Rigoletto in een bloedheet Parijs

Wat was het warm in Parijs, wat zeg ik, warm? Het was bloedheet in Parijs! Ik kan me niet herinneren eerder in mijn leven zó ongelooflijk getranspireerd te hebben. Het was heerlijk er weer eens te zijn en andermaal heb ik kunnen constateren hoe elegant Parijs eigenlijk is, vergeleken bij andere grote Europese steden. We (we, dat zijn de gasten van Musico en ik) reden bij een stadsrondrit een flink stuk langs de Seine en de wat stugge buschauffeur ontdooide en wees mij op de plekken waar de Parijzenaars zélf gaan recreëren: op de oevers aan de overkant, nét weg van de meeste toeristen en aan de voet van het ene mooie gebouw na het andere. Aan het water met een flesje en een stokbroodje, wat wil je meer…

Wij kregen meer in de vorm van twee opera’s en een ballet. De opera’s horen bij het beste van wat ik toe nu toe gezien heb: Rigoletto en Yevgeni Onegin.
Laat ik maar bij Rigoletto beginnen, Onegin was zo goed dat ik daar een apart blogje aan wijd.
Soms schiet ik aan het begin van een opera vol. Ik ben dan zo blij dat ik iedereen weer in één stuk naar de plaats van bestemming heb gekregen en dat ikzelf mee mag; ik heb namelijk de leukste bijbaan ter wereld, al is die niet altijd makkelijk…

Dit keer kwamen de tranen pas na de laatste noot: de collectieve ontlading van emotie die door de Opera Bastille schalde aan het einde van Rigoletto dreef mij de tranen naar de ogen. En net toen ik ze weer een beetje weg-georganiseerd had kwamen ze weer, toen de zangersrol Rigoletto opkwam met de spelersrol Rigoletto en de twee mannen elkaar omhelsden.

De regisseur had geweldige vondsten, ze klopten allemaal, voelden als volstrekt organisch. In zijn versie is Rigoletto na de dood van zijn geliefde dochter Gilda aan lager wal geraakt. Hij (de spelersrol Rigoletto) sjouwt met nog één kartonnen doos aan bezittingen rond, aan het eind van zijn Latijn. Hij laat het publiek in de ouverture zien wat er nog in die doos zit: het bebloede jurkje van zijn dochter. Hij breekt vervolgens boven die kartonnen doos en dan begint het verhaal vanaf het begin: met de nar Rigoletto (de zangersrol), die fel en tamelijk hufterig de edelen van het hof van de hertog van Mantua te kakken zet en een soort dubbelleven leidt als liefhebbende vader van een dochter die hij tot in het absurde probeert af te schermen tegen de buitenwereld. Dat gaat natuurlijk helemaal fout en zijn Gilda eindigt in een juten zak in een bootje, doodgebloed, doordat ze – bewust – in de dolk van Sparafucile gelopen is. Ze wil met haar actie haar geliefde beschermen (de hertog van Mantua). Die is zich totaal onbewust van de ellende die hij in dat jonge meisjeshart veroorzaakt heeft en hoert en snoert er lustig verder op los.

Geweldige rollen: Željko Lučić (ik hoef me lekker niet meer druk te maken over hoe je dat uitspreekt; hij is een Serviër) als Rigoletto, Vittorio Grigolo, (geknipt voor de rol van Mantua – hij is een lekker menneke en dat weet-ie…) en snel rijzende ster Nadine Sierra in de rol van Gilda. Wat een avond.
In het filmpje een concertante opname van de beroemdste aria van Rigoletto: ‘Cortigiani, Vil Razza Dannata’, de aria waarin hij begint met dreigen en eindigt met smeken. Het is dan wel een concertante versie maar let op hoe Lučić de ‘Rigoletto-knop’ als het ware aanzet en hij doet dat zo goed dat je meteen met hem mee gaat. Heer en meester over het repertoire!

Napoli e Giorgio Germont

Er staat een nieuwe podcast op de website: zie de grote icoon hiernaast!

Wat een geweldige dagen hadden we in Napels! Geweldig weer, mooie voorstellingen, lekker eten, goed gezelschap. Echtgenoot en ik zwaaiden de gasten op 1 mei uit en toen hun vliegtuig eenmaal in de lucht was, gingen wij terug de stad in en daags erna dóór naar Zuid-Italië. We liepen er een geweldige wandeltocht van zes dagen langs de kust. Hilariteit toen er een appje binnen kwam van Vodaphone: ‘Welkom in Griekenland’ . De kust van Albanië konden we op wandeldag één zien, die van Griekenland lag toch echt wat verder weg, maar nou ook weer niet héél ver weg, zoals ik later thuis op mijn wereldbol zag. Het voelde als vakantie en dat was het ook, heerlijk!

In Napels waren we in het geweldige Teatro San Carlo (vindt u het ook mooier dan La Scala en durft u dat ook niet hardop te zeggen?) de eerste avond bij een concert door het orkest van het Teatro. Het weinig gehoorde pianoconcert van Martucci en de Boléro van Ravel vormden die avond de ijkpunten. Van het pianoconcert van Martucci begrijp ik nu dat het niet vaak gespeeld wordt: het was vooral luid en het eist een pianist met een ijzeren conditie en eigenlijk vier handen (er wordt wel heel veel in octaven gespeeld). Persoonlijk vond ik de toegiften van de pianist – die het verdient hier met naam genoemd te worden: Giuseppe Albanese – mooier en subtieler dan die hele Martucci; hier op Vocalies kan ik dat hardop zeggen.

De Boléro stal de harten, altijd een geheid succes, ook al speelde het orkest niet erg gelijk onder de wat weke slag van Maestro Boncompagni (de naam vertaal ik vrij met ‘Goedgezelschap’ en dat wás-ie). Ik ben maar effe praktisch: volgens mij moet je het orkest vooral strak houden tijdens zo’n sterk ritmisch stuk en dan speelt het bijna zichzelf, maar misschien ben ik naïef. Hulde voor de twee slagwerkers die het strakke ‘onderritme’ van de Boléro uiterst precies bleven slaan en daardoor het zaakje aan de touwen hielden. Ik krijg altijd rillingen van de laatste maten van de Boléro, welke geest verzint zulke snijdende, scheurende akkoorden… Ravel!

De tweede avond ‘ging’ mijn geliefde La Traviata. Die heb ik nu wel in zo’n 8 à 9 verschillende uitvoeringen gezien en meestal – als het geheel maar een béétje goed gedaan wordt – ben ik aan het eind in tranen. Nu ook, al was de uitvoering wel heel erg traditioneel. De regisseur wilde de psychologie achter de opera beter benadrukken en verplaatste het geheel naar het Parijs van 1910.

Een en ander kwam voor mij niet helemaal uit de verf. Het was een zeer, zeer traditioneel gezette uitvoering. Niks, maar dan ook niks op de regie aan te merken, maar ik merkte wel dat mijn smaak zich aan het ontwikkelen is: het mag best wat schuren af en toe en dit schuurde helemaal niet…

De zaal smulde: Violetta (Mariangela Sicilia) zong de sterren van de hemel (loei-zware rol trouwens!) en was daarbij ook nog eens een plaatje om naar te kijken. Alfredo was bepaald geen acteur, maar zong zeer verdienstelijk en als altijd had Giorgio Germont de meeste sympathie van het publiek: de ontwikkeling die hij doormaakt – van on-sociale hooibaal tot liefhebbende (schoon)vader (helaas wel pas als het te laat is) – is veruit de interessantste ontwikkeling van de opera.

De rol van Germont is een bariton-killer: hoog en zeer ge-emotioneerd. Ook deze Germont leed daaronder: twee keer moest hij octaveren omdat hij té vroeg té veel wilde van zijn stem. Ik leek de enige te zijn die het gehoord had en heb niemand de emotie van de avond afgenomen door hen erop te attenderen, ook de lieve, opera-onervaren Vlamingen die bij me in de loge zaten niet. Je moet blij zijn als je mensen binnen hengelt in het genre; waarom ze pedant op missers gaan attenderen als ze daar niets van gemerkt hebben.

Ergens in juni ben ik met echtgenoot en goed vriendin in Covent Garden en krijgt La Traviata weer een kans. Ik verheug me er nu al op.

Ik surfte wat op YouTube, kwam langs Dmitri Hvorostovsky – die de rol wel erg zwaar en bassig aanzet – langs Domingo – die ooit tenor was en daar bij deze rol plezier van heeft – maar koos uiteindelijk toch voor Thomas Hampson in zijn rol van Giorgio Germont. Hij is meester!

Deze opname is mooi close zodat u z’n geweldige dictie ook in zijn gezicht kunt zien. Hij heeft geen grote stem, Hampson, maar hij vult moeiteloos de zaal (Festspielhaus Salzburg!). Alleen met zo’n ijzeren techniek ‘haal’ je Germont (en als het nodig is meerdere dagen achter elkaar). Nooit de motor oversturen, zei bariton Meinard Kraak ooit. Wat had hij gelijk!
Let trouwens ook effe op het geweldige stille tegenspel dat Hampson van ‘mupke’ Villazon krijgt…