Jonas en het meisje uit het Wilde Westen

Morgen, 17 oktober 2018 is het een belangrijke dag. Tenor Jonas Kaufmann keert na een afwezigheid van vier jaar terug naar The Met. Maak u niet druk: u haalt het toch niet meer om erbij te zijn. In één dag naar New York lukt niet, waarschijnlijk zijn er toch geen kaartjes meer en áls ze er al waren, zijn ze niet te betalen.

U zult het moeten hebben van de pers rondom deze productie van Puccini’s ‘La fanciulla del West’. En van dit stukkie natuurlijk… grapje…

En: van de film in Pathé op 27 oktober!!!!

Ik las het (zeer Amerikaanse) artikel van Joshua Barone over zijn terugkeer naar de Amerikaanse opera-tempel. Het gaat (weer) goed met Kaufmann; het waren geen makkelijke jaren de jaren sinds 2014. Scheiding en stemproblemen. Maar sinds begin 2018 heeft hij geen enkel optreden afgezegd, zo beweert hij. Is niet helemaal waar, want juist bij The Met zei hij wel degelijk twee optredens af. Van eentje ervan – als ik me goed herinner – was ook een Musicogroep het slachtoffer. Maar ja, hij was echt ziek en wat moet je dan als het instrument waar je mee werkt weigert en als die twee hele kleine stembandjes zeggen: “joh, nu effe lekker niet….”

Mankeer maar eens iets, als gewone sterveling. U en ik weten dat het eerste dat het begeeft je stem is, die ligt het dichtste bij de ziel en dat hoor je onherroepelijk, ook bij grote profs als Kaufmann.
Hoe dan ook, morgen zal hij weer schitteren. Een van zijn sopranen-collega’s omschrijft zijn talent, zijn ‘Gewisse Etwas’, als volgt: “Als-ie binnenkomt in de kleedkamers is-ie Jonas. Als-ie op toneel verschijnt is hij Jonas Kaufmann en is het alsof hij een schakelaar aanzet waardoor hij van binnen uit lijkt te stralen. Het is magisch en het lijkt uit iedere porie van zijn lichaam te komen…”
Tel daarbij het feit op dat het ‘gewoon’ een verdomd knappe, sexy vent is en je hebt alle ingrediënten voor ‘stardom’ in handen. Dat ‘stardom’ ook een prijs heeft, weten we allemaal.

Wilt u nog gauw effe de plot van La fanciulla?
Het verhaal speelt zich af in de Sierra Madre Mountains van Californië, tijdens het hoogtepunt van de Californische goldrush.
De opera begint in een saloon, gevuld met ruige, maar goedhartige goudzoekers. Onder hen Ramerrez, een gezochte crimineel. Minnie is zo’n beetje de ‘moeder’ van de goudzoekers en uiteraard zijn sommigen van hen verliefd op haar. Bijvoorbeeld Rance, de sheriff. Maar Minnie heeft geen interesse in Rance.
De bendeleden van Ramerrez staan buiten te wachten en de bedoeling is om de saloon te beroven. Dat gaat niet door omdat Ramerrez hopeloos verliefd wordt op Minnie en de liefde is wederzijds.
Rance arriveert met een aantal kompanen. Ze hebben het spoor van Ramerrez gevolgd tot Minnies blokhut. Minnie’s liefde voor Ramerrez blijkt sterk: ze neemt hem in bescherming. Ze helpt hem zich schuil te houden en pokert met Rance om zijn vrijlating. Ze wint het spel omdat ze vals speelt.
Uiteindelijk wordt Ramerrez toch gevangen genomen. Hij wordt – met de strop om z’n nek – op het laatste nippertje gered door Minnie. De opera eindigt met Minnie en Ramerrez die, met de zegen van alle goudzoekers, op weg gaan naar een nieuwe en betere toekomst.

Mooie gelegenheid om een fijn YouTube-filmpje op te laden waarin Jonas ‘Ch’ella mì creda libero’ zingt, de mooie tenor-aria uit La Fanciulla. Het einde is wat abrupt, maar ik koos toch deze versie. Wat een heerlijke aria, met een ‘echte Puccini-handtekening’, ik hoor er Tosca in, en Turandot. En dan te bedenken dat er tijden waren dat ik Puccini en Verdi niet uit elkaar kon houden (da’s lang geleden hoor…).

Montserrat Caballé

Wist u dat er in Italië vogeltjes zijn die een deeltje uit de ouverture tot Rossini’s Wilhelm Tell kunnen fluiten? Het is volstrekt retorische vraag hoor, zelfs van de ornithologen onder u verwacht ik geen samenhangend antwoord… Maar ze zijn er, ik heb ze gehoord en liep erom te grinniken, tenminste als ik daartoe adem óver had, want het waren pittige tochtjes die we maakten de afgelopen week in ons geliefde Italië, meer bepaald op de grens tussen Umbrië en Lazio. Prachtige natuur, lieve Italianen, heerlijk eten, het enige dat iets beter had kunnen zijn was het weer in het begin van de vakantie: we moesten de twee zwaarste tochten ook meteen in het zwaarste regenweer lopen. Daarna was het ‘nothing but blue skies’ tot en met Rome, cittá eterna, de eeuwige stad.

Aan het begin van onze vakantie las ik dat Montserrat Caballé is overleden. Daar moet je wat van vinden als je website Vocalies heet, maar door onze tochtjes in Italië kan ik er nu pas wat over schrijven. Vijfentachtig is ze geworden, Caballé, toch nog een respectabele leeftijd als je haar jarenlange overgewicht en (de daaruit voortvloeiende?) gezondheidsklachten in acht neemt.

Alle grote dagbladen roemen haar ragfijne pianissimo en haar humor en professionaliteit. Ik beken het u eerlijk: als ik tijdens mijn zingend leven snel een aria wilde instuderen en te lui was – jawel… – om het noot voor noot achter de piano zélf te doen en ik kon een opname te pakken krijgen met Caballé, dan zat ik goed: ze zong wat er stond, spatzuiver, en haar tekstinterpretatie was fenomenaal. Niks geen slordigheidjes… Ik kan me een moment herinneren dat mijn hoofdvakdocent aan het conservatorium tijdens een foute noot in een aria droogjes vroeg: “met wie heb je dit stuk ingestudeerd?”; het antwoord was dan nooit: “met Caballé” want die zong geen foute noten.

Ik ga u niet verklappen wie de slordige sopraan wél was, de halve zingende wereld valt dan over me heen…

Hoe dan ook, Caballé was geweldig. Ze was een van de laatste ‘echte’ operadiva’s – streken waren haar niet vreemd – en ze was een vakvrouw!

Ik zoek op YouTube en kom ook wanvertoningen tegen, zeer tot mijn schrik; op het laatst ging het echt niet meer, wie beschermt zo iemand tegen zichzelf? Maar het mooie overheerst, ik kies uiteindelijk voor een opname van haar met dirigent Claudio Abbado (ook al weer een hele tijd dood, zucht…) van een deel uit Verdi’s Requiem. Omdat het zo lekker uit het praktische zangersleven gegrepen is en zo lekker menselijk, maar ook omdat het fragment eindigt met een geweldig stukje Requiem. Luister naar hoe ze van de hoogste hoogte moeiteloos (en technisch verantwoord!) in het laagste borstregister zakt. Mamma mia, wat een vakvrouw!

Charles Aznavour

Er is een heleboel over geschreven worden en er zal ook nog wel een en ander volgen… over de dood van Charles Aznavour, gisteren 1 oktober 2018. Ik pretendeer ook niet iets nieuws te beweren, ik heb gewoon behoefte erover te schrijven. Om te helpen het verlies te verwerken, za’k maar zeggen. Want als verlies ervaar ik het, hoewel ik het natuurlijk mijlenver had kunnen zien aankomen: 94 is niet een leeftijd waarop je in een overlijdensadvertentie schrijft ’onverwacht overleden’.

Op de een of andere manier kwam het toch onverwacht… ik ga er soms vanuit dat sommige mensen er altijd zullen zijn. Mijn hele zingende leven was Aznavour er (dat deel ik met Mathijs van Nieuwkerk, ook een verstokte-fan-van-het-eerste-uur). Dit jaar 2018 leer ik deze harde les: de aanwezigheid van je geliefden is niet vanzelfsprekend. Ze kunnen je ontvallen, het kan zijn dat je ze af moet geven, aan de dood en soms ook aan het leven. Ik dacht lang dat het makkelijker was ze aan de dood af te geven (want onherroepelijk en niet jouw schuld) dan aan het leven (soms frustrerend omdat je elkaar onrecht hebt aangedaan), maar ook dat is voor mij niet waar.
Ik neem afscheid van de kleine grote man met een korte anekdote en het filmpje van een van zijn mooiste hits (en een van de beste uitvoeringen daarvan, uit 2009; hij was toen bijna 85) ‘Emmenez-moi’ .

Ik was in het voorjaar van 2009 met mijn echtgenoot in New York. Een bijzonder gul cadeau: ik werd dat jaar vijftig en in het diepste geheim had echtgenoot een reis naar New York gepland. We liepen voorbij het New York City Center op 55th Street, twee straten verwijderd van ons hotel. Ik zag de poster met de aankondiging van de vier concerten die Aznavour er zou geven: ‘Only 4 concerts’ stond erop. Dat ontlokte de echtgenoot de sombere veronderstelling dat er wel geen kaarten meer zouden zijn. Maar er zo dichtbij zijn en dan niet gaan informeren zou natuurlijk dom zijn en ik liep het NCC binnen. De mevrouw aan het loket reageerde nuchter: “Where do you wanna sit, love?”

Het werd een geweldige avond: eerst aten we in de buurt, en raakten er aan de praat met Amerikanen die ook naar het concert zouden gaan en een recensie in hun zak hadden die ik mocht lezen, zodat ik mooi ‘opgewarmd’ werd voor het concert.

Aan het begin van het concert kwam Aznavour op, keek op zijn gemak de zaal in en deelde het publiek lekker nuchter mee, met dat heerlijke ‘harde’ Franse accent in zijn Engels: “We will do the whole routine in French”. Hij ging vervolgens ruim 2 uur aan één stuk door met zijn beste werken. Ik zat voorover op het puntje van mijn stoel om maar niks te missen en voelde mijn rug niet eens. Aan het einde was ik in tranen: ik besefte donders goed dat ik een once-in-a-lifetime-ervaring had meegemaakt en dat ik met mijn faalangstige manier van in mijn bescheiden zangcarrière staan hier een grote les had geleerd: hoezo mauwen dat je nerveus bent? Als deze man op zijn vijfentachtigste nog zo’n prestatie neerzet en er bescheiden over blijft, wat zeur je dan, Vocalies?

Affijn, the rest is geschiedenis. Ik zal hem nooit vergeten en schrijf hier nog een keer vol eerbied zijn naam: Charles Aznavour