Het komt er weer aan hoor! Het IVC, oftewel het 52ste Internationaal Vocalisten Concours voor Opera en Oratorium. Van 7 tot en met 15 september in Den Bosch gaan de sluizen van de vocale stromen weer open.
Den Bosch verandert twee weken in een klankorgie. Van oudsher logeren veel kandidaten in en rond Den Bosch bij vrijwilligers. Dus als je door Den Bosch wandelt heb je niet alleen rond het theater kans dat je een toonladder of een aria-flard hoort, maar ook verder weg van het theater. Sommigen mensen stellen al jaren vrijwillig hun huis open en er zijn mooie vriendschappen opgebloeid. Kijk maar eens op de website van het IVC, daar vind u allerlei informatie. Voor veel zangers is het IVC de start geweest van een interessante carrière in binnen- en buitenland.
Ook dit jaar is er weer een internationale jury en worden er masterclasses gegeven, zelf tot in het concertgebouw in Amsterdam (dat ze in de randstad maar mooi jaloers op ons zijn (of worden) om zo’n mooi concours in Brabant!).
En niet alleen zangers in de jury, ook mensen ‘van achter de schermen’ (in de breedste zin van het woord). Handig om die in de buurt te hebben. Het verwerven van een zangcarrière wordt immers niet alleen bepaald door het hebben van een stem, maar ook door de juiste mensen tegenkomen, op het juiste moment kunnen pieken, weten hoe om te gaan met de druk en je kunnen presenteren. Een deel van die laatste zaken wordt al min of meer ondervangen door de niet-zangers in de jury, die hebben een neus voor wat er in de mode is op dit moment en op wat voor stemtypes de impresario’s van deze tijd zitten te wachten.
Pfoe, soms ben ik blij dat ik dat allemaal niet (meer) hoef… en gewoon thuis tweestemmig met de stofzuiger kan zingen, puur voor de lol!
Dus als u net terug bent van vakantie: ga naar Den Bosch en smullen maar!
Op YouTube is er van het vorige concours, het 51ste, van allerlei leuks te vinden, compleet met een integrale opname van de finale-avond.
Ik laad hier het introductiefilmpje op van vorig jaar. In 8 minuut 50 krijgt u een aardige indruk van wat het is om een carrière te moeten (mogen?) starten en hoe allesomvattend en -overheersend zoiets kan zijn.
Ik mopper wel eens dat er te weinig aandacht is voor klassieke muziek in de kranten en op social media. De laatste tijd heb ik niks te klagen. Het donderde en bliksemde even rond Lotte de Beer’s enscenering van Mozart’s ‘Die Zauberflöte’, maar ik heb de indruk dat die polemiek als een nachtkaarsje is uitgegaan…
Er stond een flink stuk in ‘ons eigen’ Eindhovens Dagblad over nieuw aanstormend talent Laetitia Gerards – al groef het niet erg diep – en in De Volkskrant over hoe het is om te zingen het koor van de Nationale opera.
Op facebook ook lekker veel muziek; daar zit ik welbewust in mijn eigen bubble… ik gebruik facebook namelijk als ‘feestboek’; hard ander nieuws haal ik bij bronnen die daartoe toegerust zijn en op facebook geniet ik van alles wat collega’s in de klassieke muziek voor elkaar boksen en posten. Ik vind het prima zo.
En als je echt helemaal niks anders meer te doen hebt is daar nog altijd YouTube. Ik kook wel eens (niet vaak, manlief doet dat meestal en overheerlijk…) en heb dan enige minuten over tussen het moment dat het eten klaar is en de sleutel in het voordeurslot wordt omgedraaid en ik onverwijld op moet dienen… ik hou van goeie timing… Op zulke momenten zit ik te surfen op YouTube. Soms op zoek naar nieuwe dingen, soms mezelf trakterend op dingen waarvan ik al weet dat ze leuk zijn.
Vaak kwam ik uit bij Patty Lupone. Leek een soort van musicalster, maar met die term doe ik haar zwaar tekort, zo bleek toen ik wat verder zocht, nondepatatten wat een strot van beton! Die kan alles zingen en ze stoeit met alle stemtechniek die beschikbaar is: het zaakje over laten slaan, van borst naar top-register in twee noten, mét lucht (‘gevoileerd’ zeggen wij zangpedagogen dan sjiek), zónder lucht en messcherp. Ze is door en door Amerikaans, maar kan alle accenten imiteren, ze danst alsof ze nooit anders gedaan heeft .
Ik zocht even haar CV op:
Ze is geboren in 1949 en heeft aan de Juilliard School. Ze debuteerde in 1972 al in het theaterstuk ‘The School for Scandal’ en was vanaf dan niet meer van toneel te slaan.
Ze kreeg een Tony voor de hoofdrol in ‘Evita’ en later nog eentje voor haar rol in de musical Gypsy. Ik kende haar van het gala waarin de tachtigste verjaardag van Stephen Sondheim gevierd werd.
Haar rol als zangeres wordt in de biografieën die ik las wat onderbelicht. Het is een zangeres als een dragonder, munne hemel, wat kan die zingen!
Ik zoek naar een nummer waar dat te horen is en kan maar niet kiezen. Uiteindelijk toch maar het nummer ‘Have a little Priest’ uit Sweeney Todd, ook van componist Sondheim. Niet een makkelijke componist om te zingen, veel tempo-wisselingen, toonsoort-wisselingen, groot qua omvang en hij houdt weinig rekening met de grenzen en eigenschappen van de menselijke stem. Ik probeerde een stukkie na te zingen en kreeg het maar niet zuiver. Lupone werpt een blik in de camera, zet de knop om en gaat als het theaterbeest dat ze is voor het beste resultaat en geeft de twee mannen die de rol van Sweeney Todd dubbelen, vol waar voor hun geld!
Er zijn ook hele leuke opnamen van haar en Kristin Chenoweth in Bernstein (verschrikkelijk lastig te zingen) musical ‘Candide’, maar ja een mens moet kiezen, dus die gaat u lekker zelf surfen!
Weet u wat het voordeel is van ouder worden…??? Dat je meer verleden hebt! En dat dat verleden soms in een gesprek ineens om de hoek komt kijken, soms om naar te spoken, maar soms ook om achteraf nog lang te glimlachen en dingen in een ander perspectief te zien. Na meer dan twintig jaar doet het deksel dat je toen op je neus kreeg geen pijn meer en een compliment blijkt langer te blijven hangen.
Ik zat deze week in mijn hoedanigheid als (soort van) secretaresse met beleidsambtenaren aan tafel. De sfeer was licht melancholiek: de werkgroep die om mij heen zat genoot van een laatste diner samen: ze is namelijk opgeheven, anders ingedeeld, niet meer in deze samenstelling bezig, de focus is verlegd, de speerpunten veranderd, ze is niet meer geborgd (ieieieiek, die term zou verboden moeten worden…). Kortom met alle ambtelijke termen op een stokkie en het stokkie in het vuur: het is afgelopen met deze club. Ze zullen elkaar in andere samenstellingen nog wel tegenkomen en samenwerken, maar zoals we hier aan tafel zaten zal dat niet meer gebeuren…
Mijn buurvrouw bij het diner was ook een oud-collega: ergens in 1997 werkten we samen voor dezelfde gemeente. Ik als eind dertiger die een professionele carrière in rook had zien opgaan en dus weer ‘gewoon’ aan het werk was gegaan en zij als beginnend jurist, een stuk jonger nog, aan het begin van haar loopbaan… We hadden het over ‘ken je die-en-die nog?’ en ‘wat is er toch van die-en-die geworden?’ toen ze me aankeek over de rundercarpaccio en zei: ik weet nog dat we als collega’s mee geweest zijn naar een concert dat jij in het gemeentelijk cultureel centrum gaf, met een paar jongere zangcollega’s, sjonge, wat was ik onder de indruk, zoiets had ik nog nooit gezien of gehoord… zo’n stem… als ik op TV opera zag zapte ik altijd door, maar dit was verpletterend…
Ik kan u nauwelijks uitleggen wat een plezier haar compliment mij deed. Ter plaatse kon ik het concert nauwelijks nog terughalen, maar later op de avond, thuis op de bank, kwamen de flarden terug en zat ik nog met een glimlach, niet van mijn gezicht af te béitelen. Ja, het was een mooi concert geweest…
Ik pak mijn plakboeken zelden van de boekenplank, eigenlijk bijna nooit. Dat bleek ook uit de spinnenwebben die ik lostrok toen ik het juiste boek probeerde te grijpen; in drie jaar hebben die beesten flink hun best gedaan… Wanneer zou het nou toch geweest zijn, dat concert?
Het bleek december 1997 geweest. Meer dan twintig jaar geleden, de foto’s hielpen, bijna alles van die middag kwam terug. Ook de minder leuke dingen: de sfeer binnen het adhoc opgerichte gezelschap was in de kleedkamers al niet goed geweest en de recensie, die – laat ik het tactisch proberen weer te geven – voor mij ietskes beter uitpakte dan voor de heren tenoren, kwam als een boemerang terug: ik zou de recensent gekend en beïnvloed hebben, er vielen harde woorden, het clubke klapte uiteen. Ik leerde toen weer een harde les: het vak is ook binnen de amateurkringen keihard en niet altijd rechtvaardig – ik heb namelijk een verdomd goed concert gezongen, toen – en een staande ovatie krijgen heeft ook een keerzijde.
Het duurde tot in 2011 voor ik definitief besloot dat al die negatieve zaken de positieve teveel overschaduwden, dat mijn faalangst me nog eens zou vernietigen als ik niet uitkeek en dus: te stoppen met actief solo-zingen. Het is een strijd geweest, maar zo’n ‘postuum’ compliment na meer dan 20 jaar is een geweldige pleister op de wonde… die inmiddels trouwens goed genezen is!
De recensent had het over een ovationele reactie op mijn ‘Pace, pace, mio dio’ uit Verdi’s ‘La forza del destino’ en die doe ik mezelf dus hieronder effe cadeau… Ik zal u lichtjes beschrijven wat er door je heen gaat als je zo’n aria zingt, dan is het niet voor niks dat na meer dan twintig jaar het spiergevoel nog precies terugkomt, ’s avonds op de bank.
Er zijn op YouTube talloze prachtige versies te vinden. Ik koos deze, omdat James Levine (‘Jimmy’ voor intimi) dirigeert en ik moest glimlachen hoe hij met een ‘opslag’ meteen het tempo haarfijn voor het orkest vastlegt. Hoezo, 4 tellen vooraf?
Bij het chromatische loopje naar beneden aan het begin leer ik nu nog dat het geen ruk uitmaakt in welk tempo je de noten als sopraan doet, als je maar zuiver uitkomt en ongeveer gelijk met het orkest… sopranen vrijheid…
En die prachtige lange Verdi-lijnen, die volkomen organisch komen, als je een Verdi-zangeres met een fatsoenlijke ademtechniek bent. Gek genoeg lukte het me bij Mozart nooit om zo’n lijn zonder bij-ademen te zingen en bij Verdi altijd…
Die mooie pianissimo-noot halverwege? Goed afzetten op je middenrif, hem dan los laten zweven ergens achter je neus en hem als een parachuterende boompieper laten landen vóór je op het toneel…
En na het tussenspel op tijd inzetten als er geen Jimmy is om het je aan te geven? Gewoon banaal tellen: dat is één… dat is twéé, dat is drie…. Als je bij tien bent komt de tekst: ‘Misero pane…’ tel maar na! Ik had destijds trouwens een geweldige pianist (wél vriend gebleven!), die subtiel wachtte tot ik tot tien geteld had… de meeste sopranen kunnen immers maar tot vier tellen (grapje, dames, grapje!)
En haal vooral adem vóór de laatste ‘Maledizion!’, die hoge bes staat volgens mij maar als kwartnoot genoteerd, maar ach, als-ie erop zit voor veel en veel langer: doen!