Wilmink en Candide

Vlug, vlug lezen en gauw naar het filmpje, want nou heb ik me toch iets leuks gevonden!

En… er staat een nieuwe podcast klaar! Zie de grote icoon hiernaast.

Een recensie in De Volkskrant begint met de vraag ‘ Wie weet nog wie Willem Wilmink was?’ Nou, ik: een van Nederlands aardigste en beste woordkunstenaars ooit. En wat het leuke is: hij heeft Candide van Leonard Bernstein vertaald. Briljante opera, met sprankelende muziek, nu al even sprankelend vertaald door Wilmink. Wordt uitgevoerd ter gelegenheid van het Grachtenfestival in Amsterdam.

Ik ben er nooit een fan van geweest vertalingen te zingen. De Engelsen hebben lang Verdi-opera’s vertaald gezongen. In partituren kom je nog wel eens twee-talige versies tegen. Dat helpt voor het vertalen van het Italiaans in je hoofd, zodat je per woord weet wat je zingt, ik zal het niet ontkennen, maar verder is het vreselijk. Een taal is door een componist ‘ingebakken’ in zijn muziek, als je het gaat vertalen, gaat er veel verloren….

En ik heb u vast wel eens verteld hoe ik gruwde van de vertaling van de operette ‘ Gräfin Mariza’ (zo erg dat ik het verdom er hier ‘Gravin Mariza’ van te maken….).
“Als ik hoor zigeunerklanken, bij viool en bij cimbááháál…” in plaats van “Höre ich Zigeunergeigen, bei des Zymbals wildem Lauf”; wat zou u kiezen? Ik zong het allemaal één keer en daarna niet meer, nooit meer…..

Maar Wilmink: die kan vertalen, met behoud van grap en sprankel… ik geloof het meteen. Voeg er een (sobere) regie aan toe van Xander Straat en een mini-orkest dat alert de complexe muziek van Bernstein kan spelen en je hebt gegarandeerd succes…
Nog even over Candide:

Bernstein schreef de tragi-komische opera in 1956, een jaar vóór West Side Story. Wikipedia noemt Candide trouwens hardnekkig ‘operetta’, maar daar ben ik het niet mee eens… De tekst is gebaseerd op het gelijknamige boek van Voltaire, maar er is nogal wat gesleuteld aan die tekst, niet in de laatste plaats door de componist zelf. Bij de première was er niet meteen succes, maar sindsdien is de populariteit van de opera alleen maar gegroeid.

Candide zou ideaal materiaal zijn voor leerlingen van muziekscholen, maar dat waag ik te betwijfelen. Het is lastige en complexe muziek. De ritmes veranderen nogal eens en je moet oppassen voor platheid en trouw kunnen blijven aan de tempi van ‘Lennie’ en die zijn nogal eens grillig….

Ik kan u het plot vertellen, maar doe dat niet: het is bloederig en absurdistisch. Aan het einde komt het min of meer goed en beginnen Candide en Cunegonde een nieuw leven. Ze hebben dan wel zo ongeveer de hele wereld bereisd en zijn een aantal keren gestorven en weer tot leven gekomen. Of dat allemaal Voltaire’s bedoeling is geweest, is maar zeer de vraag, maar dat kunnen we hem (gelukkig maar…) niet meer vragen.

In het filmpje een werkelijk fenomenale vertolking van ‘Glitter and be gay’. Ik heb me een kriek gelachen, ook met Patty Lupone, die hier al eens eerder langskwam. Kristin Chenoweth zet een nauwelijks te evenaren Cunegonde neer. Dat zie ik een muziekschoolleerling nog niet doen, al zitten er misschien nog zo’n getalenteerde sopranen op die opleidingen. Smullen!!!

De Beer in Mozart

Wat een week. De pijn in mijn gebroken rechtervleugeltje werd minder en na een tweede foto bleek dat de botten de goede kant op staan en dat ik langzaam weer wat meer kan gaan doen… In de tussentijd gingen er almaar mensen dood: Robin Williams – van wie ik per scène die ik terug kijk op YouTube me meer realiseer hoe vreselijk ik hem ga missen – Frans Brüggen, Cristina Deutekom en Carlo Bergonzi. Bovendien staat de wereld andermaal in de hens. Het is verschrikkelijk.

Maar soms zie je nog dingen waar je blij van wordt. Ik genoot van zomergast Reinbert de Leeuw. Heerlijke avond muziek. Ik ben geen liefhebber van hedendaags klassiek, maar potdrie, met hem zou je het worden!

En soms lees je nog dingen waar je blij van wordt: jonge opera-regisseuse Lotte de Beer bijvoorbeeld die een versie van Mozart’s ‘Così van tutte’ aan het regisseren is voor de première van vandaag (15 augustus) in de Amsterdamse Stadsschouwburg.

Ik moest verschillende keren erg lachen toen ik het interview las. Zoals wanneer ze – terecht – opmerkt dat ze als ze het publiek beziet waarvoor ze haar producties maakt, ze zich een soort bejaarden-entertainer voelt… Hoe vervelend en onterecht ook: het is waar. Daar is echter niks mis mee, want ik heb het afgelopen jaar gemerkt dat veel ouderen er bijzonder frisse ideeën en levensstijlen op na houden en dat je ze heel veel voor kunt schotelen dat niet traditioneel is en dat je ze zeker niet moet onderschatten. Dat heeft De Beer ook in de gaten lijkt het wel… Inderdaad: bejaarden lepelen niet zonder meer een bordje vanillevla leeg: ze houden van de nodige variatie en van peper in hun gerechten. Je wordt niet zeventig-plus om je als een tandeloze oude man of vrouw te laten voeren met alleen traditie. Zo!

Wilt u even het verhaal achter ‘Così’ weten? Misschien geniet u dan nog meer in die Amsterdams Stadsschouwburg. Eigenlijk is het ook zo verteld: het gaat over liefdestrouw en/of de afwezigheid daarvan. Twee stellen beweren elkaar altijd trouw te zullen zijn. Als de twee mannen echter zogenaamd naar het leger moeten en voor langere tijd weg zullen zijn, blijken de achterblijvende dames helemaal niet zo trouw te zijn, of toch??? De mannen komen vermomd terug en maken hun beide gelieven het hof… Don Alfonso, die het hele gedoe in scène heeft gezet wordt de laatst lachende, of toch niet????
‘Cosí’ leent zich bij uitstek voor een moderne enscenering, zoals veel van Mozart’s opera’s.

In het filmpje een prachtige opname van het Glyndebourne festival uit 2006, waarin de achterblijvende dames hun gelieven het beste wensen voor hun reis naar den vreemde. Er valt veel te genieten op YouTube, zoals een prachtige versie door Jonas Kaufmann van de aria ‘Un’aura amorosa’, helemaal in het goud gekleed in een gouden decor… Het bekomt hem.

Cristina Deutekom

Allereerst: er staat weer een nieuwe podcast klaar. Zie de grote icoon hiernaast.

Foei, wat een uitglijer deze week, letterlijk dan he… Figuurlijk slip ik wel eens vaker, maar als je letterlijk onderuit gaat – nog niet eens omdat er iets geks gebeurt, maar gewoon omdat je je verstapt – en je rechterpols breekt, dan heb je lessen in nederigheid te ondergaan: je kunt plannen en regelen en vooruit denken (sorry Cesar Milan, het lukt me nog steeds erg slecht ‘to live in the now’); soms kantelt je leven van de ene seconde op de andere, soms ten goede en soms ten kwade…

Mijn natuur is te zeer op overleven gericht om me eronder te krijgen en dus kan ik u melden: je kunt douchen met één hand in een plastic zak, zelfs als dat de rechter is… je kunt eten met één hand, als je een echtgenoot hebt die voor je kookt en snijdt… je kunt slapen op je rug, met een kussen op je buik met daarop de in het gips verpakte rechtervleugel, de pijn is eronder te houden met ‘bedjes’ van paramollen en ibuprofennen en… je kunt typen met één middelvinger en de vijf vingers van je linkerhand. Bovendien krijg je knuffels en assistentie van je echtgenoot en collega, bloemen van je bazen, lieve woorden op facebook en elders, uit hoeken die je niet verwacht…

Er is dus geen enkele reden dat ik niet zou schrijven over de dood van Cristina Deutekom, die 7 augustus overleed. Ik ga geen levensloop schrijven, dat is al (goed en minder goed) uitgebreid gedaan in de dagen vóórdat dit stukkie op mijn website verschijnt. Ik ga u kort vertellen dat ze heel veel voor me betekend heeft, in mijn zingend leven. Van een paar momenten zal ze het geweten hebben: zoals toen ik faalde bij de auditie voor het concours dat haar naam droeg (en zal blijven dragen hoop ik…) omdat ik moest vaststellen geen auditie-bloed te hebben. Zoals toen ze in een Duitse Konditorei achter een enorm stuk gebak (lekker eten niet kunnen laten staan was een zwakte die we deelden) plechtig verklaarde, in dat prachtige plat-Amsterdams van haar “Opera is voor Jan en alleman” (ik weet bijna zeker dat u het haar het bijna kunt horen zeggen als u dit leest). Zoals toen we elkaar voor de laatste keer aan de telefoon hadden en zij zei “U (ja ze zei u) bent welkom in mijn stal, maar dan gaat u leven zoals ik dat dicteer… ik bepaal of u wel of niet optreedt en waar en ik bepaal uw leven, als u dat niet kunt moet u weigeren…” en ik haalde adem, wist dat dit de laatste kans op een carrière was en… weigerde.

Stien Deutekom was een rechttoe rechtaan soort sopraan, waarvan ik hoop dat ik het ook een beetje ben. Liever eerlijk dan tactisch en liever volks dan sophisticated. Ze kon schaterbekken als geen ander en had schijt aan spatjes. Ze was geneigd het vak eerder vanuit de ambachtelijke dan vanuit de theoretische kant te benaderen – dat hebben we ook gemeen – en ze werkte hard en zonder morren. Ik heb het grootste respect voor haar. Ik weet dat de laatste jaren heel, héél zwaar voor haar geweest zijn en daarom moeten we blij zijn voor haar dat ze rust heeft en niet verdrietig zijn, maar blij dat we haar gekend hebben. De dood is inderdaad een vriend, soms… heel soms…

Laten we kort even het filmpje bespreken dat ik oplaad. Zo’n Königin der Nacht zal waarschijnlijk nooit meer klinken. Allereerst die kroon, lieve hemel, het maakt de opname zowel tijdloos als benauwd, want ze heeft er last van… Had nou niemand dat ding wat lichter kunnen maken en beter kunnen ‘bevestigen’?

Hoort u ook, of ligt het aan mij, in het Duits een licht zweem van de Jordaan? Zíj en geen ander bepaalt het tempo hier, trouwens, ze is minieme onderdelen van een seconde vóór op het orkest.
Maar o wee als het de hoogte in gaat, dan komen we op haar terrein, daar is ze heer en meester en het lijkt haar niks te kosten, ik ken heel, heel weinig sopranen die zo makkelijk de hoogte beheersen….

Als de bij de tekst “Du, du, du…” aankomt lijkt ze bijna opgelucht: nou kan ze los: de coloratuur klinkt als een mechanisch instrument, niet te geloven… Ik kan haar altijd ergens uit halen, dat hele speciale blauwkristallen geluid pik ik uit duizenden… en iedere keer als ik het hoor, trilt er iets los in mijn hart en word ik blij…
Dank u wel mevrouw Cristina Deutekom. Rust zacht….

Addio a Carlo Bergonzi

Je kan bedenken wat je wil voor een stukkie over klassieke vocale muziek, als je ingehaald wordt door de dood van Carlo Bergonzi gaan de andere items maar op de plank: zo’n mooie tenor wordt niet vaak geboren, dus verdient hij aandacht. Als ik het eerder geweten had, was mijn onderwerp van vorige week al de plank op gegaan, maar ik kan mij erachter verschuilen: ik wist het niet.

Bergonzi is ook nog een bijzondere zanger: hij begon als bariton en eindigde als tenor.

Laten we maar bij het begin beginnen: Carlo Bergonzi werd geboren in Vidalenzo bij Parma op 13 juli 1924. Hij is dus net negentig geworden. Hij werd vooral bekend door zijn Verdi-rollen. Ergens schrijft iemand dat hij geen groot acteur was, maar ik vond dat nogal meevallen. Hij werd groot in een tijd dat men ook anders dacht over dat acteren bij opera. Kijk naar de oudere zangers in deze tijd (bijvoorbeeld Domingo, Carreras, Sutherland, Scotto): als ze lang gezongen hebben zie je dat ze in de beginjaren sommige rollen heel anders interpreteerden dan in de latere jaren. Regisseurs zijn er ook anders over gaan denken. Zoek voor de lol maar eens Placido Domingo op die met een interval van ongeveer dertig jaren Vesti la Giubba zong; twee filmpjes met een wereld ertussen, ongelooflijk.

Maar goed, dit stukkie zou over Bergonzi gaan. Werd hij dan niet om zijn acteertalent bewonderd, wel om zijn prachtige dictie, gladde legato, warme timbre en elegante frasering.

Hij begint zijn zangstudie al op zijn veertiende. In de Tweede Wereldoorlog is hij krijgsgevangene. Na de oorlog keert hij terug naar Italië en studeert hij aan het Boito Conservatorium in Parma.

In 1948 debuteert hij als bariton, maar trekt zich na korte tijd terug, om in 1951 als een soort tenor-fenix te herrijzen. Hij begint dan met een zware rol: die van Andrea Chénier in de gelijknamige opera. In datzelfde jaar zingt hij ter gelegenheid van de vijftigste sterfdag van Verdi de minder bekende tenorrollen uit I due Foscari, Giovanna d’Arco en Simone Boccanegra.

In 1953 staat hij in La Scala in Milaan en in Londen en maakt hij in Chicago in 1955 kennis met Amerika, om er eigenlijk nooit meer weg te gaan: hij wordt ster-zanger aan The Met in New York en zou in New York (maar dan in Carnegie Hall) ook afscheid nemen van zijn carrière. In 2000 zou hij er in een concertante uitvoering de rol van Otello nog een keer zingen. Dat lukte niet helemaal. Het verhaal gaat dat zijn stem geïrriteerd zou zijn geraakt door de airco in de kleedkamers en een vervanger heeft de opera uitgezongen. Of die daarna nog een stem over had (Otello is een tenoren-killer) heb ik niet kunnen vinden. Het had misschien nog best wél gekund daar in Carnegie Hall, want de opnames van de laatste echte repetitie laten een tijdloos mooi zingende Bergonzi horen, zo lees ik ergens.

Bergonzi was eigenlijk de man van de opnames: talloze heeft hij er gemaakt, vooral in de zestigerjaren van de vorige eeuw. Jammer dat ze toen nog niet zulke mogelijkheden vooropnamen hadden dan nu, maar toch: het staat er prachtig op en er zijn mensen die de drie grote tenoren (in een adem genoemd: Carreras, Pavarotti en Domingo) zó inruilen voor een opname met Bergonzi. Laat staan een vergelijking met zijn concurrenten in zijn eigen tijd: Corelli, Del Monaco en Di Stefano…

Na zijn pensionering was Bergonzi vaak te vinden in zijn hotel in Busseto (‘I due Foscari’), waar ook de Accademia Verdiana in huist. En hij begeleidde jong talent.

Ik zat ontzettend te dubben welk filmpje ik voor u op zou laden. Mijn stelregel dat het bewegend beeld moet zijn indachtig, viel er een hoop moois af… Er is een opname van ‘Una furtiva lagrima’ uit ‘L’Elisir d’Amore’ die best goed is, maar daar neemt hij de tempi wel heel vrij. Het is maar goed dat de begeleiding zo ‘droog’ is. Eén begeleider kan wel effe wachten tot de tenor zijn mooie noot minstens drie keer langer aanhoudt dan in de partituur staat, een heel orkest niet… En wat de regisseur bezielt heeft met dat secondenlange shot van een leeg toneel? We zullen het nooit weten. Ik heb eens op een (illegaal gemaakte) DVD gestaan met tijdens de hele aria alleen mijn hand in beeld ( en dan moet u maar van mij aannemen dat het míjn hand was….proest). Wat díe regisseur bezielde heb ik ook niet vast kunnen stellen.

Ik koos uiteindelijk toch maar voor de opname van ‘Quando le sere al placido’ uit Verdi’s Luisa Miller. De opname uit 1981 is zwaar overstuurd, maar er is ook een opname van dezelfde aria uit zijn afscheidconcert in 1996, dan vijftien jaar ouder; u kunt dan een beetje vergelijken en lees ook de commentaren eens die onder het beeld hangen…. Er zijn af en toe interessante discussies gaande daar. Ik kon alles verstaan, natuurlijk is Italiaans zijn moedertaal, maar toch: het is zo verzorgd en precies. En natuurlijk pakt hij uit. Dat deden ze toen en dat doen ze nu…
Kortom: met Carlo Bergonzi is een hele grote heengegaan…..