar om lachen, hoe ze zegt ”I sank” in plaats van “I sang”. Alsof ze destijds gezonken is, in plaats van gezongen heeft. En een dragonder is het, maak er maar geen ruzie mee… En die streepjes van wenkbrauwen en die kraag op de jurk, geweldig!
In het interview zit ook een fragment Tosca, met mijn lievelingsaria ‘Vissi d’Arte’. En met de hoge zwiep aan het einde die ik wel in één adem kan zingen (ik heb het geprobeerd en ik kan het nog steeds, hoewel de stem verder compleet uit training is…). Luister naar het gemaakte lachje van de interviewer die niet in beeld komt. Ik vind het soms net cabaret met die dragonders van sopranen. Ik had wel eens een les van haar willen hebben. Zingen kon ze, Milanov…

Een lans breken

Ik moet toch effe een lans gaan breken voor de Concertzender hier bij Vocalies… Niet dat er ook maar een hond naar luistert, behalve u, waarde lezer dezes (die ik nu misschien zit te beledigen, realiseer ik me ineens, niet aardig van me. Vroeger, bij slechte opkomst van de repetities van amateurkoren, werden degenen die er wél waren ook altijd uitgefoeterd dat er zo’n slechte opkomst was, ik zou beter moeten weten).

Maar goed, de Concertzender dus… Blijkt dat ze twee-derde van hun sponsorgeld gaan verliezen en dus serieus in de gevarenzone terecht komen. Hopelijk heeft het benefietconcert van 6 mei wat soelaas geboden. Ze zouden in de lucht moeten blijven vind ik.

Ik las in hun persbericht een zin waar ik wel om moest lachen: ‘in 1982 opgericht als tegenhanger van de ‘kwebbelzender’ die Radio 4 toen was (eh… toen???) Ik vind de Concertzender net zo goed een ‘kwebbelzender’ als Radio 4 en daar is trouwens op zichzelf ook nog niets op tegen ook…. Als je maar weet wanneer je wel en niet moet kwebbelen is er niets mee mis. Ruim 70 programmamakers doen (onbezoldigd!) hun werk voor de Concertzender. Bijna was ik eentje van hen geweest, maar het bastion van klassieke radio is onneembaar voor een Brabantse tongval en ik verdom het om mezelf te verloochenen. Daar heb ik me inmiddels bij neergelegd en ik kijk dus nu als het ware vanuit de coulissen naar wat er zich aan klassieke muziek op de radio afspeelt.

Ik zou dingen veranderen bij zowel Radio 4 als de Concertzender, maar ik ben maar ik en mijn mening is net zo goed of slecht als die van enig ander. Ik hoop dus oprecht dat de jongens en meisjes van de Concertzender blijven uitzenden en die van Radio 4 ook, dan kan ik lekker switchen… en een beetje mopperen op allebei…

Nog gauw effe over ‘onze’ Zuid-Nederlandse dirigent Jac van Steen: hij is eerste gast-dirigent geworden van het Ulster Orchestra. Vanaf september zal hij regelmatig op de bok staan in Belfast… Mooi toch?!

Ik zong ooit een Davide Penitente (Mozart) met hem in Winterthur. Lekker pragmatische no-nonsense dirigent met een dito gebaar.

In het filmpje een kort interview met Jac van Steen over Tsjaikovski’s 6de symfonie. Hij zegt goeie dingen over een orkest dat goed opera kan begeleiden en flexibel moet zijn met zangers. Woorden naar mijn hart. En hij is eerlijk over zijn twijfels over het dirigeren van deze prachtige symfonie. Wat mij overigens verder in het filmpje opviel was het grote gemak waarmee de pianist al die noten speelde… Prachtig!

Uitstapje

Aflevering 149 staat erop! Gauw luisteren, zie de grote icoon hiernaast!

Leuk bericht van de week: het Metropole-orkest mag spelen bij The Proms. Het eerste niet-Engelse orkest dat die eer gegund is, aldus hun website: op dinsdag 19 augustus begeleiden ze singer/songwriter Laura Mvula tijdens een van de Late Night Proms, speciaal voor orkestrale jazz, R&B, soul en pop.
Ik heb een boon voor het Metropole. Lekker wars van alle streken die grote orkesten normaal hebben, een gezond ego en alles, maar dan ook letterlijk alles kunnen spelen en begeleiden: van opera tot hiphop, van symfonie tot Jazz. Ik zit dus helemaal plaatsvervangend trots te kwispelen.

Drie levens geleden zong ik een keer in koorverband met het Metropole, ik meen ter gelegenheid van het World Press Photo Gala. We deden toen delen uit de Carmina Burana en ik geloof dat illusionist Hans Klok er ook een rol bij speelde. Veel rook en gedoe op het toneel en het orkest bleef stoïcijns doorspelen en nog samenhangend ook. Ik keek mijn ogen uit.

Toch die Laura Mvula eens googelen. Ze nam met het Metropole in de legendarische Abbey Road Studios (Beatles!) in London een nieuw album op.
Ze is geboren in Birmingham onder de naam Laura Douglas en begon met zingen door haar tante die haar bijzondere timbre hoorde en haar uitnodigde in de meidengroep Eternal te komen zingen.

In 2008 vormde ze een Jazz / Neo-soul groep genaamd Judyshouse. Laura schreef de teksten voor de groep.
Ze studeerde af aan het Conservatorium van Birmingham met een diploma in compositie. Hallo zeg: she means business!
Haar muziek wordt wel omschreven met de term ‘Gospeldelia’ een vondst!

Ik vond een clipje ‘Green Garden’, geen klassieke muziek, maar wel aanstekelijke! Goed verzorgd. Ze zong een cover op een nummer van Nina Simone in de film ‘Twelve years a slave’. De vergelijking met Nina Simone snap ik wel, dat slepende in de dictie en iets in het timbre, al is het minder zwaar… Haar stem is volgens klassieke muziek-maatstaven niet in te delen, het zou een contra-alt kunnen zijn. In de Jazz past-ie wel en kun je er alle kanten mee op. Let op: dat wordt (is eigenlijk al…) een hele grote.

In het filmpje een live performance tijdens het Cheltenham-festival ‘Father, father’. U mag zelf stoeien met de bedoelingen achter de tekst.
Dank aan het Metropole en dank aan Laura Mvula voor dit uitstapje naar de jazz en… allemaal kijken op 19 augustus als ze in The Royal Albert Hall staan.