En dan is er de top-avond van het jaar. Nu al voor de derde keer: operafilm met vrienden! Ik zoek een leuke productie in het programma van The MET of Royal Opera House Covent Garden en als ik iets moois vind kijk ik of ik een kaartje of 20 kan scoren. Daar moet je op tijd bij zijn, want ook dit keer waren de kaartjes snel uitverkocht: al in september vorig jaar had ik de laatste plaatsen op twee rijen. Er waren ná mijn actie alleen nog losse plaatsen hier en daar.
Dit keer hadden we een leuke te pakken: Porgy and Bess. Van te voren heerlijk eten in mijn favoriete Italiaanse restaurant. Ik word er bijzonder gelukkig van als ik aan tafel zit en naar links, rechts en naar voren kijk en dan allemaal leuke mensen zie, mensen met wie ‘I can agree to disagree’, met wie het prettig degens kruisen is, met wie ik vreselijk plezier kan hebben en die niet schrikken als ik een keer fel uit de hoek kom, of doorzaag over een onderwerp (als ik doorzaag komt het onderwerp meestal uit de klassieke hoek, maar ik kan ook behoorlijk vasthoudend over andere dingen jengelen…)
Het was een prachtige voorstelling in The Met, mocht u de recensie nog willen lezen… klik hier.
Met deze fenomenale Porgy and Bess sluit ik deze serie af. Het was me een eer en genoegen (en het was ook best veel werk…), ik kom hierdoor hopelijk weer in een soort schrijfritme. Ik meld me nog, want er staat weer allerlei moois te trappelen in ‘de coulissen’.
Het noemen van de naam Gijs Scholten van Aschat is het bruggetje naar mijn volgend stokpaardje… de man praat namelijk zo mooi en er is tegenwoordig (ik begin een oude mopperaarster te worden geloof ik…) zoveel lelijks aan spraak op tv. Ik laaf mij aan Gijs, aan Pierre Bokma, aan Jo de Meyere, met zijn mooie Vlaamse tongval, aan Bennie Jolink, met zijn mooie o’s en, aan Clairy Polak, Hanneke Groenteman, aan de mevrouw die de reclames van Zeeman inspreekt (unbekannterweise…), aan Herman van Zand en aan nog veel meer mensen, ook in andere talen dan het Nederlands en ik kan me blauw ergeren aan… Ach, ik ga geen namen noemen, te makkelijk scoren… en ik vind het ook niet erg professioneel, Maar ik erger mij aan de dikke l-en, veel te scherpe g’s, de afwezigheid van een fatsoenlijke r, geen onderscheid tussen f-en en v-en, s-en en zetten (woordgrapje!), lettergrepen inslikken, soms hele woorden… aan hárde stemmen zonder diepgang, aan foute terugverwijswoorden (een zelf bedachte term): ‘het meisje die…’ en… Pfoe het is nogal wat, maar nu het deksel van de put is, pak ik maar effe door, dan hebben we dat ook gehad en kan ik dit stokpaardje misschien eindelijk eens op stal zetten – ik erger me vooral aan het aanmatigende gedrag van al deze wandelende spraakafwijkingen…
Zonder uitzondering moet ik me verantwoorden voor mijn zuidelijke tongval, die een tongval is en geen accent en geen spraakafwijking en kan het gespuis dat onze taal verkracht, maar uit de randstad komt, ongestoord zijn gang gaan, tmoesniemagge…
En begrijp me goed: ik kan vreselijk lachen om ‘’t Schaap met de 5 pooten’, om het plat Utrechts van Tineke Schouten en om De Jantjes en om in vet Limburgs uitgesproken Carnavals-tonpraters-stukkies, maar doe niet net alsof dat de maat der dingen is… Ik kan hen imiteren, zij mij niet, want dan komt er een raar verbasterd soort Limburgs accent uit, dat niemand recht doet, ook de Limburgers niet.
Mijn twee stokpaardjes hangen samen: het zal allemaal wel te maken hebben met ‘das gewisse Etwas’ in een stem. Waarom krijg ik de griezels van Pavarotti en denk ik bij José Carreras altijd dat hij het tegen mij heeft? Waarom tikken Jonas Kaufmann en Dmitri Hvorostovski mij altijd ergens in mijn ziel aan en blijft een bijna perfect zanger als Dietrich Fischer Dieskau hangen in mijn hoofd? Waarom ga ik bij het horen van Maria Callas op zoek naar schoenen om mee te gooien en vinden anderen dat haar klank nooit ge-evenaard is? Waarom werden sommige dirigenten ibbel van mijn klankkleur en vonden anderen mijn timbre geweldig? Niet uit te leggen en da’s maar goed ook, dan blijft er genoeg over om je over te verwonderen…
‘We benne op de wereld om mekaar te helpen niewaar’
Weer op de bank met eerder genoemd haakwerkje kom ik langs podium Witteman gezapt. Ik zie het niet altijd, maar als ik erlangs kom blijf ik altijd even hangen. Er is iets in mij dat haakt in het programma, ik kan niet duiden wat. Laten we het er maar op houden dat het de kift is dat Paul Witteman het presenteert en niet ik…
Hoe dan ook: ik hoor Gijs Scholten van Aschat – voor mij een van de grootste acteurs die we in deze tijd hebben, vertellen hoe hij ooit worstelde met zijn zenuwen – ik ben in goed gezelschap – en hij legt voor mij de vinger precies op de zere plek waar het Bach betreft, alleen: waar ik ibbel word van Bach (en dan zeg ik het netjes, het woord ‘ibbel’ is het understatement van de week…) wordt hij nou juist kalm en sereen rustig. Hij vindt troost en rust in melodieën die door elkaar gaan lopen, mijn geest wordt er bij het maniakale af ónrustig en agressief van.
Tijdens mijn hele klassieke leven heeft Bach altijd voor gemengde gevoelens gezorgd. Ik bewonder hem, maar kan niet met hem mee, dat vat mijn mening over hem eigenlijk het beste samen … Voor sommige van mijn vrienden is Bach het alfa en omega, zonder Bach geen Verdi, za’k maar zeggen en dat is misschien wel zo… Gijs heeft natuurlijk gelijk…
Het enige dat ik van Bach kan luisteren zonder met schoenen te gaan gooien zijn zijn late vioolconcerten, BWV 1041, 1042 en 1043. Die wijzen vooruit naar wat er ná Bach allemaal aan briljants kwam.
Er zitten in het leven van alledag, ook als je niet meer alleen maar met klassieke muziek bezig bent, genoeg aanknopingspunten naar muziek.
Een paar voorbeelden?
Wel eens boodschappen gedaan bij de Appie? En afgerekend bij de zelf-scan-kassa? Ooit iets opgevallen daar? Mij wel en het duurde een hele tijd voordat ik snapte wat er aan de hand was. Als je je artikel voor de scan houdt klinkt er een toon. Als je op ‘betalen’ drukt komt er een heel arsenaal handelingen aan te pas, vóórdat je de winkel uit mag… steeds klinkt er een signaaltje dat je naar de volgende stap moet. Ja, ja…. Bent u er al? Er klinkt nl bij de voorlaatste stap een septime-akkoord. Zo’n akkoord waarbij je denkt dat er nog iets moet komen, dat het niet áf is. En dat klopt, want als je op de toetsen: ‘korte bon’ of ‘volledige bon’ tikt komt er: een vol majeur-akkoord! U bent klaar!
Op mijn weg naar het werk zit er van ongeveer februari tot en met eind oktober heel vaak een merel klaar op de dakgoot van het schooltje waar ik langsloop. Het lijkt er wel eens op dat hij wacht tot hij mijn voetstappen hoort en dan klaar gaat zitten. Ik denk dat het steeds dezelfde merel is, maar dat hoeft natuurlijk niet zo te zijn…. maar, deze merel kan drieklanken fluiten, ze kloppen soms precies met de majeur-drieklanken in de klassieke muziek. Alle andere mensen die langslopen of fietsen lijken het niet te horen… wat mis je toch veel als je je niet bewust bent van je omgeving. En: dank beste meneer merel, ik hoop dat u een lang leven beschoren bent!
Onze printer heeft een eigenwijs ritme, vooral als je nogal veel moet printen en er een nietje door het document moet. Met een beetje fantasie is er dan een zes-achtste maat te ontdekken en die is weer zodanig te verdelen dat er een verdeling in tweeën en een verdeling in drieën in zit. Juist: ‘America’ uit Westside Story: 1-2-3, 1-2-3 – 1-2, 1-2, 1-2.
Op de middelbare school zei onze docent muziek een beetje smalend (verder was het een schat hoor) tegen ons klasje: “Dat lukt jullie nooit: een driekwartsmaat één keer in tweeën delen en één keer in drieën…”. Dat was onze eer te na: de volgende les wachtten we hem op en begonnen we het ritme te tikken. Zijn grijns van oor tot oor was voldoende beloning.
Ik hoef alleen maar een even aangehouden lage bes op de piano te horen om in gedachten de eerste toon van ‘Vissi d’Arte’ te horen en de melodie de hele dag in mijn hoofd te hebben. Met deze aria heb ik denk ik de sterkste band ooit. Hetzelfde geldt voor de f-2 waar ‘Pace, pace, mio dio’ mee begint uit ‘La forza del destino’. De eerste Verdi-aria uit mijn zingend leven…
En die gekke, gekke wals-die-geen-wals-is uit het tweede deel van de Zesde van Tsjaikovski, de Pathétique: je kunt er wel op walsen, maar omdat er eigenlijk twee walsjes over elkaar gelegd zijn (briljant Pjotr!) heeft de wals geen driekwarts- maar een vijfkwarts-maat.
En ook hierboven staan genoeg titels in om weer even op te zoeken en dubbel te genieten…
Tweede deel uit Symfonie Pathétique van Pjotr Iljitsch Tsjaikovksi
Ik zit op de bank na een dag werken en met een haakwerkje op schoot. Een paar avonden in de week mijn favoriete stek. Ik ben ook nogal eens ’s avonds op pad en ingewikkelde dingen aan het doen en voor iemand met mijn drukke, springerige geest is het nodig regelmatig op de bank te zitten met een handwerkje… tenminste, zo heb ik dat zelf verordonneerd.
Met de afstandsbediening in de hand zit ik te bedenken waar ik nu eens zin in heb en zie ik op Netflix (ook daarmee oppassen: verslavend!) een van de laatste, zo niet dé laatste show van Barbra Streisand (uit 2018) langskomen. He ja, effe onbezorgd je overgeven aan ‘La Streisand’.
De show is gelikt en bedacht van begin tot eind. Je moet effe door het gefleem met het publiek heen prikken en ook door de politiek correcte teksten en het vreselijk Amerikaanse van deze show, maar als ze haar mond open doet om te zingen ben ik altijd meteen om. Wat een stem! En ja, ze is 75 godbetert, mag er dan een fluttertje hoorbaar zijn? Het maakt de stem alleen maar interessanter.
Ik zit te smullen en als ‘Evergreen’ langskomt ga ik even rechtzitten. Ik heb het nummer (lang geleden) vaak gezongen; bij bruiloften, een geheide hit. Als een zangeres zowel het Avé Maria van Bach/Gounod (een draak van een lied trouwens…) als ‘Evergreen’ kan zingen is dat mooi meegenomen…
Ik kan niet belten als Streisand, maar mijn middenregister is wel zo stevig dat het een beetje op belten lijkt en samen komen we aan het einde van het lied waar de lange, lange laatste toon wat lijkt op een wedstrijdje tussen haar en mij… Ik win het, als ik op mijn gemak ben. Onder druk zou het nog wel eens anders uit kunnen pakken. Tevreden knik ik naar de TV: het applaus is natuurlijk ook een beetje voor mij…
Oh ja, dat u het effe weet: ik was deze avond alleen thuis…
Eind februari ben ik voor Musico 4 dagen in Milaan. Ja echt! Ik was er in 2016 en was toen voor het eerst van mijn leven in het opera-mekka: La Scala. Ook dit keer zijn er twee voorstellingen in la Scala: ‘Il Turco in Italia’ van Rossini en ‘Il Trovatore’ van Verdi. Wij reisleiders leiden de voorstellingen altijd in en dat betekent soms best wel buffelen, om voor repertoire dat je niet zo goed kent leuke wetenswaardigheden bij elkaar te sprokkelen. Dit keer zijn de twee opera’s voor mij een makkie, veel over te vinden, Trovatore ken ik goed (zong er ooit zelf aria’s uit) dus ik zet mij in de weken vóór vertrek opgewekt aan het werk.
Sowieso spelen de reizen voor Musico in de weken voor vertrek nogal door mijn hoofd; het is best wel een verantwoordelijkheid: met een man of 20 klassieke muziekliefhebbers op pad en de reis, het hotel, het eten en de voorstellingen begeleiden. Hopen dat er niks misgaat en als dat wel gebeurt: handelen. Ik vind het geweldig werk, maar het vraagt ook wel wat van me…
Ik zoek bij ‘Il Trovatore’ wat muziek om te laten horen tijdens mijn inleiding. Een gevaarlijk moment tijdens het werken aan zo’n lezing, want niet zelden verlies ik mij in het eindeloos draaien van geweldig (al dan niet oud) materiaal dat ik op YouTube en Spotify en in mijn CD-kast vind.
Wist u dat er een stuk of honderd versies van de woede-aria ‘Di quella pira’ zijn? Pas op! begin er niet aan, want voor u het weet hebt u een oorwurm te pakken; de deun gaat niet meer uit je hoofd, ik weet het uit ervaring.
De hele nacht vullen Luciano Pavarotti, Placido Domingo, Franceso Corelli, José Carreras en Jonas Kaufmann mijn dromen met woede en zwaarden en testosteron. Niet geheel verwonderlijk sta ik de volgende ochtend onder de douche nog steeds met ‘Di quella pira’ in mijn hoofd (je hoeft je overigens pas echt zorgen te gaan maken als je níet weet waar het deuntje in je hoofd vandaan komt…).
Op mijn werk heeft een collega het over het nummer ‘Malle Babbe’ van Rob de Nijs, hij hummelt wat van de tekst voor. In mijn hoofd wijkt Trovatore en dringt Rob de Nijs zich op (of je daar nou blij mee moet zijn…). Ze blijkt niet sterk genoeg voor Maestro Verdi, Malle Babbe, en tijdens de lunch is ‘Di quella pira’ er weer. Als ik later ‘Tacea la notte placida’ vind, ook uit Trovatore, schiet dat deuntje weer in mijn hoofd, meer mijn eigen stemvak.
In de middag zingt een collega plagerig tegen een andere collega die haar zin niet krijgt: “de meeste dromen zijn bedrog” en verdringt Marco Borsato mijn aria. IJzersterke tekst destijds, maar zingen heeft Borsato nooit echt goed geleerd; een feestje bouwen met een hit trouwens wel.
Net als ik ’s avonds een beetje wanhopig word van die Borsato-dromen hoor ik in de serie ‘The Watchmen’ die ik aan het binch-watchen ben het ‘Lacrimosa’ uit het Mozart-Requiem en heb daar mijn oorwurm voor de komende nacht te pakken; ik zong het Requiem ooit zelf mee en kan de melodie dromen en dat sterke ritme, met die zware, zware slag op de eerste tel: geweldig! Van dit ‘Lacrimosa’ naar dat van Verdi (ook een oorwurm) is niet zo’n grote stap voor een koorzanger…
In de volgende aflevering van ‘The Watchmen’ zit Beethoven 7, deel 2. Ooit voor het eerst gehoord tijdens een reis naar De Wachau en in tranen. Hup, zegt mijn geest en springt naar Beethoven.
Ik hoor Huub Stapel in zijn serie over de Rijn zingen ‘Warum ist es am Rhein zo schön’, probeer dat maar es géén oorwurm te laten zijn…
Affijn, het rijtje oorwurmen is niet af, maar het is maar een voorbeeldje. Als u nou al deze nummers en de muziek die erbij hoort opzoekt en draait bent u weer een week van de straat!
Ik loop naar mijn werk; van ons appartement aan de rand van Eindhoven is het precies 34 minuten lopen naar het centrum van Eindhoven. Met de stadsbus gaan duurt per saldo net zo lang en de buitenlucht is heerlijk, vooral nu er ’s ochtends zich weer vogeltjes melden en het licht wordt terwijl ik loop. Bovendien heb ik een pestpokken-hekel aan fietsen.
Tegen achten doe ik dus mijn wandelschoenen aan en ‘loop aan’ (da’s Brabants, wij rijden ook aan hier, niet weg; de uitdrukking leidt soms tot hilarische misverstanden met niet-Brabanders). Op mijn werk aangekomen zet ik mijn wandelschoenen in de garderobe en heb ik daar een paar nette schoenen staan. Altijd dezelfde schoenen aan op mijn werk is-not-me. Wie mij kent weet dat ik ooit een soort Imelda Marcos was (die had toch ook -tig paar schoenen?). De laatste jaren werd de schoenen-fetisj wat minder, hoeveel verschillende paren kan een mens regelmatig aan, wat u? Dus ik stootte tijdens het opruimen van onze gezamenlijke kleedkamer op een paar oude, zwarte laarsjes en dacht, kom, die neem ik mee en zet ik op mijn werk neer, dan draag ik ze nog eens.
Ik doe mijn wandelschoenen uit en heb moeite in de laarsjes te komen, ze sluiten nog steeds naadloos om mijn voeten. Die moeite herinnert mij aan mijn laatste concerten als professioneel zangeres: de Carmen-voorstellingen, nu alweer 10 jaar geleden. Toen had ik die laarsjes ook aan, vooral omdat ze zo lekker stevig aan mijn voeten zaten en het makkelijk was er temperamentvol mee te stampen en te dansen en te rennen.
Het lijkt potdrie wel – merk ik als ik ga staan – alsof het ritme er nog in gebakken zit. Dankzij mijn strenge lerares toen – Flamengo-danseres Jeanne de Vaan – schiet mijn lijf meteen even in de modus van ‘Les Tringles des sistres tintaient’ uit Carmen. Bekken naar achteren, ellebogen van het lijf, polsen hoog en in een draaistand. Jeanne had aan mij te werken: ik ben niet erg dansant, wreef ze me ongeveer drie keer per repetitie in… Geeft niet, van haar kon ik het hebben.
De hele verdere dag blijft Carmen in mijn spieren en mijn hart zitten… destijds was het de laatste voorstelling die ik draaide, zo schreef ik al. Ik had heel veel moeite met de druk die solo zingen met zich mee bracht en toen de poppenspeler afhaakte wegens ziekte en er geen andere projecten meer op de rol stonden, hakte ik de knoop door: geen solo-zang meer voor mij. Nooit gedacht dat de zon na zo’n beslissing de volgende ochtend weer op zou gaan, maar hij deed het, de volle 10 jaar sindsdien trouwens ook… En hij bracht nieuwe dingen en nieuwe wegen. Het is een goede beslissing geweest.
Als ik eind van de middag de laarsjes weer wissel voor de wandelschoenen en ik in de spiegel mijn struggle daartoe zie, zijn er gemengde gevoelens: een grinnik om dat stugge, wat ouder geworden lijf, een snik om de verloren strijd tegen de zenuwen, een gevoel van triomf dat ik het hem toentertijd toch maar mooi geflikt heb en veel dankbaarheid om de vervulling die zingen me gebracht heeft, en nog een paar gevoelens meer, die ik hier lekker niet vertel….
Aldus een dagje Carmen.
Ik zat een beetje in een dalletje met mijn Vocalies… Na ruim 10 jaar heb je zo’n beetje alle opera’s wel besproken, genoeg gescholden op slechte uitvoeringen, of slechte zangers, bijdehand genoeg allerlei anekdotes verteld en genoeg veren in je eigen reet gestoken. Ik draaide in de bus van Musico, terugrijdend van de kerstreis, de eerste afleveringen van mijn podcast Vocalies (die had ik jaren niet gehoord) en was verrast: wat ik 10 jaar geleden in mijn podcasts beweerde staat nog steeds. Er is verschrikkelijk veel leuks om u te laten horen en inmiddels ‘own’ ik mijn zuidelijke tongval als een kwaliteit en laat ik me niet meer terugzetten door randstedelijke arrogantie. Tenslotte hoor je bij mij het verschil tussen een f en een v, een s en een z, heb ik 3 soorten r-en tot mijn beschikking (waarvan er eentje eigenlijk geen r is… ) en kan ik kiezen uit vele gradaties g’s, van zeer zacht tot zo scherp dat je er keelpijn van krijgt. En ik kan vrijwel accentloos het Duits, Engels, Frans, Italiaans en Spaans uitspreken… me dunkt…
Ik moet dus weer aan het schrijven zien te komen, ook dat kan ik. U merkt: ik heb geen last van valse bescheidenheid (nooit gehad ook, eigenlijk, sprak zij grinnikend). Ik ben in januari 61 geworden en ook dat zal ik maar eens gaan ‘ownen’; hè, wat een vreselijke term eigenlijk! In de ambtenarij (waar ik het grootste deel van mijn tijd werkzaam ben) hebben ze het over ‘eigenaarschap’ da’s misschien een (iets) betere term.
Toen ik van de week weer eens stond te neuriën en lucht-dirigeren bij onze printer zei een collega (overigens zonder een spoor van valsigheid) “jij hebt ook altijd muziek in je kop hè?!” schoot het me te binnen: ik ga eens een weekje hier op Vocalies een dagboekje bijhouden van wat er zoal – te pas en te onpas – door mijn hoofd schiet aan vocaals en klassieks tijdens een hele week in het leven met een grote L. Op die manier kom ik weer in een soort van schrijf-modus, breng ik wat orde aan in de chaos in mijn hoofd (want dat is het soms hoor, in die bovenkamer van mij) en kan ik u een heleboel tips meegeven voor het luisteren naar heel veel muziek. Vooral klassiek, maar soms ook pop en alle aanverwante gebieden (behalve rap, want dat vind ik het lelijkste wat er is).
Ik beoog geen volledigheid en ik weet niet hoelang de stroom duurt, maar we gaan het gewoon proberen. Aan het einde van de week denkt u waarschijnlijk: dat mens is knettergek, maar hopelijk vindt u dan ook dat er in die gekte ook een soort préttige gestoordheid zit.
Tot morgen, dan gaat het over ‘de laarsjes bij Carmen’… lekker raadselachtig vindt u niet?