Addio a Carlo Bergonzi

Je kan bedenken wat je wil voor een stukkie over klassieke vocale muziek, als je ingehaald wordt door de dood van Carlo Bergonzi gaan de andere items maar op de plank: zo’n mooie tenor wordt niet vaak geboren, dus verdient hij aandacht. Als ik het eerder geweten had, was mijn onderwerp van vorige week al de plank op gegaan, maar ik kan mij erachter verschuilen: ik wist het niet.

Bergonzi is ook nog een bijzondere zanger: hij begon als bariton en eindigde als tenor.

Laten we maar bij het begin beginnen: Carlo Bergonzi werd geboren in Vidalenzo bij Parma op 13 juli 1924. Hij is dus net negentig geworden. Hij werd vooral bekend door zijn Verdi-rollen. Ergens schrijft iemand dat hij geen groot acteur was, maar ik vond dat nogal meevallen. Hij werd groot in een tijd dat men ook anders dacht over dat acteren bij opera. Kijk naar de oudere zangers in deze tijd (bijvoorbeeld Domingo, Carreras, Sutherland, Scotto): als ze lang gezongen hebben zie je dat ze in de beginjaren sommige rollen heel anders interpreteerden dan in de latere jaren. Regisseurs zijn er ook anders over gaan denken. Zoek voor de lol maar eens Placido Domingo op die met een interval van ongeveer dertig jaren Vesti la Giubba zong; twee filmpjes met een wereld ertussen, ongelooflijk.

Maar goed, dit stukkie zou over Bergonzi gaan. Werd hij dan niet om zijn acteertalent bewonderd, wel om zijn prachtige dictie, gladde legato, warme timbre en elegante frasering.

Hij begint zijn zangstudie al op zijn veertiende. In de Tweede Wereldoorlog is hij krijgsgevangene. Na de oorlog keert hij terug naar Italië en studeert hij aan het Boito Conservatorium in Parma.

In 1948 debuteert hij als bariton, maar trekt zich na korte tijd terug, om in 1951 als een soort tenor-fenix te herrijzen. Hij begint dan met een zware rol: die van Andrea Chénier in de gelijknamige opera. In datzelfde jaar zingt hij ter gelegenheid van de vijftigste sterfdag van Verdi de minder bekende tenorrollen uit I due Foscari, Giovanna d’Arco en Simone Boccanegra.

In 1953 staat hij in La Scala in Milaan en in Londen en maakt hij in Chicago in 1955 kennis met Amerika, om er eigenlijk nooit meer weg te gaan: hij wordt ster-zanger aan The Met in New York en zou in New York (maar dan in Carnegie Hall) ook afscheid nemen van zijn carrière. In 2000 zou hij er in een concertante uitvoering de rol van Otello nog een keer zingen. Dat lukte niet helemaal. Het verhaal gaat dat zijn stem geïrriteerd zou zijn geraakt door de airco in de kleedkamers en een vervanger heeft de opera uitgezongen. Of die daarna nog een stem over had (Otello is een tenoren-killer) heb ik niet kunnen vinden. Het had misschien nog best wél gekund daar in Carnegie Hall, want de opnames van de laatste echte repetitie laten een tijdloos mooi zingende Bergonzi horen, zo lees ik ergens.

Bergonzi was eigenlijk de man van de opnames: talloze heeft hij er gemaakt, vooral in de zestigerjaren van de vorige eeuw. Jammer dat ze toen nog niet zulke mogelijkheden vooropnamen hadden dan nu, maar toch: het staat er prachtig op en er zijn mensen die de drie grote tenoren (in een adem genoemd: Carreras, Pavarotti en Domingo) zó inruilen voor een opname met Bergonzi. Laat staan een vergelijking met zijn concurrenten in zijn eigen tijd: Corelli, Del Monaco en Di Stefano…

Na zijn pensionering was Bergonzi vaak te vinden in zijn hotel in Busseto (‘I due Foscari’), waar ook de Accademia Verdiana in huist. En hij begeleidde jong talent.

Ik zat ontzettend te dubben welk filmpje ik voor u op zou laden. Mijn stelregel dat het bewegend beeld moet zijn indachtig, viel er een hoop moois af… Er is een opname van ‘Una furtiva lagrima’ uit ‘L’Elisir d’Amore’ die best goed is, maar daar neemt hij de tempi wel heel vrij. Het is maar goed dat de begeleiding zo ‘droog’ is. Eén begeleider kan wel effe wachten tot de tenor zijn mooie noot minstens drie keer langer aanhoudt dan in de partituur staat, een heel orkest niet… En wat de regisseur bezielt heeft met dat secondenlange shot van een leeg toneel? We zullen het nooit weten. Ik heb eens op een (illegaal gemaakte) DVD gestaan met tijdens de hele aria alleen mijn hand in beeld ( en dan moet u maar van mij aannemen dat het míjn hand was….proest). Wat díe regisseur bezielde heb ik ook niet vast kunnen stellen.

Ik koos uiteindelijk toch maar voor de opname van ‘Quando le sere al placido’ uit Verdi’s Luisa Miller. De opname uit 1981 is zwaar overstuurd, maar er is ook een opname van dezelfde aria uit zijn afscheidconcert in 1996, dan vijftien jaar ouder; u kunt dan een beetje vergelijken en lees ook de commentaren eens die onder het beeld hangen…. Er zijn af en toe interessante discussies gaande daar. Ik kon alles verstaan, natuurlijk is Italiaans zijn moedertaal, maar toch: het is zo verzorgd en precies. En natuurlijk pakt hij uit. Dat deden ze toen en dat doen ze nu…
Kortom: met Carlo Bergonzi is een hele grote heengegaan…..

Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *